Goud!

Maiorianus (© De Nederlandsche Bank)

U heeft het afgelopen woensdag misschien al op het internet gelezen: archeologen van de Vrije Universiteit in Amsterdam en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben in de Betuwe een Laat-Romeinse goudschat opgegraven, die daar rond het jaar 460 na Chr. is begraven. Als u er meer over wil weten, moet u vanavond het NRC Handelsblad even lezen, waarin ik er verslag van doe, of morgen het lange achtergrondverhaal in de wetenschapsbijlage van dezelfde krant.

Voor het moment iets anders: het verslag van een van de vinders, Cees-Jan van de Pol. Het berichtje waar ik zojuist naar linkte, noemt hem een “hobbyist”, maar het is nu net iemand die het zoeken naar oudheden met metaaldetectoren serieus neemt en ervoor heeft gezorgd dat de schat niet verloren is gegaan voor de wetenschap. De gouden munten zijn vanaf vandaag te zien in Museum het Valkhof in Nijmegen, maar het is niet voor het eerst dat dankzij Van de Pol een museum een belangrijk voorwerp krijgt: het belangrijke Museum Dorestad heeft aan hem een belangrijke Vikingring te danken. Ik geef hem nu graag het woord over zijn Laat-Romeinse vondst.

***

Begin juni 2012 werden de voorbereidingen getroffen voor de aanplant van een fruitboomgaard op het perceel voor huize Den Eng bij Lienden. M’n bevriende zoekcollega Dik van Ommeren en ik besloten om daar toestemming te gaan vragen om met metaaldetectoren naar oudheden te zoeken. We hebben toestemming gekregen en mochten zoeken totdat de bomen geplant werden.

Het is een groot perceel en we besloten om vooraan te beginnen en alles systematisch rij voor rij af te speuren. Na enkele dagen zoeken en nog weinig gevonden te hebben, besloot Dik om ’s ochtends het perceel alleen af te maken. Rond het middaguur belde hij me echter op het werk met de boodschap dat hij een gouden munt gevonden had.

Ik vroeg hem of dat hij de munt kon omschrijven. Hij vertelde dat er een portret op de zijde stond en op de andere zijde de tekst Victoria. Ik werd heel enthousiast en meldde hem dat het wel een Romeinse munt zou kunnen zijn. Ik adviseerde hem om direct terug te gaan en dat deed hij ook. Na een half uur belde Dik weer met de boodschap dat hij nog een gouden munt had. Dit herhaalde zich nog een paar keer die middag.

Uit mijn werk ben ik direct naar Dik gegaan en wat ik zag was niet de beschrijven: daar lagen de gouden Romeinse munten in nieuwstaat. Ze waren allemaal gevonden op enkele meters afstand van elkaar. Hij vertelde mij de exacte locatie waar de munten gevonden waren en zei: “ga jij maar verder kijken”. Ik ben die avond nog naar de plek gegaan. Dik was helaas verhinderd die avond.

Al snel had ik de goede locatie te pakken. Ik zag aan de voetstappen van Dik dat daar veel gelopen was. Ik zette m’n detector aan en binnen een minuut was het raak. Daar stond ik met m’n eerste gevonden gouden Romein in m’n handen. Een geweldige ervaring om mee te maken.

In diezelfde week was het nog een paar keer raak. Na enkele dagen van vreugde en ongeloof begonnen we te beseffen dat het om een hele bijzondere vondst ging. We hebben een gesprek gehad bij de grondeigenaar over eventueel archeologisch onderzoek maar die wilde op dat moment de aanplant van de boomgaard niet verhinderen, omdat deze verpacht zou worden. We hadden de afspraak dat wij mochten zoeken tot de boomgaard gerealiseerd was en de pachtovereenkomst inging en daar hebben we ons aan gehouden. We wisten dat er waarschijnlijk nog meer munten zouden liggen en dat een opgraving eventueel mogelijk zou zijn als de boomgaard ooit gerooid zou worden.

