De val van het Serapeion

De ondergang van het Serapeion in de Alexandrijnse wereldkroniek (klik=groot)

Ik schreef laatst over papyri, waarvan ik vertelde dat ik er altijd weer van onder de indruk ben hoe kwetsbaar en teer ze zijn. De bovenstaande afbeelding is een ander voorbeeld. Ze is afkomstig uit een geïllustreerd manuscript waarin belangrijke historische gebeurtenissen stonden beschreven: de Alexandrijnse Kroniek. Het eigenlijke boek is grotendeels verloren maar enkele fragmenten zijn via de Russische verzamelaar Vladimir Golenischev terechtgekomen in het Pushkin Museum in Moskou; het plaatje hierboven is komt uit een mooie, alweer een eeuw oude tekstuitgave.

Het is een bladzijde die de laatste regeringsjaren van keizer Theodosius beschrijft. Lange tijd is het gedateerd in de zesde eeuw, maar het schijnt iets ouder te zijn. In elk geval dateren de afgebeelde gebeurtenissen van rond 400 na Chr. De illustrator kiest voorbeelden uit de strijd tegen het heidendom. Hieronder wat details.

Een stervende Eugenius

Eugenius

Hierboven ziet u bovenaan de stervende rebel Eugenius. Onze bronnen beweren (ten onrechte) dat hij het christendom was afgevallen. Keizer Theodosius versloeg hem in 395 aan de rivier de Frigidus (in wat nu Slovenië heet). Eugenius is herkenbaar aan zijn purperen mantel.

Patriarch Theofilos van Alexandrië

Theofilos

Het tweede detail, hierboven, is de patriarch van Alexandrië, Theofilos. Hij is berucht omdat hij in 392 de tempel van Serapis in Alexandrië liet belegeren. Christelijke vandalen sloegen het cultusbeeld. Als u goed kijkt, ziet u dat Theofilos op een gebouwtje staat waarin nog net het hoofd van het beeld valt te herkennen. Dat moet het Serapeion zijn.

Stenenwerpers

Vandalisme

De scène rechtsonderaan is niet helemaal duidelijk. Het lijkt erop dat een monnik stenen werpt naar een tempel. In elk geval dit is duidelijk: de illustrator verheerlijkt religieus geweld. Hij was de enige niet. Na de korte regering van Julianus de Afvallige, die het heidendom bevorderde, zat bij de christenen de schrik er goed in. Was de kerstening tot dan toe vrij vriendelijk verlopen, voortaan schrok men niet terug voor geweld. Het beroemdste voorbeeld is de verwoesting van het Serapeion die ik zojuist noemde.

Dit is een van de beruchtste gebeurtenissen uit de Late Oudheid. Niet ten onrechte. Het Serapeion was staatsbezit en als het is gegaan zoals aangegeven, overtrad Theofilos de wet. Het is echter maar de vraag of het zo is gegaan.

Serapeion

De crisis – die er zeker is geweest – werd ingeleid door een vraag van de Alexandrijnse magistraten over heidense offers, waarop keizer Theodosius op 16 juni 391 antwoordde dat deze in Egypte moesten worden verboden (Cod.Th. 16.10.11). Dat lijkt simpel; we hebben de letterlijke tekst van het rescript en weten zelfs de dag waarop de vorst het dicteerde. Het is echter problematisch omdat in de Egyptische eredienst het offer een ondergeschikte rol speelde. Ondanks de algemene formulering trof de maatregel vooral de Grieks-Romeinse culten van Alexandrië. En daar betrof het alleen de eredienst voor Serapis.

Serapis was geen eeuwenoude Egyptische of Griekse god. De naam is weliswaar ontleend aan een aspect van de verering van de heilige Apis, een stier die geacht werd een manifestatie te zijn van de god Ptah. Na de dood van het dier – als hij was afgedaald naar het rijk van Osiris – kreeg het de naam Aser-Hapi ofwel Osiris-Apis ofwel Serapis. Toen de Macedonische vorst Ptolemaios de macht in Egypte had overgenomen, promoveerde hij deze godheid tot de voornaamste god van zijn nieuwe rijk.

