De leercurve

Van het bovenstaande grafiekje zal niet onmiddellijk duidelijk zijn wat het voorstelt, dus ik verklap het meteen: het geeft de frequentie aan waarmee ik in mijn boeken gebruik heb gemaakt van de puntkomma. Dat is misschien wel het meest omstreden leesteken. Er zijn er die menen dat het gebruik duidt op intellectuele luiheid omdat de auteur de verbanden tussen zijn zinnen ongewis kan laten; Kurt Vonnegut meende dat het “een hermafrodiet in travestie” was (wat zou hij ermee hebben bedoeld?) en beschuldigde de gebruikers ervan te willen etaleren dat ze naar school waren geweest; en zelf gebruik ik de puntkomma onder meer als een opsomming bestaat uit volledige zinnen.

Geïnspireerd door een artikel over Vonneguts opmerking ben ik gaan turven hoe vaak ik de puntkomma gebruik. Ik keur het gebruik zelf niet af maar schrijf ook voor mensen die dat wel doen en heb er in het verleden daarom weleens op gelet. Hierboven dus: het aantal puntkomma’s per duizend woorden met van links naar rechts (1) Een interim-manager in het Romeinse Rijk, (2) Hollands glorie, (3) De randen van de aarde, (4) Archeologie van de futurologie, (5) Alexander de Grote, (6) Polderdenken, (7) Oorlogsmist, (8) Spijkers op laag water, (9) Vergeten erfenis, (10) De rand van het Rijk, (11), De klad in de klassieken en (12) Israël verdeeld. (Van Alexander de Grote heb ik het bestand niet meer.)

Ik denk dat de twee eerste boeken mijn eigenlijke schrijfstijl het beste weergeven. Ze zijn gelezen door mensen die meer ervaring hadden, maar die hebben mijn gruwelijke puntkomma-gebruik er niet uit gehaald. Of ik was te eigenwijs.

Bij het derde boek, De randen van de aarde, had ik Hein van Dolen als meelezer: de beste begeleider die ik ken. De bladzijden die ik terugkreeg, waren volledig rood van de aantekeningen. Dat leidde tot een vrijwel puntkommaloos boek. Daarna werd ik weer eigenwijzer en begon ik opnieuw gebruik te maken van die hermafrodiet in travestie, tot ik me er bij mijn laatste boek bewust van werd dat ik ze steeds vaker benutte en ze – net als de bijzin tussen twee streepjes – eruit ging halen.

Er is ondertussen iets grappigs aan de hand. Boeken #2 en #6 zijn in feite dezelfde tekst. Je zou verwachten dat het leestekengebruik op elkaar lijkt en inderdaad is #6 een uitschieter naar boven. Ook de boeken #3 en #10 zijn substantieel identiek, maar daar ben ik grondiger geweest in het polijsten van mijn tekst.

Ik geloof niet dat dit stukje een pointe heeft, of het moest zijn dat de bovenstaande grafiek toont hoe ik iets afleerde, hoe ik die les vergat en hoe ik het opnieuw probeer af te leren. Kortom, een blogstukje dat (zoals in dit narcistische tijdsgewricht wel vaker gebeurt) vooral veel zegt over de blogger en u niets meldt dat dit stukje zou kunnen rechtvaardigen.

Deel dit:

17 gedachtes over “De leercurve

  1. Martijn

    Ik ben een fan van de puntkomma; naar mijn idee geeft hij je de mogelijkheid twee hoofdzinnen nadrukkelijker met elkaar in verband te brengen dan door ze te scheiden met een punt. Aan de andere kant zal ik, denk ik, nooit meer dan een enkele puntkomma in een zin gebruiken. We hebben hem bedacht, en dus zal hij zin hebben, en in andere talen wellicht meer of minder dan in het Nederlands; daarom hecht ik aan het oordeel van Vonnegut wat minder waarde. Het blijft echter ook een kwestie van smaak, nietwaar? Van mij mag je eigenwijs blijven!

    Leuk stukje toch.

  2. Nu je er toch over begint, over die puntkomma’s wil ik wel meer weten.
    In het grafiekje staan op de IJ-as de twaalf boeken natuurlijk. Maar wat staat er in een heden eigenlijk op de (verticale) X-as? En hoe heb je al die puntkomma’s geteld? Steeds alle boeken doorgenomen en de puntkomma’s geturfd? Hoeveel tijd heeft dat wel niet gekost?
    Ik heb gemerkt dat veel uitgeverijen tegenwoordig een medewerker de auteur laten begeleiden om hem/haar te behoeden voor beetje onnodige uitglijders. Doen ze daar bij jouw boeken niet aan? Dank voor de antwoorden.

    1. mnb0

      Beste Henk, als JL mag zeuren over leestekens mag ik zeuren over wiskundige conventies, vooral omdat ik wiskundeleraar ben. De horizontale as wordt altijd x-as genoemd en de verticale as de y-as. De twaalf boeken staan dus op de x-as en niet op de y-as.
      Noot: uw vergissing heeft geen enkele wiskundige consequentie.
      JL heeft in zijn stukje al verteld wat er op de (verticale) y-as staat: het gemiddeld (slordig van JL om dat weg te laten) aantal puntkomma’s per duizend woorden tekst.

