Filosofie voor beginners

Albert Camus
Albert Camus

Zo’n dertig jaar geleden vroeg mijn toenmalige geliefde me of ik zin had mee te gaan naar een lezing van Edward Schillebeeckx, de bekende theoloog. Die wilde ik inderdaad wel eens horen, maar de waarheid is dat ik me totaal niet herinner wat hij vertelde. Op één detail na: een verwijzing naar een oudere filosofische discussie. Die maakte indruk op me.

Een filosoof – en ik denk dat we hier zitten in de sfeer van het utilitarisme – schijnt ooit te hebben gezegd dat we moesten streven naar zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen. Of zoiets. Een andere filosoof keerde zich daartegen en ik ben er vrij zeker van dat dat Albert Camus moet zijn geweest. Deze herleidde alle ethiek tot een specifieke situatie: jij hebt een pistool in de hand, achter je staat een man met een machinegeweer en hij beveelt je een ander dood te schieten. Doe je het niet, dan maait hij jullie allebei neer.

Volgens het principe van zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen (of zoiets) en volgens alle rationaliteit, dien je de trekker over te halen. Eén dode is minder erg dan twee. Camus zei dat je het moest weigeren en noemde dat “een heroïsche daad”.

Ik heb dat altijd een mooi standpunt gevonden en heb sindsdien een zwak voor Albert Camus. Hopelijk kan ik de situaties herkennen waarin ik ernaar zou moeten leven.

Hoe Schillebeeckx erover dacht herinner ik me niet en is ook niet waarover ik vandaag schrijf. Wat ik me wél afvraag is: over wie had Camus het? Welke filosoof meende dat het draait om “zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen”? Geef ik zijn standpunt correct weer?

Deel dit:

49 gedachtes over “Filosofie voor beginners

  1. sara

    Was dat niet John Stuart Mill ’the greatest good for the greatest number’?
    Of ik moet me nu heel erg vergissen …
    En Herbert Spencer was van de ‘survival of the fittest’, ook zo iets …

  2. Willem Meijerman

    De quote is van Jeremy Bentham (1748-1832), maar hij werd onderschreven door J.S. Mill en andere Utilitaristen.

  3. Robbert

    Zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen…
    Jeremy Bentham en daarna zeker nog anderen maar niet Spencer en waarschijnlijk hebben daarvoor ook anderen zoiets beweerd, zo goed ben ik niet in de filosofie thuis.
    Dat ook deze simplificatie beperkte waarde heeft is, laat het voorbeeld van Camus al zien.
    Overigens zou ik nu zeggen: zoveel mogelijk geluk voor een begrensd aantal mensen…

  4. Klaas Hielkema

    Ik dacht Hume, maar het is Bentham. Maar nu de vervolg vraag: aar bij Camus staat die niet utilaristische variant? Camus, voor wie ik al veel waardering heb sinds de jaren 60 al was het maar omdat hij het gelijk aan zijn zijde had in de ruzie met de toenmalige held van iedereen: Sartre.

      1. Klaas Hielkema

        Dat is mooi! Welkom! Maar de vraag blijft: waar bij Camus staat dit voorbeeld? Het meest logisch is “de mens in opstand”. Maar ik heb het nog niet gevonden.

  5. ‘Zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen’.
    Vreemd, dat niemand zich afvraagt – althans, dat ben ik nooit tegen gekomen – hoe je dat moet afwegen. Al zou je geluk objectief kunnen bepalen, dan nog is het geluk van meerdere mensen geen één-dimensionale grootheid die je kunt rangschikken op een lijn van ‘weinig’ naar ‘meer’.

    In concreto:
    Is een beetje meer geluk voor 1 miljoen mensen meer waard dan extatisch geluk voor 1000 mensen?
    Heeft het maximale ongeluk voor één persoon – zeg, dood gaan – altijd voorrang op matige geluksvermeerdering – zeg, bevrijd worden van de angst voor een tiran – van velen? En zo ja, hoe veel dan? Wat als die tiran een huistiran is die alleen zijn eigen gezin tiranniseert?

    Om zulke afwegingen om te zetten in een ethische regel, zou je subjectief ervaren (on)geluk bij elk individu moeten kunnen afmeten in liters, en dan kijken welke invloed een actie heeft op het stuwmeer aan geluk van de hele mensheid: daalt het peil of stijgt het?

    Dat leidt tot prachtige drogredeneringen. In een roman van Forster (19e eeuws Engeland) bespreken enkele personages uit de upper class de ellende van de arbeidersklasse, waarvan ze zich wel degelijk bewust zijn, en sommigen geven zelfs toe dat de maatschappelijke verhoudingen onrechtvaardig zijn. En dan volgt de fantastische rechtvaardiging voor hun politiek conservatisme: ‘Toch moet alles gewoon blijven zoals het is. Want zij zijn aan die ellende gewend. Wij in hun plaats zouden er veel meer onder lijden.’

    1. ‘Vreemd, dat niemand zich afvraagt – althans, dat ben ik nooit tegen gekomen – hoe je dat moet afwegen.’ (Arnout Jaspers)
      O nee? Hier heb ik een boek, oorspronkelijk uit 1894, dat er uitvoerig op ingaat. Het desbetreffende hoofdstuk uit het Duitse origineel:
      http://www.anthroweb.info/rudolf-steiner-werke/ga04-philosophie-der-freiheit/ga-04-kap-13.html
      En hier een Engelse vertaling, voor wie het Duits niet machtig is:
      http://wn.rsarchive.org/Books/GA004/English/GPP1916/GA004_c14.html
      Het is er uiteraard ook in het Nederlands (maar niet online):
      http://www.steinervertalingen.nl/boek/rudolf-steiner/9789060385272/de-filosofie-van-de-vrijheid

