De vijfde eeuw (slot)

Frankische mantelgesp (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

[Een tijdje geleden blogde ik enkele keren over de Late Oudheid. Een van degenen die reageerden, John Messemaker, zegde toe zijn gedachten over het onderwerp op een rijtje te zetten. Van dat stuk verscheen het eerste deel hier.]

In 468 besloot de Oost-Romeinse keizer Leo om van het Westen te redden wat er te redden viel. Hij verbond zich met Ricimer en beloofde Geiserik en diens Vandalen te vernietigen. Zoals we al zagen, vernietigde in plaats daarvan Geiserik het leger van Leo. Ricimer werd verlost van zijn problemen toen hij in 472 overleed – een maand nadat hij zijn laatste stromankeizer had vermoord. De uiteindelijke “val van Rome” kwam daarna niet meer door complexe omstandigheden en voltrok zich ook niet in slow motion. Geiserik is de man die in enkele dagen het noodlot voltrok. Op het slagveld. Hij was de man met de hamer.

Het West-Romeinse Rijk heeft niet het excuus dat het deze mogelijkheid niet zag aankomen. Sterker nog: men heeft er sinds de slag bij Adrianopel actief aan meegewerkt. De eeuw-lange accommodatiepolitiek van Theodosius, Stilicho en Aetius heeft rampzalig uitgepakt.

In 475 greep Orestes, de oud-secretaris van Attila, de macht in Italië en benoemde zijn zoon Romulus tot keizer. De troepen, merendeels bestaande uit “barbaren” van buiten Italië, vroegen om land en domeinen ten einde hun eten en inkomen veilig te stellen. Gezien de staat van de belastinginkomsten was die vraag zo gek nog niet. Bovendien was het een klassieke ruil: land voor diensten. Orestes kon of wilde dat niet leveren, met als gevolg dat het legerberaad Odoaker – de zoon van een hooggeplaatste uit Attila’s Hunnenrijk – uitriep tot koning. Orestes was kansloos en werd vermoord, maar zijn zoon, de kindkeizer Romulus Augustulus, werd door “gentleman” Odoaker gespaard en kreeg zelfs een staatspensioen nadat hij was afgezet. Het was 4 september 476.

In terugblik kunnen we zien dat de centrale overheid in de vierde eeuw nog in staat was geweest lastige troepen in de provinciën tot andere gedachten te brengen door het stopzetten van soldij of het blokkeren van de logistieke bevoorrading van eten, kleding en wapens. Aan het eind van de vijfde eeuw werden veel van de provincies bestuurd door “Germanen”, die stonden aan het hoofd van agrarische exportgebieden die eigen legers konden onderhouden. Vanuit Italië kwamen geen orders meer, maar smeekbedes.

In Italië voltrok zich de ene ramp na de andere. Het Oost-Romeinse Rijk kon niet helpen: het verkeerde in de al genoemde financiële impasse. Maar verder? Antiochië en Alexandrië floreerden. Constantinopel groeide gestaag. Africa was rijker dan ooit: onder Geiserik was echt een gouden eeuw begonnen. Hispania had het ergste al een decennium achter de rug en probeerde op te krabbelen. In Aquitanië slaagden de Visigothen er steeds beter in zich te verbinden met lokale potentaten, waardoor een succesvol rijk leek te ontstaan. Helaas voor die Visigothen was er een nóg succesvollere groep in Gallië: de Franken. Die veroverden uiteindelijk heel Gallië en maakten dat tot een groot succes.

Het is moeilijk vol te houden dat er in Gallië ooit “Donkere Middeleeuwen” zijn geweest na de “Val van het West-Romeinse Rijk”. De Franken waren in feite een succesverhaal en hun machtsuitbreiding kwam ook onze eigen streken ten goede. Vandaar dat het Rijksmuseum van Oudheden nog niet zo lang geleden een tentoonstelling organiseerde om dat te illustreren. Het bijbehorende boek Gouden Middeleeuwen van Willemsen is nog te koop en raad ik u aan.

Ik hoop dat u onthoud dat de basis van deze gouden eeuwen gelegd is in de 4e en vijfde eeuw.

Deel dit:

15 gedachtes over “De vijfde eeuw (slot)

  1. Manfred

    “vernietigde in plaats daarvan Geiseric het leger van Leo. Ricimer werd verlost van zijn problemen toen hij in 472 overleed”
    Wie is de ‘hij’ die hier de pijp uit gaat? Volgens Livius.org stierf Leo I op 18/1/474.

    “met als gevolg dat het legerberaad Odoacer – [x] – uitriep tot koning”
    Hé, een nog niet eerder genoemde machtsfactor. Vanaf welke periode speelde dat ‘legerberaad’ een rol?

    1. John

      Manfred,

      – Ricimer stierf in 472.

      – Elk groot leger kent een ‘legerberaad’. Dat gaat terug tot tenminste de Grieken, en waarschijnlijk verder.
      Van Romeinen uit de Republiekeinse periode is al bekend dat ze dat hadden. Er is hier dus geen sprake van een nieuwe machtsfactor. Het gegeven dat Odoacer door het legerberaad werd uitgeroepen tot koning is ook geen echt novum. Althans, er waren in de Romeinse geschiedenis eerder meerdere keizers en generaals door een legerberaad op het schild gehesen. Het enige ‘nieuwe’ is dat dit nu een koning was.

