Friezen en Franken (2)

Frankische mantelgesp (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)
Vermogende Franken droegen mantelspelden als deze (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

In het vorige stukje behandelde ik, aan de hand van de boeken van Luit van der Tuuk, de Friezen: de bewoners van het gebied langs de Noordzeekust vanaf Walcheren tot de Deense istmus. Dit keer wil ik het hebben over de tweede groep in de Lage Landen: de Franken. Dit is een van de stamfederaties die in de derde eeuw na Chr. zijn ontstaan uit oudere stammen: de Amsivariërs langs de Eems, de Chattuariërs langs de Hase, de Chamaven in de Achterhoek. Archeologisch is er geen verschil met de bewoners van het oude Drenthe, waarvan we de naam niet kennen. Misschien hoorden de Tubanten er eveneens bij en gingen ook de Chauken en Friezen op in deze federatie toen zij in de derde eeuw het kustgebied verlieten en het binnenland introkken.

De nieuwe federatie heet, misschien wel naar een van de deelnemende stammen, de Saliërs, de “Salische Franken”.Er waren meer groepen Franken. Ook de oude Bructeren uit het Roergebied en de Chatten van het Taunusgebergte werden Frankisch genoemd.

In het midden van de vierde eeuw trokken de Salische Franken het Romeinse Rijk binnen. Generaal Julianus – de latere keizer – stond ze toe zich te vestigen in wat nu Brabant heet. Ze waren overigens niet de eersten: uit aardewerkstudies waarover ik al eerder blogde, weten we dat al in de derde eeuw mensen vanuit Drenthe naar het Scheldegebied verhuisden. Door deze migraties verschoof de Taalgrens naar waar ze nu ligt.

Na 405 brak een wat ambigue tijd aan. Ik stel me zo voor dat de commandanten van de laatste Romeinse garnizoenen – Katwijk, Utrecht, Nijmegen, Xanten – wisten dat Germaanse stammen de Rijn waren overgestoken, plunderend door Gallië waren getrokken en Spanje onder de voet hadden gelopen. Toen in 410 ook Rome werd geplunderd, wisten de garnizoenen dat ze nooit meer soldij zouden krijgen en begonnen ze voor zichzelf. Deze soldaten zullen lokaal zijn gerekruteerd: ze spraken van huis uit Frankisch maar hadden Latijn geleerd. Zou het Romeinse gezag zijn hersteld, ze zouden zich als Romeinse soldaten zijn blijven beschouwen, maar in plaats daarvan gingen ze de geschiedenis in als de eerste Frankische legers.

Eén van hun leiders, Chlodio of Chlogio, lijkt te zijn gekozen als koning van alle Salische groepen en breidde zijn macht uit tot aan de Somme. Hiervoor is archeologisch bewijs in de vorm van de verspreiding van de zwaarden van het Krefeld-Gellep-type. Onder latere koningen breidden de Salische Franken hun macht uit: onder Merovech, onder Childerik en vooral onder Clovis, die zijn koninkrijk vergrootte tot aan de Pyreneeën. De geschiedenis van Nederland en België begint met de annexatie van Frankrijk.

We moeten de bronnen overigens wel met wantrouwen lezen: Clovis zou koning zijn geworden in 481 en daarna om de vijf jaar zijn rijk hebben uitgebreid. Dat maakt wantrouwig. Ook het beroemdste verhaal over Clovis, dat hij zich tot het christendom zou hebben bekeerd om met de hulp van een effectieve godheid een veldslag te winnen, is verdacht: het is een kopie van de legende van Constantijn de Grote. Van der Tuuk, wiens boeken over De Friezen (2013) en Koningen en krijgsheren (2009) ik met plezier heb gelezen, wijst hier niet op: een van de weinige keren dat ik denk dat hij iets over het hoofd ziet.

De dynastie van Clovis, de Merovingen, zou nog heersen tot het midden van de achtste eeuw. Ze was vooral geïnteresseerd in de centraal gelegen delen van het Frankenrijk. Tegelijk begon wat noordelijker, in de gebieden waarvandaan Chlodio de opmars naar het zuiden was begonnen, een nieuwe familie zijn bezittingen uit te bouwen: de Karolingen, die later de macht zouden overnemen van de Merovingen. Deze nieuwe familie stelde opnieuw belang in de Rijndelta.