Een week later heb ik contact gezocht met archeoloog en Romeinse numismaat Rob Reijnen. Hij heeft me in contact gebracht met Stijn Heeren, die de laat-Romeinse tijd bestudeert, en ik heb daar de munten aangemeld. De boomgaard was inmiddels aangeplant en voor mij begon het speurwerk in de oude boeken en geschriften. Ik kwam er al snel achter dat er in het verleden op dat perceel meer gouden munten gevonden zijn.

De eerste melding is uit 1842. Hier wordt melding gemaakt van een solidus van keizer Majorianus (r.457-461). De tweede melding is van 1846. Hier beschrijft dominee Kist acht munten die hij heeft gezien. Het zou gaan om drie munten van Valentinianus, twee van Honorius (r.395-423) en drie van Constantinus III. De munten zouden net zoals die van ons in nieuwstaat zijn en zijn van dezelfde vorsten als de door ons gevonden munten. De negentiende-eeuwse goudstukken zijn kort daarna aangeschaft door amateurarcheoloog Geurt Jan Brenkman die ze waarschijnlijk ondergebracht heeft bij de oudheidkamer in Tiel. Helaas is deze collectie in de oorlog verloren gegaan. De laatste melding die ik heb kunnen vinden is van 1906 en betreft een solidus van keizer Valentinianus III.

Na een tijd heeft Dik besloten zijn deel af te stoten. Hij heeft mij als eerste de kans gegeven om de munten aan te schaffen. Ik wilde de schat bijeenhouden en heb de munten aangeschaft.

Dan blijft het lang rustig tot dat er in 2016 geruchten komen dat er in de omgeving weer goudstukken gevonden waren. Dik en ik hebben de vindplaats bezocht en constateerden dat er inderdaad gegraven was. De vinder bleek Mark Volleberg te zijn, die daar het grootste deel van de schat vond. Gelukkig heeft hij gedaan wat hij moest doen en alles netjes aangemeld. Ik ben Stijn Heeren, Stichting Fonds Hulpbetoon (de grondeigenaar), en Mark Volleberg erg dankbaar dat we er met z’n allen uitgekomen zijn zodat we de schat nu kunnen exposeren.

[Het oorspronkelijke stuk leest u hier en er is ook nog een achtergrondverhaal.]

Deel dit:

20 gedachtes over “Goud!

  1. Truus Pinkster

    Dag,

    Wat goed dat u deze oprechte amateur-archeoloog (liefhebber dus !) zijn terechte eer geeft. En zo een kleine veeg uit de pan voor de journalist die het woord ‘hobbyist’ gebruikte. Jammer dat vrijwel niemand meer voelt wat het woord ‘amateur’ van oorsprong betekent. C.Ph.E.Bach heeft een in de muziekwereld beroemd boek geschreven met als ondertitel: Für Kenner und Liebhaber. Op een gelijkwaardig niveau. Dat was gewoon in die tijd (laat 18e eeuw)

    Truus PInkster klaveciniste

  2. fbikker

    Deze mensen die erg belangrijk zijn voor de wetenschap verdienen een 1 of andere prijs.

  3. André Jansen

    Als hij niet bekend was met artikel 53 van de Monumentenwet was het in mijn ogen toch wel een amateurist….
    Ik kan uit bovenstaande tenminste niet opmaken dat in 2012 al contact is gezocht met de minister c.q. RCE.

  4. habus

    Super dit verhaal! Alle betrokkenen gefeliciteerd.

    Hen inmiddels diverse artikelen en het persbericht gelezen. Het biedt een helder beeld van de toenmalige ‘geo politics’ in onze regio. Eén klein kritiekpuntje: iets te makkelijk wordt uitgegaan van een directe betaling van Romeinen aan een Frankische krijgsheer. Het persbericht is hierin genuanceerder. Het kan ook een ‘herverdeling’ vanuit centraal Frankisch gezag zijn. Ofwel als soldij, ofwel als afkoop om rust aan hun noordelijke flank te creëren. Dat kunstje hadden ze natuurlijk geleerd van de Romeinen. De ruime bandbreedte van de ouderdom van de munten kan betekenen dat ze al langer als tribuut (en buit) in Frankische hand hebben gerouleerd. De conclusie dat de meest recente munten een Romeinse betaling aan Childerik zijn geweest, klinkt best aannemelijk. Mijn suggestie is dus dat deze schat:

    A) niet per se in 1x van de Romeinen in Lienden is beland.
    B) niet per se in 1x van Frankische koning in Lienden is beland.
    C) op diverse manieren is verzameld, waarbij de jongste munten wel iets zinvols zeggen over de politiek-militaire situatie rond 460.

