Augustinus (3)

De oudste afbeelding van Augustinus (Lateraan).
De oudste afbeelding van Augustinus (Lateraan).

[Dit is het derde deel van een artikel over Augustinus, geschreven n.a.v. Lane Fox’ Augustine. Conversions and Confessions (2015). Het eerste deel is hier.]

Augustinus mocht in het klooster dan een prettige levensvorm hebben gevonden, hij bleef twijfelen. Hij denkt in vragen – als manicheeër al en na zijn bekering tot het christendom niet minder. We herinneren ons dingen, maar waar komen die herinneringen vandaan? Hoe kan in zoiets kleins als ons lichaam zo onmetelijk veel informatie liggen opgeslagen? En hoe zit het met voorstellingen die we ons kunnen maken van dingen die we nog nooit hebben gezien? Of neem dit: als kind denk en redeneer je als kind, als volwassene denk je weer anders, maar waar is die kindertijd gebleven?

In feite was Augustinus begonnen de diepten van de menselijke geest te peilen en onderzocht hij wat “ik” nu eigenlijk was. Dat levert fenomenaal proza op dat in feite onvertaalbaar is. “Jij (= God) zat dieper in mij dan ikzelf” is omslachtiger dan het laconieke Latijnse interior intimo meo. (Let op het beginrijm en het klankspel.) Of bedenk eens wat mihi quaestio factus sum, “ik ben mezelf een raadsel geworden”, van indruk moet hebben gemaakt op lezers die anderhalf millennium leefden voordat Freud het onbewuste uitvond.

Sommige antwoorden zijn beroemd geworden. De manicheeërs vonden het joods-christelijke scheppingsverhaal maar vreemd omdat het veronderstelde dat God de wereld had geschapen. Dat betekende dus dat God van mening was veranderd, dus veranderlijk was en dus onvolmaakt. “Wat deed God voordat hij de wereld schiep?” was de manichese strijdvraag. Augustinus wees erop dat die vraag zinloos was omdat er voor de schepping ook geen tijd was.

En: als God volmaakt is, is hij dus ook onaantastbaar, maar waarom zou hij dan strijden tegen het kwaad? En: als God en de schepping goed zijn, waar komt dan het kwaad vandaan? Augustinus’ blijvende bijdrage aan de christelijke leer is het idee van een erfzonde, die door Lane Fox vakkundig in perspectief wordt geplaatst: het idee deed al de ronde in Afrika en was te herleiden tot een onjuiste vertaling van de Bijbel, die in Afrika werd gelezen in het Latijn. Lane Fox lijkt overigens een kans te missen een verband te leggen tussen enerzijds de erfzonde – de menselijke zwakte, ons onvermogen te willen wat we zouden moeten willen – en Augustinus’ afwijzing van seksualiteit, die een vorm van controleverlies is.

Nog een vraag: hoe verhield Gods almacht zich tot de vrije wil van de mens? Augustinus’ gedachten ontwikkelden zich en hij concludeerde uiteindelijk dat we gepredestineerd zijn. Dit betekent dat God sommige mensen schept om uiteindelijk in de hemel te komen en anderen om naar de hel te gaan, een denkbeeld dat naar onze maatstaven misdadig is. Predestinatie is uit de mode. Net als celibaat en erfzonde overigens. Augustinus is momenteel nogal onmodieus.

Wat het desondanks de moeite waard maakt de Confessiones te lezen is de eerlijkheid waarmee hij destijds, in 397, vragen stelde en probeerde te beantwoorden. We kennen zijn twijfels en dat maakt hem toch “een van ons”, zelfs al zijn zijn antwoorden in onze ogen vreemd en kunnen we de urgentie van zijn vragen niet navoelen. Hij meende dat hij rusteloos was geweest tot hij geborgen was in God, maar de passie waarmee hij zich tot op hoge leeftijd in allerlei polemieken stortte, suggereert dat hij nooit werkelijk rust heeft gevonden.