    2. mnb0

      “Vreemd, dat niemand zich afvraagt – althans, dat ben ik nooit tegen gekomen – hoe je dat moet afwegen.”
      Jawel hoor, dat is een bekende kritiek. Precies daarom zijn er geen eenduidige antwoorden mogelijk. Juist omdat geluk subjectief is kan men ook op grond van utilitarisme tot Camus’ conclusie komen.
      Want al is het onder bedreiging, hoe ziet je leven eruit nadat je de trekker wel hebt overgehaald? En je slachtoffer is je geliefde of je kind?
      Bovendien – wie garandeert dat de bedreiger met machinegeweer je niet alsnog neermaait nadat je hebt toegegeven? Want het is een vorm van chantage. En we weten allemaal wat er gebeurt als je eenmaal toegeeft aan chantage: het wordt erger.
      Om de reden van Camus – heroiek – geef ik helemaal niets. De Waffen SS heeft aan het Oostfront allerlei staaltjes heroiek laten zien. Niemand heeft me ooit kunnen uitleggen waarom de ene vorm van heroiek wel bewonderenswaardig en ethisch verantwoord is, maar de andere niet.
      Utilitarisme is niet perfect. Maar dan heb ik wel drie opmerkingen:
      1. nogal wat mensen die utilitarisme bekritiseren volgen in andere omstandigheden utilitaristische redeneringen, inclusief gelovigen die beweren er helemaal niets van te moeten hebben. Zo slecht kan het dus niet zijn.
      2. ik ken geen enkel ethisch stelsel dat perfect werkt.
      3. utilitarisme werkt goed voor mij in de praktijk. Als een ander, niet-utilitaristisch stelsel beter werkt voor iemand anders kan ik dat op grond van mijn versie van het utilitarisme niet veroordelen. Blijkbaar is het nut van dat andere stelsel voor die persoon groter.

      1. Max Weber heeft een artikel geschreven dat elke intellectueel zou moeten hebben gelezen: ‘Politik als Beruf’ (1919). Daarin maakt hij het beruchte onderscheid tussen Gesinnungsethik en Verantwortungsethik. Gesinnungsethik is kenmerkend voor linkse mensen (door Weber aangeduid als ‘revolutionairen’, ‘syndicalisten’, etc) en wordt door Weber herleid tot Jezus’ Bergrede. Maar Weber wijst er fijntjes op dat Jezus ook zei dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is. Ik merk op: niet voor niets achtte Kant dat Koninkrijk van de moraal (en dus van de vrijheid als wezensgrond van moraal) een metafysische – of subjectivistische – werkelijkheid. Politiek is geen metafysica, gaat dus niet over Jezus’ Koninkrijk, maar is een meer Aardse bezigheid. Weber nam het dan ook de linkse mensen kwalijk dat zij zich niet plegen te interesseren in de gevolgen van hun ‘goede’ daden terwijl het in de politiek juist vooral zou moeten gaan dan om de gevolgen van je daden! Een hedendaags voorbeeld is Syrië: linkse mensen roepen al vanaf het begin dat dictator Assad weg moet (want dictatuur is uiteraard slecht) maar bekommeren zich niet om de gevolgen van die ‘heilige’ oorlog tegen de dictatuur zoals de inmiddels al miljoenen slachtoffers. In de woorden van politicologen: rechts is pragmatisch en links is principieel.

        Kenmerkend voor Links is dus dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen moraal en politiek (met als hoogste politieke doel de realisatie van Jezus’ Koninkrijk op Aarde dus de moralisering van alle mensen met de typisch linkse voorliefde voor heropvoedingskampen e.d. als een gevolg). Kenmerkend voor Rechts is dat dat onderscheid wel wordt gemaakt. Niet het utilisme maar Kants categorisch imperatief is de grondslag van wat wij moraal noemen (dit draadje laat al veel voorbeelden zien hoe immoreel het utilisme kan zijn). Maar in de politiek dient men wel een utilistisch doel voor ogen te houden: de politiek van een moderne democratie dient zo veel mogelijk mensen gelukkig te maken c.q. de voorwaarden te geven op basis waarvan mensen hun eigen levensgeluk kunnen realiseren.

    1. mnb0

      Tja, als dat het belangrijkste probleem is met het utilitarisme heeft het weinig te vrezen, zo gekunsteld is het.

  6. Geen idee welke filosoof, maar het tegenvoorbeeld van Camus gaat vind ik niet op. Camus heeft het namelijk over een individu en een beslissing van dat individu. De oorspronkelijke uitspraak van “geluksmaximalisatie voor een gehele groep” wordt er niet mee aangevallen.

    Bijvoorbeeld: Het is heel goed mogelijk dat kiezen om jezelf ook dood te laten schieten een gemiddeld gelukkiger samenleving op zal leveren. Als je ervoor kiest iemand dood te schieten kan dat je geluk in je verdere leven danig verminderen, waardoor de samenleving als geheel minder gelukkig wordt dan als je jezelf “uit de vergelijking wegstreept”.

    Een samenleving die streeft naar geluksmaximalisatie zou trouwens wel een goede slag kunnen slaan door mensen die aan een depressie lijden af te maken. Dat levert zeker meer geluk per persoon op. En misschien maak je er een psychopaat ook nog blij mee. Win-win, zou ik zo zeggen.

  7. zoi1

    In eerste instantie gaat het om Jeremy Bentham. Zijn beginsel van utiliteit bestaat erin dat willekeurig welke daad goed- of afgekeurd wordt naargelang zij de tendens lijkt te hebben om het geluk te vergroten of te verkleinen van degenen wier belang erbij in het spel is. Dit beginsel beoordeelt handelingen naar de gevolgen ervan. In motieven en intenties is het zijdelings geïnteresseerd. Geluk wordt door Bentham gelijkgesteld aan plezier en tegengesteld aan pijn. En dat (plezier) dan zoveel mogelijk (hedonische calculus). Het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.
    John Stuart Mill zit ook op die toer, maar met duidelijke verschillen. Zo is zijn ethiek een voorbeeld van een consequentialistische ethiek, wat inhoudt dat het moreel juiste, het goede of het waardevolle bevordert. Zowel Bentham als Mill kun je rekenen tot de niet perfectionistische variant van het utilisme. De centrale waarde is dan de ervaring van geluk. Later lijkt Mill meer te neigen naar de perfectionistische variant, die ook Nietzsche en Aristoteles aanhangen. De waarde die men dan wil bevorderen kan zoiets zijn als menselijke voortreffelijkheid; een mens is beter naarmate hij meer artistieke creativiteit ontplooit, of dat hem nu gelukkiger maakt of niet. Mills ethiek heeft zowel een persoonlijke als sociale moraal.