Een van de Karolingische leiders, Pippijn van Herstal, slaagde er kort voor 690 in de Friese vorst Radbod te verdrijven uit de twee oude Romeinse forten van Duristate” (Dorestad) en Utrecht. Een paar jaar later kreeg Willibrordus Utrecht toegewezen als uitvalsbasis voor de kerstening van de Friezen, maar dat liep op niets uit: in de praktijk was hij actief in zuidelijker, Frankische gebieden. “Prediker der Brabanders”, noemt Van der Tuuk de man die bekender is geworden als “apostel der Friezen”.

De Karolingen hielden echter belangstelling voor de noordelijke gebieden. In 716 leverde de zoon van Pippijn van Herstal, Karel Martel, slag tegen Radbod – en werd verslagen. Radbod rukte zelfs op tot Keulen, waar Karels moeder plundering alleen verhinderde door deze af te kopen. Pas toen de Friese koning drie jaar later overleed, keerde Karel Martel terug naar het land van de Beneden-Rijn, en nu onderwierp hij de Vechtstreek en het Kennemerland. Landerijen van Friese edelen werden toegewezen aan Frankische edelen, waardoor het gebied bewesten de Vlie zou “frankificeren”. Weer een paar jaar later, in 734, onderwierp Karel ook Oostergo en Westergo.

“Als een olifant in de porseleinkast”: zo typeert Van der Tuuk het optreden van Bonifatius, de missionaris die Oostergo en Westergo wilde bekeren en die alvast een voorschot nam op de vestiging van het christendom door wat lokale heiligdommen te vernietigen. Het Friese gewoonterecht (dat later zou worden opgetekend en door Van der Tuuk is toegevoegd als aanhangsel aan De Friezen) gelaste de doodstraf en het Frankische leger dat Bonifatius begeleidde, werd in 754 aan de Boorne vernietigd. De Franken namen weliswaar wraak, maar de uitbreiding van hun macht stokte.

Op dat moment was Pippijn de Korte, de zoon van Karel Martel, al koning van de Franken: de laatste Merovingische vorst was naar een klooster gestuurd. Bisschop Lebuinus zag toe op de kerstening van Overijssel, dat ooit Frankisch was geweest maar in de tweede helft van de achtste eeuw werd gerekend tot het gebied van de oerheidense Saksen. Hij ligt begraven in Deventer. De zoon van Pippijn de Korte, Karel de Grote, zette de expansie voort en onderwierp alle Saksen tot aan de Elbe, inclusief de bewoners van het kustgebied: de oostelijke Friezen. Ook hier was een bekende bisschop actief: Liudger.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

36 gedachtes over “Friezen en Franken (2)

  1. Afgezien van de inhoud van dit bijzonder lezenswaardige artikel: gelukkig zijn er nog mensen die het woord ‘ambigu’ kennen en gebruiken in plaats van het in de context misplaatste ‘dubbel’ (in de trent van: ik heb er een dubbel gevoel bij). Verder: toevallig ben ik net begonnen in “De Franken en het Christendom (550-850)” van Pierre Trouillez. Het lijkt een aanrader, zeker met deze blog in het achterhoofd.

  2. Klaas

    “Tegelijk ontstond wat noordelijker, in de gebieden waarvandaan Chlodio de opmars naar het zuiden was begonnen, een nieuwe familie zijn bezittingen uit te bouwen:…”
    Zin klopt niet 😉

  3. “Overijssel, dat ooit Frankisch was geweest”

    Is het terecht om Overijssel Frankisch te noemen, of zijn Franken nu juist die Germanen die het Noorden van het Romeinse Rijk binnen trokken, ongeacht hun afkomst? Diegenen die niet vertrokken – en ik meen dat er archeologische aanwijzingen zijn dat in Noord en Oost Nederland ook nederzettingen bewoond zijn gebleven – zou je dan geen Franken kunnen noemen, maar zij maken deel uit van een groeiend Saksische verband.