    2. – ‘het’ legerberaad dat keizers koos: dit was zeker geen bestaand instituut. Het Romeinse leger kende geen ‘legerberaad’ als je daar zou denken aan een regelmatig bijeenkomend lichaam met benoemde leden. Daar is geen enkel bewijs voor. Denk eerder zoals in een bende een sterke man naar boven drijft, gewoon samenspannende officieren die samen (moeten) bedenken aan welke zijde hun brood het best besmeerd is. En dat zo oud als de wereld.

  2. Rojavabe44

    Beste John,

    Hartelijk dank voor deze serie over de vijfde eeuw. Het is niet gemakkelijk om de grote lijnen in zo’n overzicht te bewaren. Daar ben je goed in geslaagd! Op mij heeft het inspirerend gewerkt en is het een prikkel om er nog meer over te gaan lezen. Mijn excursie richting Burgundi was zeker niet bedoeld omdat ik dacht dat je onvolledig was. De behandeling van al die Germaanse stammen zou, zoals je terecht opmerkt de grote lijn niet ten goede komen. Het heeft meer te maken met mijn interesse in de vroege literatuur van latere nationale staten, die elk hun eigen mythes geschapen hebben. Wat ik geleerd heb is dat er veel geweld was in die tijd en dat in het vroege christendom nogal veel verschil bestond tussen geloof en praktijk.
    Met vriendelijke groet!

  3. mnb0

    De korte serie bood weinig nieuws – weinig dat niet op de Engelse Wikipedia is terug te vinden. Dat kan natuurlijk ook alleen als er nieuwe archeologische bronnen en geschreven bronnen te vinden zijn. Maar het is wel jammer dat die paar nieuwe benaderingen niet meer aandacht hebben gekregen. Ik heb er een paar vragen over gesteld.
    De term “Gouden Middeleeuwen” uit dat boek slaat alleen op de Lage Landen. Die zijn nooit representatief geweest voor het gehele westelijke deel van het Romeinse Rijk, dus die opmerking hangt er als los zand bij. Daar valt ongetwijfeld van alles en nog wat over te schrijven, maar dat verdient zijn eigen blogpost.

    1. geheel eens met je opmerking dat de “gouden eeuw” der Franken als aflsuiting is een zeer onverwachte wending en als dat gouden geldt inderdaad voor de Nederlanden hoe zou je dan de gelijktijdige periode onder Haroen al Rasjids en de zijnen moeten betitelen

  4. habus

    De recente tentoonstelling in Parijs ‘les temps des merovingiens’ kon ik helaas niet bezoeken, maar de catalogus heb ik besteld en deed me toch wel de ogen openen. De Franken continueerden wat er was, of brachten zelfs weer meer structuur aan. Ook verbazingwekkend (voor mij als liefhebber dan), hoeveel bronnen beschikbaar zijn. Helemaal geen dark ages. Om de merovingische periode in NL een ‘gouden eeuw’ te noemen, kan voor een beetje PR geen kwaad, maar materieel klopt het natuurlijk niet. Er is op Nederlands grondgebied minder vroegmiddeleeuws goud gevonden dan in één Brits weiland, de Staffordshire hoard. Daar zit natuurlijk een hele context achter en juist die context zegt dat we hier amper een elite hadden, laat staan koningschap. Overigens, wat dat misschien juist wel een pluspunt: een prettig egalitaire samenleving en dat brengt me bij de verkiezingen van a.s. woensdag….;-)

      1. John

        Zou ik het daarom met elkaar in verband hebben gebracht?

        😀

        Overigens: de term ‘Gouden Middeleeuwen’ is niet van mij afkomstig, maar van academisch opgeleide professionals. Het boek waar ik naar verwijs is gewoon een goed informatief boek. Ik vind het raar dat criticasters vallen over de titel, maar zwijgen over de inhoud.

        De boektitel van het boek van Willemsen is daarnaast niet de eerste die ‘goud’ in verband brengt met de vroege Frankische middeleeuwen. Eerder publiceerde Luit van der Tuuk namelijk ‘De Eerste Gouden Eeuw. Handel en Scheepvaart in de Vroege Middeleeuwen’. Dit boek werd net als Willemsen goed ontvangen door vakbroeders.

        Eerlijk gezegd had ik gehoopt op meer bijval voor schrijvers als Willemsen en Van der Tuuk. De criticasters snappen kennelijk niet dat het Nederlandse taalgebied een zeer dunne markt is voor boeken over de late oudheid/vroege middeleeuwen. Als een talent met hard werken voor een habbekrats – want leven kun je er echt niet van – een goed boek presenteert hoop je toch dat kritiek verder komt dan de kaft.

  5. habus

    Dag John, gezien je reactie ben ik wellicht te kort door de bocht geweest. Ik had echter niet in de intentie om een volledig exposé te houden, want dan was ik zelf wel een blog gestart. Jouw punt onderschrijf ik helemaal. Ik heb 3 boeken van Van der Tuuk in de kast staan en ik vind het bewonderenswaardig hoeveel nieuw inzicht hij weet te creëren, op bronnen en vondsten gebaseerd. Ook de tentoonstelling en het boek van Gouden Middeleeuwen was top. Ik bezocht toen ook het bijbehorende wetenschappelijk symposium. In brede zin gaat het de goede kant op met de aandacht voor (vroeg)middeleeuws Nederland. Dat neemt niet weg dat afentoe een kritische noot moet kunnen.

  6. John
    Ik vind het jammer dat je je verontschuldigt met verschuilt achter “…niet van mij afkomstig, maar van academisch opgeleide professionals”. Wat betekent dit dat voor de rest van wat je schreef?

Reacties zijn gesloten.