  8. gérard gülcher

    Na zijn dood is Bentham opgezet en staat ergens in een museum in Londen: zie zijn wikipedia-artikel. Misschien kun jij meer over Camus vinden in het proefschrift van Hans Achterhuis

  9. AWJJ

    Utilitarist in kwestie is inderdaad Bentham. Dat Camus zich ook in dit debat heeft gemengd wist ik niet. Het voorbeeld van de man met een pistool deed me het meest denken aan het voorbeeld ‘Jim and the Indians’, bedacht door de ethicus Bernard Williams in ‘A Critique of Utilitarianism’ (1973).

  10. Klaas

    “jij hebt een pistool in de hand, achter je staat een man met een machinegeweer … maait hij jullie allebei neer.” Deze situatie deed mij direct denken aan het dilemma in dat recente Duitse televisieprogramma over die straaljagerpiloot die een gekaapt passagiersvliegtuig op weg naar een stadion eventueel uit de lucht zou schieten. Wat mij verbaasde over de berichtgeving hierover is dat niemand aanvoerde dat de passagiers in het vliegtuig So-wie-so ten dode waren opgeschreven (vergelijk 9/11). Ik ben dus geneigd niet de heroïsche optie van Camus (niet neerschieten) te kiezen, maar inderdaad de optie van het koele rekensommetje (wel neerschieten), net zoals ook het merendeel van de Duitse, Oostenrijkse en Zwitserse televisiekijkers (niet maximaal geluk, maar minimaal ongeluk).

  11. rjvbever69

    De quote is van Jeremy Bentham, hoewel hij deze gelezen heeft bij J. Priestley (1733-1804), die zowel door Bentham, Mill als Spencer als voorloper van het utilitarisme werd beschouwd.
    Bentham heeft een soort algoritme voor zijn utilitaristische filosofie ‘uitgevonden’, door hem ‘felicific calculus’ genoemd, ook bekend als hedonic calculus en hedonistic calculus. Het morele gehalte van een daad werd gebaseerd op de mate van plezier (geluk) of pijn (ongeluk) die de daad veroorzaakte antwoorden op volgende vragen:
    (ik citeer nu uit Wikipedia)

    Intensity: How strong is the pleasure?
    Duration: How long will the pleasure last?
    Certainty or uncertainty: How likely or unlikely is it that the pleasure will occur?
    Propinquity or remoteness: How soon will the pleasure occur?
    Fecundity: The probability that the action will be followed by sensations of the same kind.
    Purity: The probability that it will not be followed by sensations of the opposite kind.
    Extent: How many people will be affected?

    Om het gemakkelijker te onthouden ontwierp hij een versje:

    Intense, long, certain, speedy, fruitful, pure—
    Such marks in pleasures and in pains endure.
    Such pleasures seek if private be thy end:
    If it be public, wide let them extend
    Such pains avoid, whichever be thy view:
    If pains must come, let them extend to few.

    Bentham werd door velen verweten dat hij het moreel gehalte van gedrag koppelde aan de verhouding tussen plezier en pijn en niet aan de intrinsieke morele waarde van een bepaald gedrag.
    Wat het ‘heldendom’ van een daad betreft, kan bij sommige zgn. heldendaden wel een vraagteken gezet worden: denk aan bepaalde verzetsdaden in de oorlog.
    Ook aan bvb. Moeder Theresa, pater Damiaan, etc… Berust dit op heldendom of op sublimatie (Freud). Is soms moeilijk uit te maken. Moedig is het wel.

    1. mnb0

      ” niet aan de intrinsieke morele waarde”
      Merkwaardige kritiek – dat is nou net de kern van utilitarisme! Alsof je water verwijst dat het nat is.

      1. Ik hoop in onderstaande te hebben verduidelijkt wat rjvbever69 bedoelt met dat utilisme zich niet bekommert om de intrinsiek morele waarde van een handeling. Voor het utilisme telt alleen maar de vraag wat het effect van een handeling is: zijn criterium is extern, objectief en rationeel waardoor veel Verlichtingsdenkers het een aantrekkelijke leer vonden. De deontologische moraalleer bekommert zich daarentegen niet om het effect van een handeling maar vraagt zich af welke handeling als zodanig – intrinsiek – goed is. Zo acht deze moraal het immoreel om een dikke man voor de trein te gooien om het leven van 100 andere mensen te redden: het acht moord onvoorwaardelijk immoreel (en dus moreel verboden), bv. omdat het dan een mens slechts als middel gebruikt (en een interpretatie van het christendom is dat Jezus’ dood ons nu precies leert dat we nooit een onschuldig mens mogen doden om een ‘hoger’ doel te realiseren: er is geen hoger doel dan de mens – het individu – zelf).

        1. mnb0

          Ik schreef niet dat het uw kritiek was, alleen dat de kritiek merkwaardig is.
          Ik ken het verschil tussen ethische stelsels die alleen naar de effecten kijken en stelsels die menen dat deugden intrinsiek zijn. Dank voor het intrappen van deze open deur.

  12. Geruststellend om eens te lezen dat u niet overal verstand van heeft.

    Volgens mij zijn er rationele redenen om de man met het machinegeweer niet te gehoorzamen, want iemand die je dwingt een moord te plegen is ook in staat om te liegen en je sowieso af te maken.