    Hun taal en cultuur gaan vervolgens uiteenlopen door Celto-Romaanse invloeden bij de migranten, en Oostelijke invloeden bij de thuisblijvers.

    1. Wat ik ermee wilde zeggen is dat de bewoners van Overijssel ooit Frankisch werden genoemd door de Romeinen. En die naam verschuift vanaf de vierde eeuw naar het zuiden. Dan weten we een tijd niets. Daarna worden de bewoners inderdaad opgenomen in een verband dat later Saksisch heet. Die namen zijn zo vloeibaar als water.

      1. “In het midden van de vierde eeuw trokken de Salische Franken het Romeinse Rijk binnen.”
        De oorsprong van de ‘Franken in Toxandria’ is m.i. meer terug te voeren op een aantal huursoldaten dat na hun afzwaaien niet meer naar Drenthe, Overijssel of Gelderland terugkeert, maar blijft hangen in de streken waar men dienst deed. Het ‘binnentrekken van een stam’ heeft meer met de beeldspraak van de jaren 60 en vroeger te maken, toen men nog de ‘volkverhuizingen’ hanteerde, met ossewagens en al.

  4. Michel Berger

    Ik begrijp niet goed waarom de ’taalgrens’ pas met de Franken zou tot stand gekomen zijn. Ik weet dat dit de meest gangbare theorie is. Maar Caesar, die jaren in het gebied verbleef, schrijft duidelijk dat Belgae en Galli / Celtae van mekaar verschillen in taal en wijst voortdurend op het grote mentaliteitsverschil tussen beide groepen, iets waar ook Tacitus op wijst, die tevens zegt dat bijvoorbeeld stammen als de Treveri en Nervii, die bij Caesar niet onder de Germani Cisrhenani werden gerekend, trots waren op hun Germaanse komaf. Anderen aanvaarden liever de stelling van Strabo, een Klein-Aziaat die geen voet in het gebied gezet heeft, dat Belgae en Galli maar weinig van mekaar verschilden in taal. In mijn ogen is de geschiedschrijving hier ‘vervuild’ door de Franse claim (in navolging van de Romeinse of alvast die van Caesar, die serieus wat ‘grensoverschrijdend’ gedrag heeft vertoond) op heel het gebied tot aan de Rijn, dat dan in z’n geheel voor Gallia moet doorgaan (zie Gallia est omnis divisa …, omnis, in tegenstelling tot het direct daarop beperkte centrumgebied dat eigenlijk Gallia is, duidelijk te onderscheiden van het gebied van de Belgae en de Aquitani). Gewoon wikipedia erop naslaan leert dat de Franstalige vanaf regel 1 de Belgae aanduidt als Kelten, de Duitse hen onder de Germanen rekent en de Engelse een soort tussenpositie probeert in te nemen (met nog de meest aannemelijke argumenten). Maar het feit dat de taal der Franken zich onder een bepaalde grens niet heeft kunnen doorzetten en erboven wel in een gebied dat toch boven en onder Frankrijk is genoemd, wijst er mijns inziens op dat ze onder die grens op een Latijns-Keltisch (Galloromeins) substraat zaten (dat ook cultureel superieur was) en erboven op een Germaans.

