De brug over de Kwai (4)

De brug over de Kwai
De brug over de Kwai

[Een tijdje geleden kreeg ik van de familie van de heer Dick van Zoonen het verhaal toegestuurd van zijn wederwaardigheden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik plaats het deze weken op mijn blog. Een overzichtspagina groeit daar.]

Brug over de rivier de Kwai

In Banpong werden we in open vrachtauto’s geladen. Staande werden we 60 km verderop gebracht in een kamp met Engelsen die een brug aan het bouwen waren over de rivier de Kwai. Officiële naam Mènam Kwee Hjai. In het kamp zaten al 900 Engelsen en daar kwamen nu 600 Hollanders bij.

De Engelsen zaten er al drie maanden en  hadden een houten noodbrug al klaar. Het verdere werk was: een betonnen/ijzeren brug parallel aan de houten brug bouwen en de spoordijk van en naar de brug maken. Alle vaklieden waren Japanse soldaten, gevangenen deden alleen de ongeschoolde arbeid.

De spoorlijn die wij aan moesten leggen moest de verbinding vormen tussen het bestaande spoorwegnet in Thailand en dat in Birma. De ontbrekende schakel was 415 km lang. In november 1943 was dat stuk klaar en kon het front in Noord-Birma per trein bevoorraad worden. De zeeweg van Japan naar Birma was gevaarlijk. Engelse vliegtuigen en duikboten vanuit Ceylon (Sri Lanka) vielen de Japanse schepen tussen Singapore en Rangoon steeds vaker aan.

Eén van de werkjes waar ik aan meegedaan heb was het scheppen uit de rivier van kiezelstenen nodig voor het beton. Wij schepten deze stenen in ondiepe schuiten die ze dan naar een plek vlak bij de te storten pijlers bracht. Een paar weken later moesten wij met tientallen mannen staande op een reusachtige steiger mandjes met deze stenen doorgeven naar boven waar ze in de bekisting van de betonnen pijlers gestort werden. De hoogste pijlers waren circa vijf meter hoog.

Er waren gedurende drie maanden 600 Nederlandse krijgsgevangenen afkomstig van Java, KNIL-militairen plus enkele marinemensen te werkgesteld, van februari 1943 tot mei 1943. Samen met de Engelsen bouwden wij de brug met tien betonnen peilers en negen ijzeren bogen van ieder circa twintig meter lang. Verder waren er nog zes korte pijlers met daarover ook een soort brugstukken.De ijzeren bogen kwamen kant en klaar uit Madioen op Java. De bekisting voor de pijlers werden ook kant en klaar aangevoerd, evenals de zakken cement…

In de periode februari tot mei is de rivier laag. Toen er voldoende zand en grint op de juiste plaatsen verzameld was, moesten wij grote trapsgewijze bamboestellages bouwen om de bekistingen heen en daarna met honderd of meer mannen  mandjes met grind  en zand naar boven doorgeven, waar het in molens met cement gemengd werd en in de bekisting gegoten. Daarna bekisting verplaatsen en weer opnieuw.

Verder was het werk, de spoordijken naar het begin en einde van de brug aanleggen. Aan de westkant van de rivier heb ik in 1975 nog een kuil gevonden waar ik met 20 andere Hollanders zand en klei voor de spoordijk uit had moeten scheppen.

Alle geschoolde werk deden Japanners, de gevangenen deden alleen ongeschoold werk. Onze eigen officieren moesten toezicht houden. We hadden ook onze eigen militaire artsen. Er was alleen handgereedschap, bijlen, schoppen enz. Geen graafmachines, geen motorzagen.

De Engelse kampcommandant was Overste Toosey, een man zeer gezien bij alle krijgsgevangenen (ook de Hollanders), omdat hij onze belangen wat betreft eten en medicijnen goed wist te behartigen bij de Japanners.

In de tijd dat wij er zaten zijn drie Engelsen door de Jap geëxecuteerd wegens een vluchtpoging. Overigens waren er weinig doden, misschien een tiental, door ziekte. De grote aantallen doden vielen verderop in de jungle, daar gingen er honderden en duizenden dood aan malaria, dysenterie en vitaminegebrek. Eind mei 1943 gingen wij ook de jungle in om verder aan de spoorlijn te werken.

In november 1944 werden beide bruggen gebombardeerd. De Japanners hebben de brug één jaar lang voor militaire transporten van Thailand naar Birma kunnen gebruiken.

Heden is de brug en de spoorweg nog steeds in gebruik voor de plaatselijke bevolking, drie treinen heen per dag plus drie treinen terug.

Het kamp bij de brug heette Tamarkan, circa 55 km van het beginpunt. Het was in krijgsgevangen terminologie een “goed  kamp”. Er waren weinig zieken en er vielen niet veel doden, behalve de drie Engelsen die wegens die vluchtpoging geëxecuteerd werden. De Jap gaf Thais die ontsnapte gevangen verrieden, een hoge premie en daardoor liep vrijwel iedere ontsnappingspoging op niets uit. Het geallieerde front zat meer dan 1000 km ver weg in Noord-Birma. Omdat er weinig zieken waren, waren er veel werkers en daardoor was het werk vrij licht. Bovendien lag Tamarkan op de grens van de bewoonde wereld en was aanvoer van eten niet moeilijk.

Een  karwei waar ik een vreselijke hekel aan had was het sjouwen van vaten water van de rivier naar de top van een circa zestig meter hoge heuvel waar Japanners op zaten als uitkijkpost voor vijandelijke luchtaanvallen. Het water was om te drinken, maar diende ook als bad- en waswater. We deden dit met twintig man, twee aan twee een bamboe op de schouder waar de vaten van ik denk 40 liter aan hingen.

Een ander karweitje was het uit elkaar halen van bamboevlotten, die de rivier af kwamen drijven, en op vrachtwagens laden. Verder heb ik met grote houten hamers grint onder de bielsen van het stukje spoorlijn dat al klaar was geslagen.

Bij de meeste karweitjes was wel enig contact met de bevolking mogelijk, vooral om te handelen. De bevolking verkocht eieren, tabak en palmsuiker. Wij verkochten horloges, trouwringen en vulpennen, soms kleding. Bij één van die kontakten kwam ik in aanraking met iemand uit Saigon, die goed Frans sprak en die ik probeerde uit te horen over de oorlog. Veel liet hij niet los maar toch kwam ik aan de weet dat Charkow in de Oekraïne door de Russen op de Duitsers veroverd was. Latere pogingen om hem een Engelse krant uit Bangkok mee te laten brengen liepen op niets uit.

De hele oorlog wisten wij door allerlei geruchten redelijk goed hoe de oorlog ervoor stond. Het was wel een kunst waarheid en fantasie te scheiden. Waar de goede berichten in het algemeen vandaan kwamen weet ik nu nog niet, waarschijnlijk waren er hier en daar clandestiene radiootjes bij de gevangenen.

Aan het einde van de oorlog lagen er door de bombardementen twee betonnen pijlers en drie ijzeren bogen in puin. De spoorlijn is na de oorlog voor een “vriendenprijs” verkocht aan Thailand. Het kapotte stuk is toen snel gerepareerd. Midden in dat kapotte stuk is één nieuwe betonnen pijler gebouwd en zijn twee nieuwe bogen van ieder 30 meter geplaatst, van een afwijkende vorm. Als je nu de brug ziet valt dat stuk direct op.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

Een gedachte over “De brug over de Kwai (4)

Reacties zijn gesloten.