    Mijn irrationele bezwaar tegen het utilitarisme is dat er geen enkele vrijheid overblijft, als we aannemen dat je echt het gelukseffect van elke beslissing zou kunnen meten. Zin om met de auto naar het strand te gaan? Dat gaat niet door, de computer van het Centraal Geluksbureau zegt dat naar het bos fietsen beter is voor je gezondheid en het klimaat.

  13. Inmiddels heeft rjvbever69 het meest uitvoerige ‘juiste’ antwoord gegeven. Er bestaan uiteraard allerlei voorlopers van het utillisme met z’n adagium ‘zo veel mogelijk geluk voor zo veel mogelijk mensen (of eigenlijk voor zo veel mogelijk dieren want alle dieren kunnen pijn en genot ervaren)’, maar Bentham is dé vertegenwoordiger van wat we de filosofie of ethiek van het Utilisme noemen. PS. Volgens Jan Dirk Snel moet men niet het anglicisme ‘utilitarisme’ maar het Nederlandse woord ‘utilisme’ gebruiken.

    Het utillisme is gebaseerd op (psychologisch) hedonisme: de mens c.q. het dier streeft naar genot en vermijdt pijn. Bij de oude Grieken leerden al veel filosofen een hedonisme (de epicureërs waren bijzonder berucht) dat dan paradoxalerwijs altijd een leer van matiging opleverde omdat heftig genot alleen maar leidt tot heftige pijn als kater zodat hedonisten altijd weer tot de slotsom komen dat het streven niet zozeer moet zijn gericht op genot als wel op het vermijden van pijn (Schopenhauer zou dit radicaliseren tot ‘geluk is de afwezigheid van pijn’). En sowieso leerden eigenlijk alle oude Griekse filosofen een uitgesproken geluksethiek. In de middeleeuwen en moderne tijd bleken met name de Engelsen erg geneigd tot utilistische ethieken, mede omdat dit een bij uitstek ‘wetenschappelijke’ ethiek is zoals die met name door Bentham tot in de details is uitgewerkt: niet alleen is het wetenschappelijk (naturalistisch) om uit te gaan van de feitelijke levensgerichtheid op genot (en afkeer van pijn), maar Bentham maakte ook een heuse calculus om de mate van geluk te berekenen (ook al zijn alle gevolgen van een daad nooit te voorspellen zodat nooit precies is te berekenen welke daad het meeste geluk zal voortbrengen).

    PS. Bentham en zijn club streefden bewust hele progressieve politieke doelen na, zoals gelijke straffen voor gelijke misdaden voor iedereen zodat Bentham en z’n mensen machines ontwierpen die – anders dan een menselijke beul – altijd precies even hard de veroordeelde sloeg. Berucht in dat verband is ook zijn Panopticum waarvan Foucault betoogde dat Bentham daarmee bij uitstek het model voor de moderne samenleving heeft gemaakt: waar voorheen alle ogen op de Koning waren gericht, heeft in de moderne wereld juist de Koning zijn ogen (door middel van de politie) op elke burger. J.S. Mill ontwikkelde een verfijndere vorm van utilisme door niet alle genot gelijke waarde te geven (zoals Bentham wel deed): bv. Bach geeft een ‘hogere’ vorm van genot dan Justin Bieber zodat Mills utilisme juist ruimte wil geven aan Bach (ook al zijn er veel meer mensen die van Bieber houden). Overigens, zoals gezegd leerden alle utilisten al dierenrechten (want als je streeft naar maximaal geluk in de wereld kun je dat van dieren niet negeren) en via met name de zeer consequent utilistisch denkende Peter Singer heeft met name het utilisme bv. (de argumenten van) de Partij voor de Dieren opgeleverd.

    Diepzinnig als ze zijn, hebben Duitse denkers daarentegen bijna allemaal een zeer diepe afkeer van het platte, ‘typisch Engelse’ utilisme. Met name de polemieken van Nietzsche tegen utilisme en andere Engelse oppervlakkigheid zijn heerlijk (‘weten zij dan niet dat alleen de tucht van het lijden elke verheffing van de mens heeft gerealiseerd?’), maar reeds Kant heeft – nog voor Bentham diens utilisme bepleitte – een moraalleer ontwikkeld (een zogeheten ‘deontologische ethiek’ naar ik geloof Cicero die al een plichtenleer opvoerde) die meestal wordt gepresenteerd als diametraal tegengesteld aan die van de utilisten. In dat verband wordt vaak een voorbeeld als dat van Jona gegeven, bv. mag je een dikke man voor de trein gooien om te voorkomen dat die trein vol mensen in een ravijn stort? Mag je een medicijn uitproberen op één proefpersoon om zo mogelijk duizenden mensen te genezen? Volgens utilisten dus wel maar volgens Kant niet. En toevallig hoorde ik gisteren de cabaretier Theo Maassen een wel heel scherpe ad hominem naar de utilisten geven: “Meer mensen vinden Zwarte Piet leuk dan die er door gekwetst worden? Ja, dat is ook altijd mijn argument vóór groepsverkrachting…”

    Kant bouwt daarmee voort op een meer echte christelijke moraalleer zoals al te vinden bij Abélardus: het gaat niet om de gevolgen van je daad maar om de ‘goede’ intentie. De mens is niet slechts een dier dat streeft naar genot (of lijfsbehoud/comfort) en zo volgens Nietzsche een ‘kleine mens’ wordt: de mens maakt niet slechts deel uit van de natuur (zoals de utilisten menen) maar ook van een ‘metafysisch’ rijk der vrijheid (zonder de premisse van vrijheid kan er sowieso geen keuze tussen goed en kwaad en dus moraal zijn). De mens heeft de plicht het goede te doen (ongeacht de consequenties) en de misdadiger moet worden gestraft, ook al wordt daarmee het totale leed in de wereld vergroot (de utilisten wijzen er altijd heel progressief op dat straffen ‘barbaars’ zijn voor zover ze slechts leedtoevoeging beogen en geen middel zijn om verder leed in de wereld te voorkomen). Tegenover het dierlijke genotszucht of simpelweg lijfsbehoud van de utilisten plaatsen de Duitsers zo een ethiek van het autonome individu dat precies zijn vrijheid en daarmee zijn hogere menselijke waardigheid ervaart of verwerft door zijn morele plicht te doen (uiteraard voelen utilisten hier een neiging iets over WO II te gaan zeggen…).