      1. Michel Berger

        Wel, ik heb dit artikel met veel interesse en aandacht gelezen. Toch meen ik dat het niet weerspreekt wat ik zei, namelijk dat het substraat onder het Frankisch in het noorden een ander zou kunnen geweest zijn dan in het zuiden. De aanname van het artikel is dat het substraat in het noorden per definitie Keltisch is geweest en geen andere taal, nochtans uitdrukkelijk zo genoemd door Caesar, nl. de taal van de Belgae die op z’n minst gedeeltelijk als Germaans werden aangemerkt. Hiermee is het niet onmogelijk (zelfs eerder waarschijnlijk) dat deze zelf boven een Keltisch substraat zaten en dat dat de verklaring is voor de vastgestelde kenmerken. De Germani Cisrhenani onder de Belgae waren immers ten tijde van Caesar zelf gearriveerd, als ik me niet vergis, ten tijde van de migratie van Cimbren en Teutonen. Het artikel zelf wijst op procédés van imitatie (door verspreiding van accent) en op de mogelijkheid van meerdere taalwisselingen. Ik zie dus niet in waarom dit hier niet het geval kan zijn. Ik veronderstel dat dit onmogelijk te bewijzen is, gezien het gebrek aan documenten met ‘Belgisch’. Maar ik begrijp dus niet het negeren van het uitdrukkelijke getuigenis van Caesar. Ikzelf ben niet geneigd te zeggen dat iemand die er met z’n neus toch een jaar of 7, 8 op gezeten heeft, fout zit. Maar goed, ik ben blij met dit artikel en die invalshoek kennisgemaakt te hebben.

        1. Ik heb hierover ooit nog eens contact opgenomen met de auteur, of dit accent in het Frankisch niet kan zijn ontstaan als Germaans op een Keltisch substraat, aangezien het niet onwaarschijnlijk lijkt dat het Keltisch ooit verder naar het Oosten uitgebreid was, voor de expansie van het Germaans.

          Maar mij werd verzekerd, want hij had die hypothese ook onderzocht, dat het accent alleen door een Kelto-Romaans substraat kon zijn veroorzaakt. Dat impliceert dus een effect van vrij lang na de komst van Caesar, toen de romanisering immers nog moest beginnen.

          1. Wat daarmee ook weer die theorie ondergraaft die zo graag in de ‘Belgae’ een Germaanse stam wil herkennen, en daarmee een punt wil maken dat Britannia Germaans was vóór de Romeinse invasie, en daarmee een punt scorend voor de huidige Engelse nationalisten: ‘We woz alwoys English’!

  5. Erik Bouwknegt

    Een vraagje: Ik heb altijd begrepen dat ‘ripuarisch’ slaat op ‘ripa’, d.w.z. de oever (van de Rijn). Nou snap ik best dat dat moeilijkheden oproept (waar komt die /u/ vandaan, waarom niet ‘riparisch’), maar nu die etymologie zelfs niet genoemd wordt vraag ik me af of die verklaring achterhaald is.

    1. Gerard

      ”Ripuarisch” is het samenvoegen van Latijns ”ripa” en Germaans ”*warjaz”, wat zoiets betekent als ”inwoner” of ”verdediger” (net als in Angelsaksisch ”Cantwaras”: mensen van Kent). Deze w is in het middeleeuwse Latijn veranderd in een u of v, wat de huidige term verklaart. Ik vermoed dat de Oudfrankische term voor de Ripuarische Franken iets als ”Rīpawāran” (Ripuaren) geweest zal zijn.

      1. Is er een verklaring waarom de Frankischsprekenden hun woord “uitbouwden” uit een niet-Frankisch woord? Ik ken hybride etymologieën, maar blijf ze altijd wat vreemd vinden, zoals ik ook altijd wat raar opkijk als een Engels woord plotseling een Nederlands leven krijgt: “hij hypete het thema” of zo.

        1. Gerard

          Er zijn genoeg andere woorden die de Germanen vrijwel klakkeloos overnamen van de Romeinen. Mede door de w klank van de Romeinse v veranderde bijvoorbeeld het Latijnse ”vicus” in het Oudengelse ”wīc” (zoals in bijvoorbeeld Eoforwīc [York]), en het Frankische en Oudnederlandse ”wīk” (waar ons woord ”wijk” vandaan komt). Een ander voorbeeld is ”vallus” (palisade of staak), wat veranderde naar OE ”weall” of ON ”wal”. Het vervormen van zulke praktische Latijnse namen naar de Germaanse talen is ergens ook wel logisch. Het was waarschijnlijk dan ook een proces dat eeuwen duurde (dit vermoed ik zelf dan; aangezien er tot de tijd van de Volksverhuizingen weinig geschreven Germaanse bronnen zijn, is hier geen bewijs voor). Ik heb wel eens ergens gelezen dat in het geval van ”rīpa” het misschien werd vervormd tot ”hrīpa” in de Germaanse talen, maar ik heb geen idee waar die h (met zijn gh-klank) dan vandaan zou moeten komen.

