Onvoltooide geschiedenis van Rome

beard_spqr

Elk voorjaar zijn er twee evenementen waarmee de Oudheid in het zonnetje wordt gezet: de Week van de Klassieken en de Romeinenweek. Steeds is er daarbij één vraag die elke spreker, standhouder of re-enactor vreest: “Is er een goede website of een goed boek met meer informatie over de Romeinen?”

Nee. Voormalig UvA-hoogleraar Fik Meijer heeft het in 2005 geprobeerd, maar Macht zonder grenzen bevat tientallen feitelijke onjuistheden, methodische fouten en zelfs pseudowetenschap. Dit is problematisch in een tijd waarin er steeds meer hoogopgeleide lezers zijn die zulke fouten zien en sceptisch worden. Wetenschappelijke conclusies gelden niet meer als onbetwistbaar en dan helpt het niet als een boek voor het grote publiek vol herkenbare fouten staat.

Vanzelfsprekend worden de oudheidkundige disciplines niet als enige geconfronteerd met gezagsverlies: UMTS-masten, autisme en klimaatverandering zijn andere onderwerpen waarover wetenschappers niet zomaar worden geloofd. Onder wetenschapscommunicatoren is er daarom consensus dat ze niet slechts feiten moeten presenteren, maar ook het wetenschappelijk proces. Dit is een eerste stap om uit te leggen waarom wetenschap niet “ook maar een mening” is, maar een betere mening.

Voor de oudheidkunde betekent dit uitleg van het filologisch handwerk, de archeologische methoden en de historische verklaringsmodellen. Doordat dit echter nog onvoldoende gebeurt, blijven de oudheidkundige disciplines geschaduwd door flauwekul: de Perzische Oorlogen waren beslissend voor de Europese cultuur, de oude Egyptenaren waren zwart, er worden Dode Zee-rollen achtergehouden, in Nijmegen was geen aquaduct, Alexander de Grote was een verlichte geest, de Romeinen zijn nooit in Nederland geweest, Jezus heeft niet bestaan, Archimedes vernietigde schepen met brandspiegels.

En nu ligt er dan S.P.Q.R. Een geschiedenis van het Romeinse Rijk van Mary Beard, werkzaam aan een van de beste universiteiten ter wereld, Cambridge, en bekend van enkele tv-programma’s over het oude Rome. Als iemand de laatste inzichten uit de oudheidkundige disciplines kan overdragen volgens de laatste inzichten over wetenschapsvoorlichting, zou zij het moeten zijn. Het eerste gaat haar goed af: de informatie die ze aanbiedt, is gedegen.

Nu kan een redelijk opgeleide burger met wat kritische zin – laten we zeggen: de lezer van de Boekenbijlage van het NRC Handelsblad – over veel van de door Beard behandelde onderwerpen ook op het internet behoorlijke informatie vinden. Maakt dat een overzichtswerk als S.P.Q.R. niet overbodig?

Bepaald niet. Op websites als de Wikipedia is er immers geen rangorde tussen belangrijke en onbelangrijke informatie, en een boekenauteur kan dat onderscheid wél aanbrengen. Illustratief is Beards behandeling van de veldslag bij Cannae in 216 v.Chr., waarin de Karthaagse veldheer Hannibal een groot Romeins leger versloeg. Beard laat de tactische details, die doorgaans de aandacht trekken, vrijwel onbehandeld en legt in plaats daarvan uit dat de Romeinen door hun nederlaag waren gedwongen hun muntstelsel te hervormen. Ook vertelt ze hoe individuele burgers de constructie van een vloot financierden, wat ze beschouwt als aanwijzing voor het Romeinse patriottisme, voor de penibele staatsfinanciën én het feit dat er ondanks de oorlogsinspanning nog volop burgers waren met aanzienlijke financiële armslag. Dergelijke duiding zul je niet snel aantreffen op de Wikipedia en dit is de reden waarom boeken nog niet irrelevant zijn.