    1. mnb0

      Deze utilitarist voelt eerder de neiging te vragen hoe men nou eigenlijk de waarachtigheid van intentie bepaalt. “Ik sloeg met de beste bedoelingen deze man neer, want ik meende oprecht dat dat hij op een perverse manier naar dat meisje keek – hoe kon ik weten dat zij zijn dochter was?” is niet mijn idee van ethisch acceptabel gedrag.

      1. Ach, Kant was misantropisch genoeg om ernstig te betwijfelen of ooit iemand moreel heeft gehandeld. We kunnen immers nooit iemands ware motieven kennen en Kant wist dat de mens ‘radicaal slecht’ is dus altijd geneigd tot het kwade. Maar dat doet niets af aan Kants betoog dat we wel allemaal weten wat de moraal ons gebiedt te doen, ook als niemand ooit z’n dierlijke neiging heeft kunnen overwinnen om ook te doen wat die moraal ons gebiedt dus om zo echt autonoom te handelen. Overigens, vaak genoeg handelen we wel conform de morele wet, bv. door niet iedereen te vermoorden, maar dat is nog niet hezelfde als handelen op grond van de morele wet: doorgaans handelen we conform de morele wet omdat we bang zijn voor de consequenties als we dat niet doen maar als we handelen op grond van de gevolgen van het handelen dan handelen we dus juist niet op grond van de morele wet (die een handeling ‘intrinsiek’ goed maakt)!

        1. mnb0

          “Kants betoog dat we wel allemaal weten wat de moraal ons gebiedt te doen”
          Betoog? Eerder ongefundeerde aanname. Bovendien is “weten” hier een wel zeer vage term.

          1. Zonder twijfel een van de meest geniale boeken ooit geschreven is Kants ‘Fundering voor de metafysica van de zeden’. Zoals die titel al aankondigt levert Kant hier een heuse fundering voor zijn moraalleer. Het grappige is dat Kant hiermee eigenlijk al expliciet reageert op (de voorlopers van) de utilisten die – wetenschappelijk als ze zijn – heel bewust een tegenintuïtieve moraalleer leveren. Immers, is niet het kenmerk van de moderne wetenschap dat zij tegenintuïtief is (bv. dat zij kleuren reduceert tot kleurloze atomen)? Ik retweette er onlangs nog een grapje over:

            "Boring" is a matter of perspective. | @SMBCComics @smbc https://t.co/dYWKYZQarH pic.twitter.com/RkxeFFK2yC— Academia Obscura (@AcademiaObscura) October 23, 2016

            //platform.twitter.com/widgets.js

            Wat Kant nu uitdrukkelijk betoogt is dat al die ‘wetenschappelijke’ moralisten die met hun tegenintuïtieve moraal de huidige moraal en maatschappij willen hervormen, onzin verkopen: de domme massa weet veel beter wat goed en slecht is dan de experts (we zouden Kant in deze tijd een populist hebben genoemd)! De intuïtie van de massa wat goed en wat slecht is klopt gewoon en Kant heeft zich tot doel gesteld om die morele intuïtie van de massa in zijn werk filosofisch te bewijzen (ja, bewijzen!). Het boekje ‘Fundering voor de metafysica van de zeden’ is niet dik: lees het eens en we zullen er een mooie boom over opzetten of Kant wel of niet is geslaagd in zijn bewijsvoering! 🙂

          2. Zonder twijfel een van de meest geniale boeken ooit geschreven is Kants ‘Fundering voor de metafysica van de zeden’. Zoals die titel al aankondigt levert Kant hier een heuse fundering voor zijn moraalleer. Het grappige is dat Kant hiermee eigenlijk al expliciet reageert op (de voorlopers van) de utilisten die – wetenschappelijk als ze zijn – heel bewust een tegenintuïtieve moraalleer leveren. Immers, is niet het kenmerk van de moderne wetenschap dat zij tegenintuïtief is (bv. dat zij kleuren reduceert tot kleurloze atomen)? Ik retweette er onlangs nog een grapje over:
            https://twitter.com/AcademiaObscura/status/790177300998414338

            Wat Kant nu uitdrukkelijk betoogt is dat al die ‘wetenschappelijke’ moralisten die met hun tegenintuïtieve moraal de huidige moraal en maatschappij willen hervormen, onzin verkopen: de domme massa weet veel beter wat goed en slecht is dan de experts (we zouden Kant in deze tijd een populist hebben genoemd)! De intuïtie van de massa wat goed en wat slecht is klopt gewoon en Kant heeft zich tot doel gesteld om die morele intuïtie van de massa in zijn werk filosofisch te bewijzen (ja, bewijzen!). Het boekje ‘Fundering voor de metafysica van de zeden’ is niet dik: lees het eens en we zullen er een mooie boom over opzetten of Kant wel of niet is geslaagd in zijn bewijsvoering! 🙂

            1. Nog even een korte toelichting over wat ik bedoel met het contrast tussen enerzijds de wetenschappelijke benadering van de utilisten en de filosofische benadering van Kant. Met wetenschappelijk bedoel ik – in typisch Engelse zin – empiristisch en precies daartegen verzet Kant zich fel tegen: moraal kan volgens Kant nooit zijn gebaseerd op de ervaring (in die zin volgt hij Hume die uiteraard al opmerkte dat uit wat ‘is’ nooit wat ‘moet zijn’ kan volgen). Volgens Kant is de moraal volledig gebaseerd op de rede zodat zij ‘automatisch’ aanwezig is in alles wat met rede is behept (naast mensen dus ook engelen en God zelf als je in hun bestaan gelooft en primatoloog De Waal zal wel beweren dat bv. mensenapen ook tot dat select clubje behoren). Het bewijs van Kant dat alle moraal de vorm moet hebben van de categorisch imperatief (en dat categorische sluit precies alle ervaringsfeiten uit) bestaat eruit dat elke ontkenning ervan niets minder dan een tegenspraak impliceert (zodat elke andere moraalleer niet anders dan irrationeel en zelfs logisch onmogelijk is)…

            2. mnb0

              Zal allemaal best. “We weten allemaal wel wat de moraal ons gebiedt te doen” blijft een ongefundeerde aanname. Weten blijft in deze bewering een wel zeer vage term.