In de eerste negen boeken van de Confessiones vertelt hij wie hij was: een autobiografie waarmee hij toont dat God steeds bij hem was en zijn leven leidde. Tegelijk was het een weerlegging van het gerucht dat de ronde deed sinds hij in 395 op onregelmatige wijze tot bisschop in Hippo was benoemd: dat hij in feite manicheeër was gebleven. De vier laatste boeken vertellen wie hij was toen hij de Confessiones dicteerde en hier verkent hij de diepten van zijn ziel en de aard van de schepping. Ook hier rekent hij af met manichees gedachtegoed.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

5 gedachtes over “Augustinus (3)

  1. “… indruk moet hebben gemaakt op lezers die anderhalf eeuw leefden voordat Freud het onbewuste uitvond.” Zo oud is Freud nou ook weer niet! Moet zijn: anderhalf millennium. Boeiende stukjes over Augustinus! Bedankt!

  2. mnb0

    “Libanios van Antiochië”
    Misschien kun je ook eens een stukje aan hem wijden? Lijkt me een interessant figuur, na een vluchtige blik op de Wikipedia pagina.

    “de reputatie gegeven een seksuele frustraat”
    Dat is keurig aan mij voorbij gegaan. Mijn stereotypering is eerder dat hij als adolescent, twintiger en jonge dertiger flink de bloemetjes buiten heeft gezet. Toen hij uitgeraasd was (wilde haren verloren en zo) keerde hij zich daar volkomen vanaf en probeerde als een oude verzuurde sok andere jongelingen datzelfde plezier te ontzeggen. Vandaar dat ellenlange gezever over zonde, bv mbt een perendiefstal in zijn jeugd. Wie daar twee, drie keer zoveel tekst aan wijdt dan aan zijn werkelijk fantastische filosofie van de tijd (iedereen met belangstelling voor natuurkunde zou dat moeten lezen – de antwoorden zijn beslist niet vreemd) heeft zijn prioriteiten niet op orde.
    En daarmee symboliseert Augustinus van Hippo voor mij de christelijke verspilling van intellectueel talent. Natuurlijk ben ik me ervan bewust wat dat over mij zegt.

    “Hij denkt in vragen.”
    Mbt de tijd zijn al zijn vragen in de 21e eeuw nog net zo relevant. Wat meer is: de antwoorden ook. En er zijn niet veel Antieke denkers die dat nog kunnen zeggen.

    Uitgebreider commentaar hier.

    https://apoftegma.wordpress.com/2014/01/23/de-slaapverwekkende-kosmos/

    https://apoftegma.wordpress.com/2014/05/08/tijd/

  3. Predestinatie is inderdaad uit de mode. het hoorde bij een autoritaire kerk waar de gelovigen ja en amen moesten zeggen en vooral geen vragen mochten stellen. Ik heb met ‘medegelovigen’ die met predestinatie waren opgevoed en soms ijzig harde oordelen klaar hadden over gelovigen van een andere richting, geen enkele moeite gehad in discussies hierover. Ze hadden geen argument behalve ‘god heeft dat gezegd’.
    Wat heeft geloven voor zin als al bij je geboorte vaststaat of je gered bent of niet?

  4. Steven

    Erfzonde, helemaal mijn ding. Volgens G.K. Chesterton het enige christelijke dogma dat empirisch aantoonbaar is. Een paar dagen geleden nog, D. van Zoonen in De brug over de Kwai (9): ze moesten één kuub hout per man per dag kappen en werkten in groepen van 25. ‘We hadden de grootste moeite om onze 25 kubieke meter per dag klaar te krijgen. Als je niet klaar was mocht je niet terug naar het kamp. Na enkele weken besloten wij de vijfentwintig man op te spitsen in vijf groepen van vijf man. Met deze kleine groepen was het veel eenvoudiger de dagtaak op tijd klaar te krijgen. Dat deze splitsing zo’n groot effect had heeft diepe indruk op mij gemaakt. Kennelijk was in de grote groep iedereen bang dat hij te veel zou doen’. (Om het over die oorlog zelf maar niet te hebben natuurlijk). Lane Fox zal gelezen moeten worden, zie ik.

Reacties zijn gesloten.