De CU en de Oudheid

cu_logo

Dit is het voorlaatste stukje alweer over wat er te lezen staat in de verkiezingsprogramma’s, althans voor zover het belangrijk zou kunnen zijn voor liefhebbers van de oude wereld. De vaste lezers van deze kleine blog kennen de aanleiding: twee grote politieke partijen hebben in de smiezen dat er electorale winst valt te behalen door te trappen tegen de culturele sector. De PVV wil geen geld meer voor kunst, de VVD wil opleidingen zonder arbeidsmarktperspectief sluiten.

De VVD kan zijn doel bereiken door samen te werken met de fantasieloze CDA en D66, en met gedoogsteun van de PVV. Daarna is het voor de oudheidkundige disciplines een bekeken zaak: oude geschiedenis en archeologie gaan er meteen aan, waarna de klassieke talen alleen nog kunnen volgen. Zonder historici en archeologen met nieuwe ideeën zijn de klassieken immers intellectueel dood. Omdat de letterenfaculteiten vooralsnog niet protesteren, is onze enige hoop dat een politieke partij iets doet om de moordaanslag te verhinderen. Vandaag kijk ik naar de ChristenUnie.

Die partij had ik eigenlijk met het CDA en de SGP samen willen behandelen, maar ik geef haar verkiezingsprogramma vandaag wat meer ruimte omdat er veel leuke dingen in staan. Dat verraste me maar had ik eigenlijk moeten verwachten. De eerste volzin van het volgende citaat zal weliswaar niet iedereen onderschrijven, maar de identificatie van kunst en cultuur als een wezenlijk aspect van ons mens-zijn verklaart waarom de CU er zoveel aandacht voor heeft.

God, onze Schepper, heeft ons creatieve gaven gegeven waar we van genieten. Kunst en cultuur horen bij ons mens-zijn en zijn waardevol voor een open en bloeiende samenleving. Bibliotheken, concertzalen, musea en toneelhuizen, het zijn plekken waar mensen graag vertoeven. Kunst kan het leven verrijken, mensen bij elkaar brengen en nieuwe inzichten geven, zowel in het mooie als in het lijden. Onze cultuur kent een rijke geschiedenis en is drager van onze identiteit. Kunst en cultuur zijn daarmee primair van en voor de samenleving. De overheid kan een rol vervullen als subsidieverstrekker, opdrachtgever en hoeder van ons culturele klimaat en erfgoed.

Hierbij heeft de ChristenUnie extra aandacht voor kinderen: zoals wel meer partijen aan de linkerzijde van het politieke spectrum wil ook zij inzetten op cultuureducatie en een “voor jongeren toegankelijk aanbod van kunst en cultuur”. Daarbij heeft de partij “bijzondere aandacht voor kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status”: voor hen moeten extra middelen voor armoedebeleid worden benut.

Veel culturele instellingen behoeven op dit punt overigens geen aansporing. In het Rijksmuseum van Oudheden is bijvoorbeeld in de grote hal een speciale kleutertafel, waar een juf met de kinderen in de weer is. Fijn voor de ouders, die even rustig naar de dingen kunnen kijken; ook fijn voor de kinderen, die even met verf mogen kliederen. Meer aandacht voor kinderen is altijd altijd goed.

Dit partijprogramma bevat verder een interessante observatie over de mensen in de culturele sector: het zijn veelal ZZP-ers die gedwongen werken tegen zeer lage tarieven, waardoor de talentontwikkeling onder druk staat en culturele verschraling dreigt. Een oplossing noemt de partij niet, maar ze herkent hier een heel reëel probleem waar niemand anders het over heeft.

De ChristenUnie is concreter over het onderhoud van rijksmonumenten: daarvoor moet honderd miljoen ter beschikking komen. Dat ze daarbij (net als de SGP) het kerkelijk erfgoed met name vermeldt, komt neer op het intrappen van een open deur: het is immers tot ver in de Nieuwe Tijd ons voornaamste bovengrondse erfgoed. De CU voegt meteen toe dat

Ook onze jongste geschiedenis … een plek [krijgt] in het erfgoedbeleid, bijvoorbeeld door het aanwijzen van naoorlogse monumenten.

Heel mooi natuurlijk. Ik ben het er volledig mee eens maar vraag me af hoe je dit wil doen: veel hedendaagse monumenten zijn nog volop in gebruik. Dit is een probleem dat ook bij oudere monumenten speelt, zoals we zien bij de Afsluitdijk, die volgens sommigen wel wat mag worden aangepast en waar we volgens anderen met onze vingers vanaf moeten blijven. Ik sluit bovendien allerminst uit dat dezelfde bestuurders die een besluit namen over de constructie van dit of dat bouwwerk even later beslissen over de monumentenstatus.