            3. mnb0

              Geen belangstelling voor die boom, maar als u bereid bent het boekje voor me te kopen beloof ik het te lezen. Ik verdien mijn salaris, een flink eind beneden het Nldse minimum, nl. in incourante valuta.
              Bij voorbaat wijs ik u er al echter op dat “bewijsvoering” alleen maar uw volgende holle term is. Ik kan even gemakkelijk de Stelling van Pythagoras bewijzen als het tegenbewijs leveren. Dan is het onzinnig te menen dat bewijsvoering in ethiek mogelijk is.

  14. Nu ik het utilisme zo op eigen wijze heb uitgelegd, wil ik nog iets zeggen over dat ‘heroïsche’ (waardoor het een voorbeeld voor Jona lijkt te zijn geworden) en over het christendom (en de nazi’s).

    Ik weet niet goed of ik begrijp waarom het weigeren van het bevel heroïsch is, anders dan dat het weigeren van een (misdadig) bevel heroïsch kan worden genoemd (in tegenstelling tot Arendts ‘banaliteit van het kwaad’ waarbij het kwaad tot stand komt doordat iedereen domweg de bevelen opvolgt) of dat het heroïsch zou zijn om niet te kiezen voor de natuurlijke neiging tot zelfbehoud maar voor Kants categorisch imperatief waarbij je de ander niet slechts als middel maar altijd ook als doel-op-zichzelf moet behandelen. Waarschijnlijk vallen die twee hier samen. Maar zoals ik hierboven al aangaf borduurden de nazi’s natuurlijk ook voort op dat (Kantiaans-christelijk) plichtsbesef dat dan wellicht wat hegeliaans werd geobjectiveerd tot het bevel; bij Hegel is de wet de objectivering van de Kantiaanse subjectieve plicht en een Kierkegaardiaans-christelijke synthese zou dan nog kunnen zijn de gehoorzaamheid aan Christus c.q. de Messias/Führer. Een wezenskenmerk van het nazisme is dat het individu altijd zijn plicht moet doen en daarbij bereid moet zijn zelfs zijn leven op te offeren voor het hogere goed (de heil van de natie).

    Omgekeerd wilden de utilisten ondanks hun hyperprogressiviteit niet te boek staan als antichristenen en betoogden zij dat hun leer niet in strijd is met de christelijke leer. Het christendom is altijd gericht geweest op het verminderen van het leed in de wereld – de hoogste plicht is immers naastenliefde (en in de huidige euthanasiediscussie zie je alle christenen weer bepleiten dat we mensen die dood willen moeten ‘redden’ door middel van naastenliefde waarmee we hun pijn zouden kunnen wegnemen). Iets nuchterder maar zeker zo ambitieus zag Hobbes (een Engelsman uiteraard) de technologische vooruitgang op basis van een nieuwe, experimentele wetenschap als het middel om reeds op Aarde een paradijs voor iedereen te stichten (door alle lijden weg te nemen) waartoe het christendom ons verplicht. Waar de oude Grieken eigenlijk alleen maar geïnteresseerd waren in het eigen geluk (filosofie als cursus ‘hoe word ik gelukkig?’), transformeerden de moderne utilisten dat tot de (christelijke) plicht zo veel mogelijk mensen gelukkig te maken. En zeker ook zelfopoffering past daarmee ook perfect in het utilisme: zelfs als we dikke man niet voor de trein mogen gooien om het leven van honderd treinpassagiers te redden vanwege een of ander Kantiaans verbod (behandel de ander niet slechts als middel), dan zou diezelfde dikke man bij uitstek utilistisch en (volgens de utilisten) geheel naar het voorbeeld van Jezus handelen door zichzelf voor de trein te werpen!

  15. Omdat de meesten niets van filosofie moeten hebben en liever een roman lezen, wil ik erop wijzen dat bv. Charles Dickens een fervent tegenstander van de Utilisten was (die in zijn tijd grote politieke successen boekten) en in bv. zijn roman ‘Hard Times’ fel van leer trekt tegen het utilisme. Dickens verweet de utilisten “see[ing] figures and averages, and nothing else.”

    In feite was het precies die ijzingwekkende en harteloze rationaliteit van de utilisten waardoor J.S. Mill op jonge leeftijd in een depressie zou zijn geraakt – hij kreeg een strikt rationeel-utilitistische opvoeding van zijn vader James Mill die utilist was – en hij in zijn eigen filosofie het utilisme een ‘hart’ zou geven. Over die James Mill is me één ding altijd bijgebleven, iets wat jullie historici misschien interesseert: hij zou hebben gezegd over zijn boek ‘The History of British India’ dat het boek objectief is omdat hij zelf nooit in de kolonieën is geweest. Ik moet er vaak aan denken als zo’n nitwit als Luyendijk roept dat je pas over een land mag oordelen als je er zelf bent geweest, maar het zegt ook veel over die objectiviteitsobsessie van de utilisten (tegenover het subjectivisme van Kant c.q. Duitse idealisten waarin het subject als het ware de wereld schept, althans zijn wetten aan de wereld oplegt).

