De Chamaven (2)

De grote rivieren voor het graven van de Gelderse IJssel; in groen de grenzen van de gouw Hamaland.
De grote rivieren voor het graven van de Gelderse IJssel; in groen de grenzen van de gouw Hamaland.

Zoals Tacitus aangeeft, werd het land van de Chamaven – gisteren schreef ik erover dat het benoorden de Rijn moet hebben gelegen, waarschijnlijk in de Achterhoek – gecontroleerd door het Romeinse leger. Het lijkt erop dat de autochtone bevolking niet uitsluitend uit herders bestond, want de opgegraven boerderijen bewijzen dat de boeren oer wonnen en ijzer bewerkten. (Tot eind negentiende eeuw was de Oude IJssel beroemd om zijn ijzerwinning.) Het lijkt erop dat de Germaanse boeren hun kennis van de ijzerbewerking hebben opgedaan bij de Romeinen, die ook hun grootste klanten zullen zijn geweest.

Door de ijzernijverheid bloeide het oostelijk deel van Nederland, vooral in de derde eeuw na Christus. Dit is opmerkelijk, aangezien elders in onze contreien de derde eeuw een crisistijd was. De welvaart van oostelijk Nederland kwam ten einde toen het Romeinse bestuur in het Rijnland aan het begin van de vijfde eeuw ten einde liep en de vraag naar ijzer afnam.

Behalve over de economie weten we ook iets over de religie van de Chamaven. Twee inscripties verwijzen naar de Matres, een drietal godinnen dat geacht werd de stam te beschermen. Opmerkelijk is dat de inscripties zijn gevonden in hetzelfde gebied bij Iuliacum (het huidige Jülich in Duitsland): één in Altdorf, vijf kilometer ten zuiden van de Romeinse nederzetting, en de andere in Pier, twee kilometer verderop. Wellicht woonde hier een groep gedeporteerde Chamavische krijgsgevangenen, die hun voorouderlijke goden bleven aanbidden. Het kan echter ook gaan om een lokaal godinnendrietal, dat alleen in naam lijkt op de godinnen van de Germaanse stam.

We hebben meer vaste grond als we kijken naar de historische bronnen uit de Late Oudheid. Een anonieme redenaar noemt de Chamavische en Friese indringers die in 293 na Chr. in het gebied tussen Schelde en Rijn door keizer Constantius I Chlorus waren gevangen genomen en overgeplaatst naar elders, waar ze als boeren werden tewerkgesteld (Panegyrici Latini 8.9.3). Noemde ik gisteren Chamaven die naar het oosten waren geëmigreerd, de aanwezigheid van de stam in het Nederlandse kustlandschap bewijst dat er nog altijd Chamaven in onze contreien waren.

Dat volgt ook uit een verhaal van de Romeinse historicus Ammianus Marcellinus (Romeinse geschiedenis 17.8.5 en 17.9.2) , die meldt dat de Chamaven met de Salische Franken langs de Maas een inval deden in Toxandrië (zeg maar het latere hertogdom Brabant). De latere keizer Julianus de Afvallige versloeg de twee stammen en beval de Chamaven naar hun huis terug te keren en daarvandaan hun oogst te brengen naar enkele Romeinse forten aan de Maas. Dit verhaal wordt ook verteld door Julianus zelf, in een brief die hij schreef aan de Atheners, en door de latere historicus Zosimus.

Het meest uitgebreid is Eunapius, die meldt dat de leider van de Chamaven, koning Nebisgast, een gesprek zou hebben gehad met Julianus aan een rivier die zó breed was dat de Romein aan boord van een schip kon staan zonder binnen het bereik van Germaanse speren te komen. Mocht u Nebisgasts toespraak willen nalezen: het gaat om fragment 12 van Eunapius’ Historiën en ik ken alleen de uitgave van Karl Müller in zijn Fragmenta Historicorum Graecorum (1861) vol.4, pp.17-19. Het heeft altijd iets prettigs in dat soort oude boeken te kunnen snuffelen.

Verscheidene andere vierde-eeuwse bronnen vermelden de Chamaven samen met, maar onafhankelijk van de Franken. Een daarvan is Ausonius’ gedicht over de Moezel. De redacteur van de Peutingerkaart vermeldt Chamavi qui et Franci. Sulpicius Alexander beschrijft hoe de Romeinse veldheer Arbogast in de vroege jaren 390 met succes twee Frankische prinsen, Sunno en Marcomer, aanviel die aan de oevers van de Rijn regeerden in het land van de Bructeren en Chamaven. (Een en ander wordt geciteerd door Gregorius van Tours in zijn Geschiedenis van de Franken 2.9.) Al deze bronnen wijzen erop dat de Chamaven leefden in Hamaland, dus de Achterhoek. In de vijfde eeuw moeten ze zijn geïntegreerd in de Frankische federatie.

Tot slot is er één laatste, intrigerende verwijzing naar de Chamaven in de Notitia dignitatum, een tekst met de titels van de officiële functionarissen die kort na 400 het Romeinse Rijk bestuurden. Hierin lezen we over een Elfde Cohort Chamaven dat in Peamus in zuidelijk Egypte verblijft. Even verderop is een Eerste Squadron Franken. We mogen speculeren dat dit de Chamavische eenheid was die Julianus de Afvallige aan het Romeinse leger had toegevoegd, dat deze mee was gegaan op zijn mars naar het oosten en later is overgeplaatst naar Egypte. Lokale rekruten zullen daar de originele soldaten hebben vervangen. Speculatie, zeker, maar er zit een dijk van een roman in.

Deel dit:

9 gedachtes over “De Chamaven (2)

  1. habus

    In de Zutphense binnenstad is een ringwal gevonden die dateert uit de 3de eeuw, dus nog voor de bekende karolingische wal. Ook resten van ijzerproductie, dus voorzichtig mogen we het een centrale plaats noemen. Bij de huidige verbouwing van het museum werd een munt uit de 4de eeuw gevonden. Laatste opmerking: de Gelderse IJssel werd niet gegraven! Het is avulsie van de Rijn, die door stijgende waterstanden een andere route zocht en daarbij in ’tegengestelde richting’ de Oude IJssel of oude Berkel instroomde. De exacte toedracht is nog niet duidelijk.

  2. Dank weer voor deze mooie stukjes. Ik ben weer helemaal bij.
    Nu heb ik wel eens gelezen in een bespreking van een boek over de archeologie van de Veluwe dat daar de ijzerwinning al floreerde voor de Romeinse periode.
    Blijft natuurlijk nog de vraag: wanneer en hoe is nu eigelijk de verbinding tussen Rijn en IJssel tot stand gekomen.

    1. mnb0

      Deventer en Zutphen werden in de tweede helft van de 9e eeuw door Vikingen geplunderd, dus waarschijnlijk daarvoor.

  3. Johan Hendriks

    Niet relevant, maar toch veelzeggend: op de Peutingerkaart staat ‘Chamavi qui est Pranci’ met een P dus. Het is één van de vele kopieerfouten. Het geeft aan dat de kopiist niet meer wist waar hij het over had. Zie ook het recente artikel van Jan Verhagen en Stijn Heeren in Westerheem over nóg meer (en belangrijker!) kopieerfouten op de Peutingerkaart.

Reacties zijn gesloten.