Maar ik dwaal af. Ik zou immers kijken naar dingen die voor oudheidliefhebbers relevant zijn. Dan is het volgende punt, dat ook door andere partijen wordt vermeld, zeker relevant:

Digitalisering kan helpen om het erfgoed voor iedereen toegankelijk te maken en bewaren voor toekomstige generaties.

Ondanks de consensus op dit punt ligt er een probleem. Iedereen is het er namelijk zó over eens dat er inmiddels op sommige gebieden te veel initiatieven zijn. Een overheid die “als subsidievertrekker, opdrachtgever en hoeder van ons culturele klimaat en erfgoed” wil optreden, zou wel wat meer regie mogen voeren. Als ik iets mag opperen: vermijd doubletten en beëindig subsidie waar digitalisering uitblijft.

Er ligt bij alle pogingen erfgoed digitaal te ontsluiten nog een tweede probleem, dat ik al eerder aanstipte: voor zover culturele informatie ook wetenschappelijk onderbouwd moet zijn – zie bijvoorbeeld de limes – komt de vraag op of de overheid wel “hoeder van ons culturele klimaat en erfgoed” mag zijn. We hebben een scheiding van wetenschap en politiek die ik graag zou handhaven.

Voor het verkiezingsprogramma van de CU geldt dus wat voor de cultuurparagraaf van wel meer partijen geldt: in de ijver een op zich goed punt te benadrukken, worden complicaties genegeerd. Dat geldt ook voor de wetenschapsparagraaf van dit programma, die in elk geval een voor oudheidliefhebbers superbelangrijke zin bevat:

De geesteswetenschappen en kleine talen worden beschermd, zeker als het de laatste opleiding betreft.

Uiteraard ben ik hier blij mee, maar dat wil niet zeggen dat ik kritiekloos ben. Je kunt het omkeren: is het werkelijk nodig dat aan zes universiteiten een hoogleraar oude geschiedenis werkzaam is? Ik heb zelf in mijn boek De klad in de klasssieken geopperd één oudheidkundig instituut op te richten dat er internationaal wél toe doet. Dat idee hing blijkbaar in de lucht, want Rens Bod kwam korte tijd daarna met een pleidooi dat nog veel verder ging: één landelijke letterenfaculteit. Je kunt het met dit idee eens of oneens zijn, maar ik zou graag willen weten hoe de CU concreet de kleine talen en de geesteswetenschappen wil beschermen. Dat gezegd zijnde: een partij die de humaniora wil beschermen, heeft mijn sympathie.

Net als de twee andere christelijke partijen is de CU wat fantasieloos als het gaat om de financiering van de wetenschap: ze schrijft dat ze de onderzoekscomponent in de eerste geldstroom wil versterken. Dat idee zou, net als het overeenkomstige punt in het CDA-programma, gewoon afkomstig kunnen zijn uit een nota van pakweg de VSNU. Van een politieke partij verwacht ik echter dat ze oog heeft voor andere belangen dan het onderzoeksbelang. Ik denk dat we, als leden van een inmiddels feitenvrije samenleving, mogen verwachten dat de universiteiten de eerste geldstroom tevens aanwenden voor een veel, veel betere wetenschapsvoorlichting.

De fantasieloosheid van de CU over wetenschapsfinanciering stelt me vooral daarom teleur omdat ik de partij hoger aansla. Dit is namelijk een van de partijen die de Nationale Wetenschapsagenda vermeldt en begrijpt dat dit een van de belangrijkste middelen is om draagvlak te behouden voor de wetenschap. Dat schept verwachtingen die de partij net niet waarmaakt.

Tot slot: ik heb het aantal woorden van deze stukjes niet geteld, maar heb het idee dat ik over het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie het langst van stof ben geweest. Het is dan ook een stuk dat zich voor commentaar leent en dat aanzet tot reflectie over wat we nu eigenlijk willen. Mijn stem zal op 15 maart niet worden bepaald door oudheidkundige belangen en ik heb redenen om niet op de CU te stemmen, maar als de Oudheid wel relevant zou zijn voor mijn keuze, zou ik een stem op de ChristenUnie beslist overwegen.