    Misschien wat haarkloverig, dus schiet er gerust op 😉

    1. Ik denk dat habus gelijk heeft. het meest logisch zou zijn dat een Romeins veldheer, op zoek naar ‘deeltijdsoldaten’ zoals dat al eeuwen een normale gang van zaken was, naar iemand op zoek ging die zoveel mogelijk manschappen kon ‘leveren’. Deze zal dan weer zijn ‘onderaannemers’ ingehuurd hebben. Hoe en waarom deze schat op deze plek belandde is natuurlijk giswerk (wat nooit anders zal worden), maar je zou je kunnen voorstellen dat iemand op weg was naar een lokale Frankische ‘kleinkoning’ in Brabant (of misschien wel Rhenen), maar onderweg definitief oponthoud opliep.

    2. Ik schrijf toch

      Door met Romeins geld betalingen te doen aan lokale Frankische leiders, versterkte Childerik zijn eigen netwerk en verwierf hij een solide machtsbasis.

      Ik meende dat (a) en (b) daarmee waren ondervangen. 😉

  5. Wat een mooi verhaal en een prachtige aanwinst. Hulde voor de amateur-archeologen!
    Jona, ik las vanavond (nu al gisteren) je verhaal in de NRC en op de NRC-site staat op dit nachtelijke uur ook het artikel dat morgen zal verschijnen (ik weet niet of dat het volledige artikel is). Ook heel interessante beschouwingen!
    Wat het succes van Clovis betreft valt misschien nog toe te voegen dat de toetreding tot de Katholieke kerk na zijn doop in 496 op instigatie van zijn katholieke vrouw, de Bourgondische Chlotildis aanzienlijk aan zijn succes heeft bijgedragen. Hij genoot immers van daardoor de steun van de Katholieke kerk en van de Gallo-Romeinse adel omdat de andere Germaanse stammen Arrianen waren (ketters voor Rome!). Na zijn dood ging het met de Merovingers verder bergafwaarts niet in de laatste plaats door de invoering van de lex salica, die in eerste instantie een aantal dingen regelde die dienden om de orde in het rijk te handhaven, maar o.a. inhield dat de ‘koning’ zijn gebied onder zijn zonen moest verdelen, wat tot een eindeloze strijd en versnippering leidde tussen de Merovingers onderling en de grootste moeite om het rijk bij elkaar te houden. Dat bracht met zich mee dat perifere gebieden als Bretagne, Aquitanië, Thüringen met moeite bij het door Clovis veroverde gebied konden gehouden worden. Toen hij na de inname van Aquitanië op de Wisigothen in 507 tot consul werd benoemd van het Oost-Romeinse Rijk had dat misschien een symbolische betekenis, maar het versterkte wel zijn loyaliteit jegens de Romeinen maar hij zag er ook een teken in dat hij de opvolger kon worden van het West-Romeinse rijk. Ik ben reuzebenieuwd of het nog mogelijk zal zijn te achterhalen waar de munten voor gediend hebben.

    1. Ik denk dat het wel meevalt met de verzwakking van de Merovingen na Clovis. Luit van der Tuuk legt de cesuur liever begin zevende eeuw, als de Frankische aristocratie meer concessies wil en als de gemonetariseerde economie plaatsmaakt voor beloning in de vorm van land.

      Uit de bronnen blijkt in elk geval geen zwakte in de zesde eeuw: de steden zijn er nog, het rijk breidt zich uit naar het westen, er is handel met het oosten. Van Henri Pirenne is de mooie observatie dat veel teksten nog op papyrus werden geschreven en dat die, ten opzichte van het latere perkament, minder vaak zijn overgeleverd, wat de valse indruk wekt dat de schrijfcultuur meer in verval was dan feitelijk het geval is geweest.

