Aardewerk, grijs (maar niet saai)

“Gray ware” (Nationaal Museum, Teheran)

Echt mooi is de pot hierboven niet. Grauw aardewerk, niks speciaals. Zelfs de archeologische jargonnaam is slaapverwekkend saai: gray ware. Maar dit spul is interessanter dan het lijkt, al vergt het wat uitleg. Gray ware wordt vooral gevonden in het noordoosten, noorden en noordwesten van het huidige Iran en dateert uit de Vroege IJzertijd. Het vervangt ouder aardewerk, dat mooier gedecoreerd is.

De vindplaatsen zijn steeds weer hetzelfde. Deze kom komt bijvoorbeeld uit Khurvin, op een uitloper van het Elburz-gebergte even ten westen van Teheran, en dat geldt ook voor andere vindplaatsen: elke keer gaat het om gebieden aan de rand van de Iraanse hoogvlakte waar bergstroompjes en artesische bronnen het mogelijk maken vee te weiden. Je zult dit aardewerk dus niet snel vinden in heuvelforten of in gebieden die overwegend geschikt zijn voor akkerbouw. Kortom: gray ware documenteert veetelers en omdat het een nieuw soort aardewerk is, mogen we aannemen dat het gaat om een groep migranten.

Even een terzijde: migranten had en heb je in alle soorten en maten. Je moet niet alleen denken aan grote volksverhuizingen maar ook aan nomaden die met hun kuddes heen en weer trekken tussen zomer- en winterweiden. Mobiliteit heeft vele gezichten en in dit geval hebben we te maken met veetelers die zich in de loop van een kwart millennium geleidelijk vestigden langs de noordelijke rand van de Iraanse hoogvlakte. Dat dit een grosso modo vreedzaam proces was, blijkt ook wel uit het feit dat er in Khurvin en soortgelijke sites minder wapens zijn gevonden dan in even oude nederzettingen als Hasanlu of Tepe Sialk.

We kunnen deze migranten volgen: uit het noordoosten naar de omgeving van Teheran en daarvandaan naar het zuiden naar Qom en Natanz en naar het westen naar Qazvin en uiteindelijk Nehavand. Een derde groep trok naar het noordwesten, naar de Iraanse provincie Azerbaijan (niet te verwarren met het gelijknamige land). Over de twee laatste gebieden, het westen en noordwesten van Iran dus, hebben we wat geschreven bronnen, samengesteld in Assyrië, waaruit we kunnen afleiden dat de bewoners een Iraanse taal spraken.

De verspreiding van gray ware duidt dus op de verspreiding van de Indo-Iraanse talen, de oostelijke tak van de Indo-Europese taalfamilie. Dit is, met andere woorden, het Iraanse equivalent van wat geldt als aanwijzing voor de verspreiding van de Italo-Keltische en Germaanse talen: de touwbekerkeramiek, ook wel aangeduid als Enkelgrafcultuur.

[Dit was de 209e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit:

3 gedachtes over “Aardewerk, grijs (maar niet saai)

  1. Rudmer Koopal

    Hoe kom je erbij dat de Trechterbekercultuur/ keramiek de brenger of drager is van de Italo -Keltische en Germaanse talen? In de link van je blog naar het Wikipedia-artikel staat onder in het artikel juist dat het niet zo is. Aan de Trechterbekercultuur is niets Indo – Europees. Dit wordt ook niet ondersteund vanuit de Kurganhypotes en ook niet genetisch. Het weinige Y- DNA wat gevonden is bij de vergelijkende Salzmünde- en Baalberger culturen zijn G2a, I2a, I en R1.
    De Touwbekercultuur, als ‘opvolger’ van de Yamnacultuur, is juist de brenger van de Italo-Keltische en Germaanse talen, genetische gedragen door R1b en in mindere mate R1a.

Reacties zijn gesloten.