  6. Ab R.C. Dabra

    Twee opmerkingen.
    Ten eerste: ik heb ooit eens een boek (uitgegeven proefschrift) gehad van iemand die stelde dat de Saliërs genoemd zijn naar de open ‘hallenboerderij’/’los hoes’ die in het oosten van het land voorkomen; een naam dus verwant aan ‘zaal’/’sael’ dat later ook ‘vestiging’ zou gaan betekenen. ‘Oldenzaal’ bijvoorbeeld zou in die visie het oudere broertje zijn van ‘Nieuwezeel’ in België. Ook zou volgens deze schrijver dat ‘sael’ terug te vinden zijn in namen als ‘Brussel’ (broek-sael: vestiging bij een water).
    Ten tweede: er zijn twee stenen ’tafels’ met inscripties uit de derde eeuw gevonden bij de Hadrian’s Wall in het Verenigd Koninkrijk. Daarin worden de ‘Tubanten’ (Tvihanti) genoemd als onderdeel van de Frieze ruiterij: DEO MARTI ET DVABVS ALAISIAGIS ET N AVG GER CIVES TVIHANTI CVNEI FRISIORVM VER SER ALEXANDRIANI VOTVM SOLVERVNT LIBENT (Aan Mars en de twee Alaisiagae en de verheven geest van de keizer. De Germaanse onderdanen de Tuihanti/van Tuihantum, van de ruiterafdeling van de Friezen van Vercovicium voor Severus Alexander (uit vrije wil en eerbied hun eed zwerend)),

    1. Van der Tuuk noemt nog een derde etymologie: Salland komt van “saalland”, een agrarische term. Ik denk dat het voorlopg een open kwestie is en koos de etymologie die me in dit stukje het beste uitkwam.

      1. John

        Nee Jona.

        Zie Panegyrici Latini. Franken aan de overzijde van de Rijn die in verband worden gebracht met een “bevende aarde”. Pak dan een woordenboek Latijn (op de MAVO krijg je geen latijn dus dat doe ik altijd) en zoek op de term ‘salii’. Harm Pinkster brengt het mijns inziens niet helemaal goed, maar verwijst wel naar ‘salio’.

        Dit is overigens een ‘weggevertje’ van een aanstaande publicatie die ik, over tien jaar of zo, hoop af te ronden.

        1. Nee, dit keer kan ik niet met u meegaan. De Saliërs die Pinkster noemt, zijn het priestercollege uit Rome, dat inderdaad sprongen maakte, niet de Frankische groep. Ik heb niet het gevoel dat de Romeinen een groep barbaren zouden hebben aangeduid met hetzelfde woord als een van hun meest eerbiedwaardige colleges – al is mijn gevoel in laatste instantie geen argument.

          Anyhow, een door u voorgestelde en nog te publiceren etymologie, ook als die juist is, past niet in een overzichtsstukje n.a.v. wat ik zoal bij Van der Tuuk lees.

          1. John

            Met dat laatste kan ik het natuurlijk niet oneens zijn 🙂

            Maar ook in een samenvatting kun je bronnen vermelden. Voor zover ik weet is Ammianus Marcellinus de eerste die melding maakt van deze Franken. Hij maakt melding Julianus Caesar (dus niet de generaal) die de overgave ontvangt van de “Salios, gentum Francicam”. Salios dus. Het staat er echt. Pak je Loeb er maar bij. Het Salii dateert van latere schrijvers.

            1. Óf ik begrijp uw argument niet, óf u ziet een aspect van het Latijn over het hoofd. Omdat u aangaf dat niet op school te hebben gehad, vermoed ik het laatste en neem ik het risico u te onderschatten: Salii en Salios zijn twee vormen van hetzelfde woord, namelijk een onderwerp en een lijdend voorwerp.