      1. Akkoord, Jona, dat klopt. Ik heb de twee boeken van Luit van der Tuuk in huis (De Franken in België en Nederland en de Franken en het Christendom). Met het eerstgenoemde boek ben ik bijna klaar (prachtig, erudiet en buitengewoon goed gedocumenteerd). Het tweede wil ik gauw bij de horens vatten. Zijn boek over de Vikingen had ik eerder gelezen.
        Ik ben het met je eerste paragraaf helemaal eens.
        Mijn opmerking over de verzwakking van de Merovingers betrof meer het bestuur en de broedertwisten, en daarin speelde de Salische wet een niet onbelangrijke rol. Dat samen met de toenemende macht van de hofmeiers leidde uiteindelijk tot hun einde en de opkomst van de Karolingers.
        Ik ben zo vrij om iets meer over de rol van die Salische wet te vertellen:
        De Salische wet, gemaakt door Clovis was een grote vooruitgang t.o.v. het niet gecodificeerde gewoonterecht van de meeste Germaanse stammen, dat berustte op het personaliteitsprincipe, d.w.z. dat iedere stam een misdaad berechtte volgens zijn eigen rechtsprincipes, ook al was die daad elders dan binnen het eigen grondgebied gepleegd. De Salische wet bracht bij de Salische Franken meer eenheid van rechtspraak Of de codificatie altijd tot verbeteringen van het recht leidden, daarover kan ik geen uitspraak doen. Ze is vaak later geamendeerd en er bestaan ook verschillende overgeschreven exemplaren van. Een uitgebreid overzicht is te vinden op de Engelse Wikipedia: https://www.wikiwand.com/en/Salic_law
        De Salische wet bepaalde o. a. dat na het overlijden van de ‘koning’ het rijk gelijkelijk verdeeld werd onder de mannelijke nakomelingen. Dat heeft geleid tot allerlei broedertwisten en oorlogen onder de nieuwe ‘koningen’ en leidde steeds tot verdere versnippering. Vaak waren er ook minderjarige kinderen die een deel verwierven en dus koning werden. Die eindeloze versnippering was een factor die verzwakking van het centrale gezag in de hand werkte. De gebiedsuitbreiding was enorm, maar ging vaak verloren en werd dan weer hersteld.
        Daarnaast ontstond het systeem van de hofmeiers (major domus) die een centrale positie hadden in de ‘huishouding’ van de ‘koning’ en die uiteindelijk de macht hebben gegrepen. Pepijn de Korte (bastaard van Karel Martel, die zich overigens al Karolinger noemde) was degene die na afzetting van de laatste Merovinger in 751 de machtige dynastie van de Karolingers heeft ingeleid. Pas nadat de Karolingers van het toneel verdwenen zijn, is men overgegaan op het systeem van opvolging op basis van de primogenituur, d.w.z. het rijk verviel aan de mannelijke eerstgeborene. Vrouwen waren dus uitgesloten van troonopvolging. De Salische opvolgingswet geraakte op den duur in de vergetelheid. Frankrijk heeft merkwaardig genoeg, omdat het goed uitkwam, deze wet opnieuw van stal gehaald toen, kort samengevat, de drie laatste Capétiens, zonen van Philippe IV Le Bel, stierven zonder mannelijke progenituur achter te laten. De toen heersende Engelse koning (Edward III) was een zoon van hun zuster (Isabelle de France) die met de vorige Engelse koning getrouwd was en hij claimde het recht op de Franse troon. De Franse adel zagen een annexatie van Frankrijk door Engeland niet zitten en gaven de Franse troon aan een neef, Philippe VI de Valois. Er ontstond een casus belli tussen Engeland en Frankrijk. De Honderdjarige oorlog begon.
        In België is de Salische wet op de troonopvolging pas in 1991 afgeschaft en in een aantal Scandinavische land ook nog niet zolang geleden.
        Persoonlijk ben ik van mening dat de Merovingers een zeer belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van Noordwest-Europa, niet alleen door de vreedzame coëxistentie en verregaande vermenging met de reeds aanwezige Gallo-Romeinen. Hun belangrijkste economische activiteit was de landbouw, zij het dat zowat ¾ van de landbouwgrond braak lag. Handel en nijverheid was over het hele gebied genomen marginaal. Ze hebben een belangrijke rol gespeeld in de verspreiding van het christendom (gedeeltelijk ook door de bijna afwezige scheiding van kerk en staat). Zij hebben door het benoemen van hertogen etc. een aanzet gegeven tot de latere feodaliteit.
        Het beeld van de Merovingers, dat ons destijds op school is opgehangen (in Vlaanderen: ‘de vadsige koningen’; in Frankrijk: ‘les rois fainéants) en dat berust op het beeld dat E(g)inhard, de biograaf (of moeten we zeggen de hagiograaf) van Karel de Grote ons van hen geschetst heeft, is m.i. verkeerd. Het waren juist ‘zeer bezige lieden’ als je ziet hoezeer ze hun gebied uitgebreid hebben). Hij bespot ze om hun luxe leventje en zet dat af tegen de ‘eenvoud’ van Karel de Grote, maar in feite is het propaganda voor Karel de Grote.
        Leuk artikel n.a.v. de uitreiking van de Karel de Grote-prijs aan Wim Duisenberg : https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/32669/karel-de-grote-747-814.html
        Een interessante samenvatting over de Merovingers:
        Régine le Jan – Les Mérovingiens – P.U.F Coll. Que sais-je? -2015
        Sorry voor de lange reactie (zijpad Salische wet is de schuld)