Beard legt ook uit waarom ze de tactische details onbehandeld laat: de bronnen zijn te onduidelijk en we kennen de locatie niet goed genoeg om er iets werkelijk zinvols van te zeggen. Helaas laat ze dit soort uitleg vaak ook achterwege. Zo stelt ze ergens dat keizer Augustus in zijn propaganda koningin Cleopatra probeerde te presenteren als een decadente oosterse heerseres. De luxe aan het Egyptische hof werd daartoe, volgens Beard, nogal overdreven voorgesteld. Ze heeft ongetwijfeld gelijk maar gooit het plompverloren neer zonder te verklaren hoe ze weet – hoe ze weten kán – dat Cleopatra niet leefde in excessieve weelde. We moeten haar maar op haar woord geloven en dat is nu net wat de steeds sceptischer wordende burger niet langer doet.

Te vrezen valt dat Beard, juist als het er bij de wat controversiëlere onderwerpen echt op aankomt, weinig sceptici voor de wetenschap zal winnen. “De waarheid is dat … het christendom moeilijk goed te definiëren is,” schrijft ze stellig, na te hebben uitgelegd dat de christenen in de Late Oudheid hun geschiedenis hebben herschreven als een verhaal waarin de geloofswaarheid door wrede heidenen en schismatieken werd bedreigd maar uiteindelijk zegevierde. Beard heeft gelijk maar zal er behoudende gelovigen en Jezusmythicisten (die het idee uitdragen dat het christendom is ontstaan uit heidense godsdiensten en Jezus niet heeft bestaan) niet mee overtuigen, terwijl die moeiteloos zien dat Beard iets claimt maar niet beargumenteert.

In dit geval zou het hebben geholpen als Beard S.P.Q.R. wat verder had voortgezet. Ze breekt het echter af in 212 na Chr., als keizer Caracalla het Romeinse burgerrecht verleent aan alle vrijgeboren mannen en er een einde komt aan wat ze een “burgerschapsproject” noemt. Niet alleen is dit een abrupt einde – meestal eindigt een geschiedenis van het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw of nog wat later – maar het betekent ook dat belangrijke aspecten onbehandeld blijven. Het staat Beard vrij te stoppen op een moment dat haar schikt, maar als ze niet echt uitlegt hoe de oude culten verdwenen, blijft de bewering in het luchtledige hangen dat de christenen zichzelf hielpen aan een triomfantelijke ontstaansgeschiedenis (“de extreemste voorbeelden aller tijden van het herschrijven van de geschiedenis”).

Navraag bij enkele mensen die begin juni op het Nijmeegse Romeinenfestival het publiek informeerden, leerde dat ze gemengde gevoelens hadden bij S.P.Q.R. Een geschiedenis van het Romeinse Rijk. Het is vanzelfsprekend goed nieuws dat er voor het eerst in mensenheugenis een geschiedenisboek over Rome is dat niet wemelt van de feitelijke onjuistheden. Het boek leest in de vertaling van Ineke Mertens bovendien erg lekker weg.

De nadelen: een zeer belangrijk deel van de Romeinse geschiedenis blijft onbehandeld en de auteur licht boude claims onvoldoende toe. Als dan ook de methodische kant – de opgravingstechnieken, de verklaringsmodellen en het soms puur ambachtelijke handwerk – inadequaat wordt behandeld, kunnen we er zeker van zijn dat sceptici zullen concluderen dat de oudheidkundige disciplines geen doordachte methoden hebben, dat een wetenschappelijke opleiding helemaal niet nodig is en dat oudheidkundigen van alles roepen zonder het te onderbouwen.

Beards boek is een voorbeeld van wat vroeger “populariseren” heette: de universiteit beschouwde zich als “zender” en de burger was een ietwat passieve “ontvanger”. In het huidige informatie-overaanbod is de rol van de burger actiever: hij selecteert en bepaalt daardoor wat hij te horen krijgt. De wetenschapscommunicatie heeft zich daaraan aangepast door niet alleen de feiten te presenteren maar ook uit te leggen hoe we aan die feiten komen. Op dit punt schiet Beard echter tekort: terwijl ze Rome presenteert volgens de laatste inzichten, veronderstelt ze een publiek dat haar op haar woord gelooft. Dat kon een kwart eeuw geleden misschien, maar zeker niet in 2016.