Ondanks de oude, Egyptische naam was het een Griekse cultus, met aspecten van de verering van de oppergod Zeus, de genezende godheid Asklepios, de vruchtbaarheidsgod Dionysos, de zonnegod Helios en de onderwereldgod Hades. In die laatste val nog een aspect van de Osiris-cultus te herkennen. Omdat Serapis alle godheden in zich verenigde, kon zijn tempel in Alexandrië worden gebruikt door iedereen die aan n’importe welke god wilde offeren. Het was daarom een van de laatste grote heidense cultusplaatsen in een steeds christelijker stad.

De gevolgen

Theodosius’ rescript raakte de oude culten op een heel gevoelige plaats. De gebeurtenissen worden beschreven door vijf christelijke en niet-christelijke auteurs, waarvan Rufinus van Aquileia de belangrijkste is.

Volgens hem sloeg de vonk in het kruitvat toen Theofilos een verlaten gebouw opeiste om een kerk in te bouwen. Een latere auteur, Sozomenos, schrijft dat het ging om een oude tempel, wat verklaart waarom de eis onaanvaardbaar was voor de heidenen. Hoe dat ook zij, er braken rellen uit, waarbij de christenen zich gesteund voelden door de beslissing van de keizer dat er in Egypte geen heidense offers meer mochten worden gebracht. Een andere late auteur, de kerkhistoricus Sokrates, meldt dat Theofilos olie op het vuur gooide door op het forum de heidense riten te parodiëren. Het is de vraag of dit waar is.

In elk geval namen de heidenen hun toevlucht in het Serapeion, waar christenen hen belegerden. Zij overtraden evident de wet, maar leken keizerlijke steun te hebben. De blokkade moet enige tijd hebben geduurd omdat de autoriteiten advies konden gaan vragen bij de keizer. Dat moet enkele weken hebben geduurd. De vorst antwoordde dat het cultusbeeld moest worden vernietigd en de diverse relschoppers moesten worden begenadigd.

Alle bronnen – Rufinus, Sokrates, Sozomenos, Theodoretos en Eunapios – vermelden dat na de vernietiging van het cultusbeeld ook de tempel zelf werd vernietigd. Hoeveel tijd er tussen de vernietiging van het beeld en de sloop van de tempel verstreek, is onduidelijk. In elk geval kwam in de plaats van het Serapeion een kerk voor Johannes de Doper. Het is hierbij onduidelijk wie het initiatief tot de sloop namen. Volgens Rufinus en Theodoretos was het alleen Theofilos, volgens Sozomenos en Sokrates speelden ook de wereldlijke autoriteiten een rol. Eunapios zegt er niets over.

Kanttekeningen

Ik heb nog twee kanttekeningen. De eerste: we hebben dus geen duidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor het einde van de Serapiscultus. Het enige wat vaststaat is dat het keizerlijke rescript de sluizen open zette, maar wie in Alexandrië waartoe het initiatief nam, is onduidelijk. We kunnen niet met zekerheid zeggen of Theofilos door roeien en ruiten is gegaan. We kunnen de gebeurtenis evenmin benutten om te concluderen dat de patriarch een fanatiek verdediger was van de orthodoxie. We weten het domweg niet.

De tweede kanttekening: de val van het Serapeion was een schandaal en trok daarom alle aandacht. Nog steeds trouwens: zie de speelfilm Agora. Het zou echter verkeerd zijn om te zeggen dat de gebeurtenis ook representatief was voor de  laatantieke verhoudingen, zoals Stephen Greenblatt doet in The Swerve. (Het verwarren van het opvallende met het representatieve staat bekend als “Everest Fallacy”.)

Het staat dus vast dat er na de regering van Julianus fanatieke christenen zijn geweest, wat impliceert dat er ook gematigden waren. Het staat tevens vast dat er fanatieke en gematigde heidenen zijn geweest. De historische werkelijkheid is, zoals altijd, complex.

Doordat we vijf bronnen hebben, herkennen we de onoplosbare tegenspraken en voelen we frustratie, maar bedenk wat er zou zijn gebeurd als we maar één bron hadden gehad. Dan hadden we één verhaal zonder tegenspraken, hadden we het zomaar overgenomen en hadden we vrijwel zeker een te simpel beeld gehad van wat er is gebeurd.