Deel dit:

7 gedachtes over “De CU en de Oudheid

  1. Kees

    Politieke partijen geven van oudsher graag extra aandacht aan kinderen als het gaat over cultuureducatie en, zoals de CU, een “voor jongeren toegankelijk aanbod van kunst en cultuur” en “bijzondere aandacht voor kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status”.
    Ik herinner me een sociologisch onderzoek door de Tilburgse Universiteit naar de effecten van die extra aandacht (stimuli) om kinderen uit de lagere sociaaleconomische strata naar kunst en cultuur te bewegen. De uitkomst was onthutsend: (vrijwel) geen effect bij aanzienlijke en veel geld kostende inspanningen.
    Een van de kernpunten was hoe ouders met hun kinderen kijken naar en praten over kunst en cultuur in musea en concertzalen. Ouders die gewend zijn om met de kinderen “cultuur te doen” dragen dat over, ouders die van oudheidkunde, schilder- en muziekkunst niets (moeten) weten, doen dat niet. Alle speciale aandacht bleek water naar de zee dragen.

    1. Interessant! Ik neem namelijk in mijn kennissenkring het tegengestelde waar. Dat kan natuurlijk de uitzondering zijn die bevestigt wat de regel is, en het kan ook zijn dat ik de ouders onderschat. Of de genenkaart.

      Heb je gegevens van dat onderzoek?

    2. Manfred

      “Ouders die gewend zijn om met de kinderen “cultuur te doen” dragen dat over, ouders die van oudheidkunde, schilder- en muziekkunst niets (moeten) weten”

      Ik betwijfel of die tweedeling bestaat. De meeste ouders zullen tussen die twee uitersten in zitten. En zullen dus met hun kinderen elke keer opnieuw moeten worden overtuigd van het belang (interessant, leuk, behapbaar, relevant) van een bepaalde activiteit.

    3. Frank Bikker

      @ Kees
      Ouders uit de ” betere” kringen vinden dat cultuur meer bij de opvoeding hoort, maar ik heb in mijn carrière van 40 jaar als onderwijzer aan volksscholen genoeg voorbeelden gezien, dat kinderen enthousiast meededen aan cultuuruitingen en dat ze er interesse in hadden. Vroeger ging ik ook vaak met een stel kinderen op woensdagmiddag naar een museum en de meesten wilden graag. De ouders vonden het ook leuk en gaven hun kroost vaak wat mee. Alleen is het zo dat ouders uit volkswijken vaak niets weten te vertellen over wat ze zien en dat maakt het onaantrekkelijk. En als ik nu kíjk hoe hoog de entree is, vormt dat ook geen stimulans, zeker niet als je met een klein gezin maar een 1600 euro te besteden hebt.

  2. Geband van Joop

    “Ik denk dat we, als leden van een inmiddels feitenvrije samenleving, mogen verwachten dat de universiteiten de eerste geldstroom tevens aanwenden voor een veel, veel betere wetenschapsvoorlichting.”

    Besef je wel dat die “feitenvrije samenleving” het product van de door jou zo geliefde geesteswetenschappen (en sociale wetenschappen) is? Die hebben het relativisme bedacht vanuit een links politiek activisme: “de heersende opvattingen zijn de opvattingen van de heersende klasse” leerde Marx en daarom hebben de academici bedacht dat de zogenaamde ‘feiten’ altijd slechts de uitdrukkking vormen van de belangen van de heersende klasse (het witte kapitalisme-patriarchaat) waardoor de minderheden zoals zwarten, moslims en vrouwen worden onderdrukt. Het zijn de geesteswetenschappen die zo lang en hard hebben benadrukt dat er “geen feiten maar slechts interpretaties” zijn (Nietzsche) en die zo lang en hard ‘culturele diversiteit’ hebben geëist om ook de (vermeend afwijkende) ‘discourses’ van zwarten, moslims en vrouwen gehoord te krijgen, dat de gewone bevolking er gek van werd en van pure wanhoop op Trump is gaan stemmen…

  3. “Besef je wel dat die “feitenvrije samenleving” het product van de door jou zo geliefde geesteswetenschappen (en sociale wetenschappen) is?”

    Ja. Dat besef ik maar al te goed en dat is een van mijn ergernissen. Ergens rond 1990 heeft het aan de wil ontbroken om, althans in de historische wetenschappen, “het project van de rede” voort te zetten. Ter verklaring – en beslist niet als excuus – zeg ik erbij dat de opleidingen toen van gemiddeld zes naar vier jaar waren teruggebracht.

    1. Frank Bikker

      Sorry Jona, maar denk je niet dat de afkalving niet eerder is begonnen met de invoering van het keuzepakket. Je moet namelijk toch een minimale kennis hebben over een onderwerp om draagvlak te creëren voor een vak. Het begint bij wijze van spreken al met een leerkracht op de basisschool die zo goed het verhaal van Karel ende Elegast kon vertellen.

Reacties zijn gesloten.