[Oorspronkelijk verschenen in het NRC Handelsblad van 24 juni 2016.]

Deel dit:

8 gedachtes over “Onvoltooide geschiedenis van Rome

  1. rjvbever69

    Ik heb het boek een paar weken geleden gekocht omdat ik destijds (2008?) haar boek over Pompeï gelezen heb. Persoonlijk vind ik de biografische notitie over haar in de Engelse Wikipedia ook erg sympathiek overkomen, maar dit speelt uiteraard geen rol. Dit boek staat voor heel binnenkort op mijn leeslijst. Als niet-classicus, niet-archeoloog, maar oud-gymnasiast, gepensioneerd arts met een bovengemiddelde belangstelling voor de oudheid heb ik veel aan je recensies en ik ben dus ook een beetje blij dat je het een van de betere boeken vindt, zij het wel met kanttekeningen.
    Tegenwoordig lees ik ook meestal de recensies in The Guardian, Le Monde of the New York Times en (i.t.t. vroeger) koop ik niet meer alles klakkeloos zonder eerst de recensies te lezen. Je stelling dat het concept (of het nu over de geschiedenis van de Oudheid gaat of niet) dat de auteur geen simpele zender meer is en de ‘leek’ een simpele ‘ontvanger’ deel ik volledig. Dat geldt ook voor andere wetenschapsgebieden. De tijd dat een patiënt de arts als een halfgod zag en alles trouw geloofde en deed wat hem gezegd werd ligt ook al weer lang achter ons, alhoewel ook daar nog behoorlijk veel werk aan de winkel is.

    Terug naar dit boek:

    Een passage uit de recensie in The Guardian (heel lovend) bevestigt m.i. jouw mening:(https://www.theguardian.com/books/2015/oct/18/spqr-by-mary-beard-review-rome)

    ‘ …And it is in the deconstruction of these ideals that she is at her most vital. She is very much of our time and yet she invariably avoids the pitfalls of anachronism when discussing the values and thinking of the ancients. On the law, she remarks that the 12 tables – the codified Roman legal system – were “a commitment to agreed, shared and publicly acknowledged procedures for resolving disputes… What was to happen if the guilty party was a child? The penalty in that case might be beating rather than hanging.” A lesser writer might stop to wring her hands about child abuse. Beard goes on: “A distinction that heralds our ideas of the age of criminal responsibility…’

    Ander citaat (uit Wikipedia) over haar wetenschappelijke aanpak:

    Scholarly approach
    According to University of Chicago classicist Clifford Ando, Beard is noted for two aspects of her approach to sources: she insists that ancient sources be understood as documentation of the attitudes, context and beliefs of their authors, not as reliable sources for the events they address, and secondly, she argues that modern histories of Rome be contextualised within the attitudes, world views and purposes of their authors.

    Ligt dit niet in lijn met de stellingen waarop jij steeds blijft hameren?

    Alleen ben jij nog kritischer over het boek dan The Guardian, m.n. wat de bruuske stop bij Caracalla betreft.
    Kan het zijn dat zij zich minder thuisvoelt in de tijd na Caracalla? Ik zit in een Latijnse leeskring in Arnhem sinds een jaar of tien en ieder jaar volgde ik in het kader van de Volksuniversiteit een cursus over een thema uit de Oudheid. Het waren heel participatieve cursussen. De groep die qua samenstelling nauwelijks varieerde is later uitgegroeid tot een solide vriendengroep, met nauwelijks nog banden met de Volksuniversiteit. Enkele thema’s: de voedingsbodem voor het vroege christendom, de positie van de vrouw in de oudheid, etc.
    Er stond voor vorig jaar op het programma: Peter Brown: Through the eye of the needle. Helaas is de docent ziek geworden en is gestopt met de cursussen.Op dit moment lees ik het boek. Pittig, maar stimulerend en Peter Brown is niet zomaar iemand.
    Mijn vraag is dus: kan die stop ook ingegeven zijn door het besef dat er anderen zijn die beter geëquipeerd zijn dan zij om hierover te schrijven? Het is maar een gedachte.
    Over het minder uitwerken van sommige thema’s zou ik me wel kunnen voorstellen dat ze dit niet gedaan heeft om het boek niet nodeloos lang te maken.
    Wat ik leuk vind: sinds twee jaar geleden lezen we het pensum voor de voorbereiding van de gymnasiasten op het eindexamen. Dit jaar is Livius aan de beurt: Religionis causa – Mythe en rite in Livius’ geschiedenis van Rome. Hopelijk biedt het boek van Mary Beard mij de nodige achtergrond bij de discussies.
    Sorry voor de lengte van mijn verhaal!