Deel dit:

10 gedachtes over “De val van het Serapeion

  1. mnb0

    Bertrand Russell vertelt een verhaal over kerkvader Ambrosius waarbij Keizer Theodosius betrokken was dat hier nogal op lijkt. Ik citeer:

    “In het Oosten was ergens een synagoge in brand gestoken, en het kwam vast te staan, dat dit was geschied op aansporen van de plaatselijke bisschop. De keizer gelastte, dat de directe aanstichters gestraft zouden worden, en dat de schuldige bisschop de synagoge moest laten herbouwen. Ambrosius erkende noch ontkende de medeplichtigheid van de bisschop maar was verontwaardigd, dat de Keizer de partij scheen te kiezen van de Joden tegenover de Christenen. Wanneer de bisschop nu eens weigerde te gehoorzamen? Hij zou een martelaar worden, wanneer hij voet bij stuk hield, of een afvallige, wanneer hij toegaf. En wanneer de stadhouder mocht besluiten zelf de synagogen te laten herbouwen op kosten van de Christenen? In dat geval zou de Keizer een ongehoorzame stadhouder rijk zijn, en Christelijk geld zou zijn gebruikt om het ongeloof te ondersteunen.”
    …….
    [Russell citeert Ambrosius:] “Maar misschien is het voor u een kwestie van tucht en orde, o Keizer. Maar wat weegt tenslotte zwaarder: de handhaving van de orde of de zaak van het geloof? Hebt gij dan niet vernomen, o Keizer, dat toen Julianus had bevolen, dat de tempel van Jeruzalem zou worden herbouwd, degenen die het puin opruimden, door het vuur werden verteerd?”

    Laat ik even aannemen dat Russell betrouwbaar is; tav de Oudheid en de Middeleeuwen heb ik nog niet het tegendeel kunnen opmerken. Maar ik heb ook geen enkele moeite gedaan bevestiging te vinden. Dan blijkt uit deze brief twee dingen.

    1. Fanatieke christenen hadden steun van de hoogste kerkelijke autoriteiten, die sinds Constantijn de Niet Zo Grote ook over politieke macht beschikten.
    2. Keizer Theodosius (waarom die ooit de Grote is genoemd is mij een raadsel) had het daar maar moeilijk mee en probeerde te schipperen. Dikke kans dat hij tav de Serapische crisis een soortgelijke houding aannam. Daaruit volgt dan weer: als het niet Theofilus was die een einde maakte aan de cultus dan was het een andere fanatiekeling. Kerkelijke autoriteiten hebben hem minstens niet tegengehouden en de wereldlijke autoriteiten reageerden op zijn best halfslachtig.

    1. Thomas

      Dwarsliggen bij de aanduiding ‘de Grote’ is niet onterecht, maar ook tamelijk flauw. Het gebruik van dit epitheton is nu eenmaal conventie. Je zou beide heren ook kunnen aanduiden als Constantijn I en Theodosius I. Verwarring is uitgesloten en ’t neemt uw bezwaar weg.

      1. mnb0

        Eh? Stellen dat iets mij een raadsel is is flauw?
        Bedankt dat u de moeite heeft genomen dat raadsel niet voor mij op te lossen.
        Van Constantijn begrijp ik het overigens wel.

        1. “Constantijn de Niet Zo Grote”, dát is flauw. Theodosius I wordt ‘de Grote’ genoemd omdat hij bepaalde dat het christendom voortaan de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk moest zijn.

  2. Wat ik me dan afvraag is hoe men de ontbrekende tekst in de illustratie heeft weten aan te vullen. Ik neem aan dat die tekst elders is overgeleverd? De oplossing ligt misschien nogal voor de hand, maar uitleg is niettemin welkom. Zo’n plaatje roept vragen op bij de lezer.

    1. Het is een soort kroniek met redelijk stereotype wendingen. Als je weet wat de structuur is en weet wat er ongeveer is gebeurd in die jaren, kun je een redelijk beredeneerde gok doen.

      1. Thomas

        Dank! Het blijft verbazingwekkend hoeveel er op basis van enkele fragmenten nog gereconstrueerd kan worden. o.O

  3. Jos Noorhoff

    Als ik het goed begrijp moest het Serapeum plaats maken voor een kerk , ergens in Alexandrie, zijn er nu nog resten van deze kerk ? is er ook archeologisch bewijs naast de documenten ?

Reacties zijn gesloten.