  16. Kees

    Het is meer een ethische dan filosofische vraag. Al kun je er wel over filosoferen en dat zullen veel filosofen, ethici en andere mensen wel gedaan hebben.
    Maar waarom filosoferen over slechts “zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen”? Ik zou zeggen: beperk het niet en streef naar alle geluk en geen pijn voor de hele mensheid.
    Het probleem is dat ik wel voor mezelf daarnaar kan streven, maar voor iemand anders niet die bliss kan bezorgen of de pijn kan wegnemen. Dat zal iedereen toch voor zichzelf moeten doen: volledig en in alle aspecten van jezelf houden, ook van je geheime donkere kanten. Ga er maar aan staan.

    1. Ethiek (als een nadenken/leer over wat goed en slecht is) is een filosofische discipline. Kenmerkend voor de moderniteit is overigens dat ethiek (bij de Grieken meer een streven naar perfectie/geluk) een vorm van moraalleer aannneemt dus regels wil geven hoe je moet handelen. Het utlisme combineert dat enigszins door regels te geven hoe het geluk in de wereld moet worden gemaximaliseerd.

      Enerzijds is de toepassing ervan niet zo moeilijk. Als je bv. de neiging voelt een dier of mens te gaan martelen, dan zegt het utilisme dat je dat niet mag doen omdat je daarmee het leed in de wereld vergroot, tenzij je er zelf meer plezier aan beleeft dan de mate van pijn bij het slachtoffer maar dat achten utilisten niet waarschijnlijk. Overigens, het utilisme past uiteraard heel goed bij de evolutietheorie: de oeroude gedachte (bv. al bij Hume) is uiteraard dat moraal een soort verinnerlijking is van datgene wat gunstig is gebleken voor de mensheid. Het is niet moeilijk je voor te stellen dat men moord is gaan verbieden omdat het zo lastig bleek een beschaving op te bouwen of uberhaupt te overleven als iedereen elkaars hersenen in loopt te slaan. Zoals gezegd streven utilisten naar wetenschappelijkheid (zoals reeds Hume ‘de Newton van de ethiek’ wilde zijn) en dergelijke (evolutionaire) verklaringen passen daar goed in.

      De (enige) vraag die utilisten bij elk wetsvoorstel stellen is dus of zo’n wet het geluk in de wereld vergroot of verkleint om zo te beslissen of de wet goed of slecht is. Omdat de toekomst voorspellen erg moeilijk is, verzandt het utilisme in de praktijk natuurlijk meestal in totale onzekerheid. Omdat de causale ketens maar doorgaan is het eenvoudigweg niet na te gaan hoe een handeling of wet over 100, 1000 of 10.000 jaar zal uitpakken… Maar dat zo’n visie op de toekomst evengoed de moeite waard is om te vormen, achten utilisten evident, bv. in het licht van de huidige klimaatverandering. Zo kunnen we de huidige mensen wel een plezier doen door hun huisjes warm te stoken, maar kan die verspilling van energie en CO2 desastreus blijken voor de latere generaties. Voor utilisten zijn die toekomstige generaties net zo belangrijk als de huidige generatie: het streven is niets minder dan de maximalisering van het geluk van al het huidige en toekomstige leven op Aarde (en eigenlijk in het hele heelal) wat het utilisme tegelijk ook best een kansloze missie maakt want er kan nog van alles gebeuren in de toekomst dat de huidige berekeningen onzinnig zal maken.

      Maar belangrijker is nog het principiële bezwaar tegen het utilisme dat de mens reduceert tot louter dier (denk opnieuw aan de evolutietheorie) en de mens zo juist berooft van zijn unieke menselijke waardigheid.

      1. mnb0

        Als het belangrijkste bezwaar is dat de mens “reduceert” tot louter dier is het utilitarisme vrij van problemen. Niets wat Homo Sapiens doet verschillen van andere dieren rechtvaardigt “meer dan louter dier”. Bovendien is in naam van die unieke menselijke waardigheid de grootst mogelijke overbodige wreedheden tegen dieren begaan. Tijd voor een Godwin: SSers claimden de unieke Arische waardigheid.
        Een veel ernstiger problem is uiteraard dat een consequente toepassing van het utilitarisme het ethisch onverantwoord maakt om plantaardig voedsel te nuttigen. Waarom zou een mens meer recht hebben op leven dan een aardappel?
        Waarom het bijvoeglijk naamwoord principieel? Op welk principe is het idee gebaseerd dat de mens meer is dan louter dier?

        1. Dat van de planten is niet zo’n probleem voor utilisten: we hebben immers niet veel aanwijzingen dat planten ook echt pijn of plezier kunnen ervaren en dat is nu eenmaal het enge criterium van het utilisme. Zoals Bentham zijn hoofdwerk begint: “Nature has placed mankind under the governance of two sovereign masters, pain and pleasure.”

          Het principiële bezwaar ertegen is dat volgens sommigen de rede wetten voortbrengt die ons vrijheid en daarmee de ware grondslag voor de moraal levert. Niet de ‘meesters’ pijn en plezier maar zelfmeesterschap vormt de grond voor moraal. In de beroemde woorden van Goethe: “In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister, Und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.”

          1. mnb0

            Bentham is niet de enige utilitarist. Zijn woord is niet zaligmakend.
            Het gaat in vele versies van utilitarisme niet alleen om pijn en plezier (al zijn er aanwijzingen dat planten inderdaad iets als pijn ervaren), maar ook om waarde en nut. Utilitarisme is afgeleid van to use, gebruiken.
            Dank voor het niet beantwoorden van mijn vraag op welk principe het idee is gebaseerd dat de mens meer is dan louter dier. Dat suggereert dat u het woord principieel op niet meer dan een ornamentele wijze gebruikt, om uw bewering een schijn van meer gewicht te geven. De toevoeging van het voor mijn vraag volstrekt irrelevante citaat van zwaargewicht Goethe bevestigt die suggestie.
            Zulke dingen stel ik altijd op prijs.