  2. Ik denk ook dat die abrupte stop is ingegeven door haar expertise. Op zich is te prijzen dat iemand haar beperkingen kent. Er zijn legio oudhistorici die boeken schrijven over zaken waarvan ze geen verstand hebben, zoals Fik Meijers boek over Jezus.

    Dat gezegd zijnde: als een voor je betoog cruciale toelichting dan overboord valt, heb je een incompleet boek geleverd. Het was beter als ze een coauteur had gevraagd, en dat moet gemakkelijk zijn als iemand de middelen van Cambridge ter beschikking heeft en kan zorgen voor TV-exposure. De vraag is waarom ze het heeft nagelaten.

    Ik heb elders betoogd dat dit soort boeken door teams moeten worden gemaakt en dat vind ik eigenlijk nog altijd.

  3. Caroline

    Ik denk dat als Beard (of iemand anders) goede kennis presenteert in een populair wetenschappelijk boek dat uiteindelijk voornamelijk door mensen met kennis en door geïnteresseerde leken gelezen wordt, het geen probleem is als niet alles tot in de puntjes onderbouwd wordt.
    Volgens mij is het juist goed dat ze een goed en leuk boek kan schrijven en door haar bekendheid een relatief groot publiek weet te bereiken. Wanneer mensen dan voldoende geïnteresseerd zijn, gaan ze zelf wel op zoek naar ontbrekende informatie.

    1. Die ontbrekende informatie, die ontbreekt dus. Om een voorbeeld van Jona zelf aan te halen: er is wel informatie op het niveau van “Kijk” (zoals in Hermeneus en Archeologie Magazine) maar niet op het niveau van de “New Scientist”.

      1. Ja, dat zeg ik wel eens, al wil ik erbij aantekenen dat nu juist Hermeneus en Archeologie Magazine lichtpuntjes zijn. Dat eerste niveau is er en het is alleszins redelijk. Het probleem is, inderdaad, het ontbreken van het tweede niveau en de onwil zelfs maar in discussie te treden, wat je zou kunnen typeren als de derde verdedigingslinie.

  4. Gherardus Havingha

    Ik heb het boek (Engelstalige versie) net uit, af en toe miste ik voet/eindnoten (hoe komt ze aan díe info?), maar de uitgebreide literatuurlijst met suggesties compenseert weer wat.

    Bekentenis: ik heb ook Fik Meijers “Muren van alle tijden” (persoonlijke reisleidersherinneringen) gelezen, daar komt het monument van de bakker/ondernemer ook naar voren, net als in het boek van Beard.

  5. Dirk

    Gisteren nog op een terras over dit punt gepalaverd. Als je ervoor kiest om geschiedenis te vertellen, dan doet de uitleg over de methode het verhaal stokken. Wie meer wil weten over de methode (en ik denk dat je die groep wat overschat), kan dan bediend worden in noten. Maar waar zet je die? Onderaan, achteraan? Mijn gesprekspartners vonden een overdaad aan noten storend.
    Op dit moment lees ik een biografie van Nelson met tientallen pagina’s noten achteraan. Sommige bestaan uit niet meer dan een verwijzing naar deze of gene brief, andere beslaan meerdere alinea’s waarin de auteur zijn conclusies verdedigt en vergelijkt met anderen. Het geeft me toch meer de indruk dat aan dit boek serieuze research is voorafgegaan en dat de auteur weet waarover hij praat.

Reacties zijn gesloten.