              In het andere geval begrijp ik uw argument dus niet goed. In mijn druk van het woordenboek leidt Pinkster de naam van het priestercollege en niet de naam van de stam af van het werkwoord voor dansen.

              1. John

                In de tweede Herziene druk worden ‘salii’ en ‘Salii’ als twee aparte lemmas gegeven. Het eerste als vervoeging van het lemma ‘salio’, en daar staat onder andere bij ‘springen, bespringen, beven’. Na het lemma ‘Salii’ staat ‘dansers, springers’ tesamen met een verwijzing naar ‘salio’ en dan uitleg over de priesters van Mars en Quirinus.

                Mijn argument is dat de benaming van deze Franken niet Frankisch is, maar Latijn. En het dient tenminste begrepen te worden zoals ‘salii’ (zonder hoofdletter). Met name in de zin van ‘beven’, en ook wel ‘bespringen’ (vroege Franken worden soms uitgemaakt voor geilaards).

                En je hebt gelijk: aan het lijdend voorwerp had ik heel dom niet gedacht, terwijl dat juist in de zin evident is. Vergeet die laatste zin van het vorige stukje.

                Pinkster begaat wat mij betreft dus een omissie door de Frankische ‘Salii’ niet als lemma in zijn woordenboek op te nemen terwijl hij dat bij de meeste andere stammen wèl doet. Het beste paard van stal sla je toch niet over?

              2. Ab R.C. Dabra

                @John Ik vind je argumentatie als zou ‘Salii’ een Latijnse naam zijn niet overtuigend. Is het niet veel meer de regel dat de Romeinen volkeren en stammen de naam gaven die die volkeren zichzelf gaven of waaronder ze bij ‘hun buren’ bekend waren. Bovendien lijkt het me stug dat de Romeinen een volk een bepaalde naam geven omdat ‘ze zo geil zijn’. Dan moet je wel met hele sterke argumenten komen om dat te staven lijkt me.

  7. John

    De Salii verschijnen in 355 na de moord op Silvanus met een koning die asiel krijgt in het Romaanse rijk. De Ripuarii verschijnen pas eeuwen later in wetteksten. Om deze 2 fenomenen in één adem te noemen klopt niet. Er is géén aantoonbaar verband tussen het verdwijnen van Romanen en de Ripuarii, want hun bestaan dateerd van later.

    En waar is een “Ripuarische stam” of “confederatie” vastgesteld? In welke bron?

    Een juridische status hoeft niet hetzelfde te zijn als etniciteit of politiek verband.

    Dat Ripuarii een stam zijn wordt in esoterische Nazi-propaganda verondersteld, en ja dat leeft in Duitsland nog steeds, want tot in de jaren ’90 onderwezen op scholen. Maar is het ‘Wetenschappelijk?

    Of is het ‘kwakhistorie’?

    1. Ik zou het gebruik van “kwakhistorie” overigens beperken tot methodische incompetentie. Als ik Tom Holland of Fik Meijer een kwakhistoricus noem, is het niet omdat ze slordig zijn en onjuiste dingen schrijven (al is ook dat het geval), maar omdat ze claims doen die methodisch niet zijn te onderbouwen. Ik zou willen dat historici duidelijker maakten dat de grens tussen wetenschap en niet-wetenschap beheersing van de geschiedtheorie is.

      1. John

        Lieve Jona,

        Ik ben maar een MAVO-klantje en het vraagteken impliceert een vraag. Een, naar de aard van het beestje, stellige, scherp geformuleerde vraag.

  8. John

    Verder: Jona’s verhaal over het einde van Stilicho houdt geen rekening met de Romaanse restoratie van Constantius en Aetius.

    De samenvatting van Frankische geschiedenis vind ik zeer selectief en weinig verklarend.

    Wat ook wel eens gezegd mag worden is dat het Frankisch de voorloper is van het Oud-Nederlands. Dat wordt tegenwoordig zelfs erkend in Duitse Academia. Alleen de Nederlandse doen daar nog bescheten over. Voornamelijk ook omdat dat vroeger ontkend werd op extreem linkse bolwerken als de UVA.