        2. Overigens, ook het doden van dieren is voor utilisten geen principieel probleem, zolang het maar een pijnloze dood is! En zelfs aan te raden als het dier ongelukkig is, want dan wordt het uit zijn lijden verlost (en daarmee het totale geluk in de wereld vergroot). En omdat utilisten geen principieel onderscheid maken tussen dieren en mensen, zijn juist utilisten dan ook van oudsher grote voorstanders van bv. (het recht op) euthanasie.

    2. mnb0

      “Maar waarom filosoferen over slechts ….”
      Omdat een mens soms moet kiezen tussen twee kwaden en dus “alle geluk” onbereikbaar is.

  17. Geband van Joop

    Omdat mnbo niet tevreden is met het Goethe-citaat als mijn verwijzing naar het principiële punt van zeg maar de Kantianen dat de mens meer is dan een dier, zal ik dat verhelderen en omdat het nogal een verhaal is plaats ik het hier onderaan.

    De utilitaristen staan een wetenschappelijke benadering voor die geen principieel onderscheid tussen mens en dier toestaat: mens en dier zijn beide slechts onderdanen van de meesters genot en pijn. En een wetenschapper als Dick Swaab weet dat wij slechts onze hersenen zijn (we zijn dus slechts lichaam) en dat de vrije wil een illusie is. Nu vindt men dat wetenschappelijke perspectief al bij bv. de epicureërs. Wetenschappers plegen vrijheid tegenover determinatie te plaatsen, zodat bv. de epicureërs veronderstelden dat atomen enigszins een toevallige beweging maken waardoor ons gedrag niet geheel gedetermineerd is en we dus een zekere vrijheid kunnen hebben (hedendaagse wetenschappers graven in de quantummechanica om op vergelijkbare wijze iets van toeval in de hersenprocessen te kunnen veronderstellen).

    Filosofen van alle tijden weten echter dat dit perspectief op een misverstand berust. Vrijheid is namelijk niet indeterminatie (onbepaaldheid/toeval) maar zelfdeterminatie (zelfbepaling). Vrijheid is niet zomaar iets (zonder reden/oorzaak) kunnen doen maar doen wat jij zelf wilt doen. Natuurlijk is ook de mens een dier en is ook ons gedrag objectief beschouwd geheel gedetermineerd. Maar toch is de mens vrij (en daardoor moreel): de mens is – zoals Aristoteles al zei – een rationeel dier en die rede doet iets wonderlijks, namelijk reflecteren op ons gedrag en onze impulsen en daarvan iets vinden hetgeen moraal is (en dat kunnen de meeste andere dieren niet). Mensen als Swaab wijzen graag naar het beroemde experiment van Libet dat laat zien dat onze hersenen al de beslissing nemen voordat we die beslissing bewust nemen. Maar ironisch genoeg zag Libet zelf juist een indicatie van vrijheid in zijn experiment, want op het moment dat we ons bewust worden van onze beslissing blijken we de handeling nog te kunnen stoppen voordat zij wordt uitgevoerd. Uiteraard is dit – of we de impuls willen stoppen of uitvoeren – ook weer geheel gedetermineerd, maar het punt is dat zodra we hem willen uitvoeren we ons vereenzelvigen met die impuls waardoor het onze impuls wordt en we vrij zijn (zoals ook Swaab eigenlijk impliceert dat de mens wel degelijk vrij is: als het onze hersenen zijn die de beslissingen nemen en wij niets anders dan die hersenen zijn, dan nemen wij de beslissingen en zijn we dus vrij). Daarom is bv. een drugsgebruiker pas een verslaafde (een onvrije) wanneer hij zijn impuls tot gebruik wel wil maar niet kan stoppen: dan is hij slaaf van zijn (lichamelijke) neiging. Maar als hij die impuls niet wil stoppen dan wil hijzelf dus drugs gebruiken (hij stemt in met de impuls) en is hij strikt genomen niet verslaafd. Het is hier het reflectievermogen van de rede waardoor er bij de mens – anders dan bij dieren – een wereld van vrijheid en moraal opdoemt in de vorm van instemmen of afwijzen van je primaire (lichamelijke) impulsen.

    Met name de christelijke filosofie hamert al vanaf de middeleeuwen (tot aan Kant toe) op bovenstaande principe: vanwege de erfzonde ervaart de mens aldoor slechte impulsen; de goede mens is daarvan net zo min vrij als de zondaar maar de goede mens zegt anders dan de zondaar echter nee tegen zijn egoïstische, dierlijke impulsen en is daarmee een goed mens (vandaar bv. dat biechten in de katholieke kerk en zo: erkennen – het in het licht brengen – van je zonden is de eerste stap naar zelfverbetering). De mens heeft aldoor de keuze tussen ofwel ja-zeggen tegen zijn lichamelijk-dierlijke neigingen (en dan is hij niet meer dan een dier) dan wel die afwijzen om het goede op grond van de morele wet te doen. Kant plaatst die vrijheid dus in wezen de rede in een metafysische, noumenale wereld (het ding op zichzelf) die zo tegenover de natuurlijke, fenomenale wereld staat (de wereld als verschijning). Minder hoogdravend gezegd: objectief (als ding als verschijning) zijn ook wij volledig gedetermineerd, maar subjectief (als ding op zichzelf; als redelijk wezen) zijn wij vrij.

    Kant komt zo tot een heel ander moreel principe dan de utilitaristen: we zijn meer dan dieren omdat de rede ons laat reflecteren op onze dierlijke neigingen waardoor we vrij zijn en het goede kunnen (en moeten) kiezen. Of zoals Kant het ook wel zegt: alles is onderworpen aan wetten, maar alleen een redelijk wezen kan zich aan zijn eigen wetten onderwerpen. En die zelfbepaling – het handelen op grond van de morele wet die de rede a priori voortbrengt – is vrijheid.

Reacties zijn gesloten.