      1. P

        Beste mnb0,

        wat je beweert over de x- en y-as is complete onzin. Als eerste wil ik je attenderen op het feit dat hier een staaf diagram afgebeeld is en geen grafiek. In een dergelijke voorstelling is slechts een as in gebruik: de verticale. Als tweede is het benoemen van een as als x, y of z in een x-y-z assenstelsel slechts gebonden aan de keuze tussen een links of rechts draaiend stelsel. Indien niet specifiek vermeld wordt dat het een links draaiend stelsel betreft, mag men ervan uitgaan dat het een rechts draaiend stelsel is. Bij het tekenen van een grafiek kiest de tekenaar ervoor welke assen waar komen, na de eerste twee keuzes is de positieve richting van de derde as vastgelegd. Ter nadere uitleg: indien men de horizontale as x noemt -positief naar rechts- en de horizontale as y noemt -positief naar boven- dan volgt daaruit dat de derde as, de z-as een positieve richting uit het papier naar boven. Indien men de horizontale as y noemt -positief naar rechts- en de verticale as x noemt -positieve richting naar boven- dan volgt daaruit dat de positieve richting van de z-as naar beneden het papier in. Iets dergelijks leer je als het goed is op de middelbare school, daar wordt dit ook wel de rechterhand-regel genoemd.
        Meestal wordt de horizontale as x genoemd, vaak ook t. Meestal wordt de verticale as y genoemd, vaak ook z. Om te beweren dat de horizontale as altijd x is, is een schromelijk tekort aan kennis; tekenend voor het niveau van het hedendaagse onderwijs. Een beetje dezelde grap dat ik op de uni nog aan mensen moest uitleggen hoe je staartdeling maakt.

        1. mnb0

          Zucht. Een as is niets anders dan een getallenlijn. Er is nergens bepaald dat getallenlijnen altijd met de getallenverzameling R werken. Getallenlijnen en dus ook assen kunnen prima discreet zijn – zoals in een staafdiagram.
          Dat zouden ze op de uni toch moeten weten.
          Verder zou ik u willen verzoeken wat meer aandacht aan de term conventie te willen besteden.

        2. mnb0

          Als we nog wat verder gaan zeuren zal het u misschien interesseren dat ik ook bekend ben met oa horizontale U-assen, Q-assen, P-assen en T-assen. Verticaal hebben we dan respectievelijk I-assen, T-assen, V-assen en nogmaals V-assen. Alleen hebben we het dan over natuurkunde.

        3. Knotwilg

          “tekenend voor het niveau van het hedendaagse onderwijs”

          Welja … Dat cliché zouden we ook kunnen hanteren voor de vergezochte uitleg die jij hier produceert, want er is geen enkele reden waarom een tweedimensionale representatie van “iets” zou moeten geconditioneerd worden door een driedimensionale van dat “iets”, als die dus al zou bestaan.

          Zoals mnb0 zeer onschuldig en totaal niet nopend tot correctie opmerkt: de conventie is om met de x-as in dergelijke tweedimensionale voorstelling de horizontale as te benoemen. Dat laat toe over “de x-as” te spreken in plaats van “de horizontale as”. Da’s werkelijk alles.

          De opschaling tot de ruimte is niet nodig, net zoals hogere dimensies ons weinig zullen vertellen over de conventie om in de ruimte de x-as uit het blad te laten komen, de y-as horizontaal te tekenen en de z-as verticaal.

          Het enige waarin ik je gelijk kan geven is dat de x-as hier geen rekenkundige grootheid voorstelt en dat een staafdiagram met een kwalitatieve (weliswaar volgens de tijd geordende) “x-as” conceptueel iets anders is dan een grafiek met twee kwantitatieve grootheden. Maar een goed verstaander zal de x-as nog altijd horizontaal zoeken, ook in een staafdiagram. En een goed spreker/schrijver, doet hetzelfde, voor de goede verstandhouding.

  3. Maurits de Groot

    Je boeken zijn stuk voor stuk uitstekend leesbaar. Dus maak je vooral niet druk over dit soort trivialiteiten. Veel erger dan de puntkomma is de kommaneuker. Hoewel ik moet toegeven er af en toe een te zijn.

  4. Erik Hofmans

    Ik ben een fan van de puntkomma – net als van het gedachtestreepje overigens – en ik gebruik hem veelvuldig, al zou ik niet zo 123 weten wat daarbij mijn criteria zijn.

  5. Berend

    Interessant artikel. Zelf gebruik ik de ; nooit (behalve in deze reactie). Ik heb wel de neiging (overmatig) veel de ( en ) te gebruiken (mogelijk als vervanging voor het gedachtestreepje)?

  6. Manfred

    Ik had nog even de hoop dat we zouden worden vergast op Jona’s kinky avonturen. Helaas bleek ‘leercurve’ iets heel anders te betekenen 🙁

    Geneste bijzinscheidingstekens zijn wel degelijk nuttig. Bijvoorbeeld als je een korte opsomming geeft die je later uitwerkt maar waarin je wilt aangeven welke de belangrijkste is.

    Zo gebruikte ik onlangs de constructie: ” [x] of het iets toevoegt aan de bestaande kennis, iets bevestigt, of – het mooiste – dat het een opvatting onderuit haalt”. Er is hier geen alternatief voor de streepjes, omdat een komma de opsomming zou verstoren en haakjes zouden suggereren dat het minder belangrijk was i.p.v. meer; puntkomma’s zouden suggereren dat de elementen in de opsomming onderling ongerelateerd waren.

  7. Knotwilg

    Ik ben geen fan van puntkomma’s, noch van haakjes – met gedachtenstrepen kan ik leven.

    Haakjes verraden vaak een slordige denktrant en vooral de luiheid om de boel te herschrijven.
    De puntkomma is een esthetische kwestie. Maar de gedachtenstreep – wat een genot!

Reacties zijn gesloten.