    1. Ik weet dat van die restauratie, maar ik ben echt aan het samenvatten en dit is echt even te veel.

      Dat van het Frankisch komt nog in mijn derde deel. Geen zorgen.

      1. John

        Dan ben ik heel stellig dat je het verkeerd samenvat.

        Je begint gewoon niet goed. Aetius, Valentinianus, Aegidius & Childericus. Zie hieronder en maak niet de standaardfout van academici om Aegidius (of Aetius, of Valentinianus) ‘Romeins’ te noemen, want dat is slecht voor mijn hart.

        1. Ik zie geen enkel probleem om Aegidius, Aetius, of Valentinianus Romeins te noemen. Waarom dat een ‘standaardfout’ zou zijn is mij onduidelijk. Hoe zou men ze anders moeten noemen?

  9. John

    De bekering van Chlodovechus doet in de verte denken aan Constantijn de Grote, maar het is zeker geen kopie zoals Jona. Sterker nog: Constantijn heeft zich nooit bekeerd tot het Katholieke geloof. Hij werd pas op zijn sterfbed gedoopt door een Ariaanse bischop. Overigens waren zowel Chlodovechus vrouw als zus Katholiek, iets wat bij Constantijn niet het geval was. Verder is de chronologie en de duiding van beiden gebeurtenissen echt anders.

    Maar al zouden ze hetzelfde zijn, dan is dat geen doorslaggevend argument om het af te wijzen: Romaanse burgers en soldaten waren bijzonder bijgelovig en de periode kenmerkte zich door een opleving van ’tovenarij’. Juist bij christenen.

  10. John

    @Jona:

    Tipje. Het onderstaande hoort volgens mij thuis in elke samenvatting.
    De overgang van Romaans Gallia naar Frankisch Gallia begint met de moord op Aetius in 454 en de daarop volgende bloedwraak op keizer Valentinianus. Aegidius handhaaft zich met zijn Franken in ‘Gallia Superior’ (boven Loire), maar hij wordt omgelegd in een hinderlaag in 465. Op dat moment is er een instabiel Italia en Childericus grijpt zijn kans in Gallia. Zijn zoon Chlodovechus neemt de familliezaak (brief Remigius spreek van voorouders, meervoud die Belgia Secunda bestuurd zouden hebben, nou ja, zijn moeder heet Basina; Bazin) over en schakelde zoveel concurrenten uit dat zijn neven zich niet meer beriepen op verwantschap uit angst vermoord te worden. Maar ook Frankische leiders in Trier (Arbogasti), Soissons en Cambrai werden uigerangeerd of op het slagveld verslagen.

    Vervolgens verslaat Chlodovechus Alamannen, Burgundiers en in 507 de Visigothen onderleiding van Alaricus.

    Stilicho of de Vandaalse inval van 409 heeft er in militaire of bestuurlijke zin in mijn ogen niet direct mee te maken

    1. mnb0

      “De overgang van Romaans Gallia naar Frankisch Gallia begint met”
      de ongehinderde doortocht van de Vandalen door Gallia in 400 CE, want daarna kwam het nooit meer goed met het Romeins bestuurlijk militair gezag. Aetius commandeerde bepaald niet alleen Romeinse legioenen.

  11. John

    Als laatste: Of ze nu soldij kregen of niet, de schamele Rijnlegers handhaafden zich ook na de val van het Romaanse rijk. Procopius maakt er nog melding van.

  12. “Toen in 410 ook Rome werd geplunderd, wisten de garnizoenen dat ze nooit meer soldij zouden krijgen en begonnen ze voor zichzelf. ”
    Hoezo? Hun geld kwam niet uit Rome, en daarbij zagen de eerste decennia van de 5de eeuw een herstel van de orde. Geen enkele reden om aan te nemen dat dit het signaal was voor de Franken aan de Rijn (in Romeinse dienst) dat ze vanaf toen voor zichzelf konden beginnen. een paar decennia later wel denk ik, maar dan in een context waarbij heel Gallië in delen zelfstandig gaat.

Reacties zijn gesloten.