        1. Sorry, ik heb me vergist, Jona. Ik heb de laatste tijd enkele boeken over de Franken aangeschaft. Die staan alfabetisch op auteur in mijn boekenkast geschiedenis. Het boek De Franken en het Christendom heb ik ten onrechte aan Luit van der Tuuk toegeschreven. Het is van Pierre Trouillez, een kerkhistoricus en is uitgegeven bij het Davidsfonds-Omniboek in 2016. Alfabetisch te weinig verschil! Foutje,bedankt!

  6. Annete S.

    Interessante vondst, las net het artikel in NRC. Ik snap alleen de zin “tot nu toe was dat (begin 5e eeuw) het laatst bekende moment waarop Rome belangstelling had voor de Lage Landen” niet, als ik kijk op het kaartje met vondsten in o.a. Leeuwarden uit 425-544. Kun je toelichting geven?

    1. Ik weet ook niet wat die zijn, maar het gaat in elk geval niet om een patroon van gelijktijdige vondsten (zoals Constantinus, Jovinus en Honorius) of om een vondst die kan worden “opgehangen” aan een bekende politieke gebeurtenis (zoals Lienden, dat tegelijk is met Majorianus/Aegidius). Het is, om zo te zeggen, een te geïsoleerde vondst om veel over te zeggen. Misschien een vroegbyzantijnse schat op een terp?

      1. Als je googled op ‘roman solidi denmark’ krijg je dit artikel:
        https://www.academia.edu/1506728/Late_Roman_and_Byzantine_coins_found_in_Denmark

        Romeinse en byzantijnse gouden solidi uit de 5/6de eeuw zijn in N-Duitsland, Denemarken, Zweden en Oostzeekust kust gevonden. Nota bene het eiland Bornholm blijkt een ‘goudmijn’. Het is een overzichtsartikel en gaat niet in op de aard van de achterliggende transacties. Vaak betreft het munten die tot hanger zijn bewerkt. Ongetwijfeld hebben in de bewuste periode geen Romeinen of Byzantijnen daar rond gelopen (een uitzondering daar gelaten), maar indirecte relaties (militaire dienst, slavenhandel, barnsteen, tribuut tussen stammen) zullen vast een rol hebben gespeeld.

        Ik blijf Denemarken een interessante referentie vinden als het gaat om de laatromeinse periode en vroege middeleeuwen. Waarom daar al die spannende schatvondsten en duidelijke ‘centrale plaatsen’ en waarom in NL zo karig? Misschien amateuristische vraag, maar alles begint met nieuwsgierigheid

  7. Luit van der Tuuk

    Heel mooi dat Cees-Jan van de Pol in het zonnetje wordt gezet als de serieuze detectorzoeker die niet aarzelt om wetenschappers en musea bij zijn vondsten te betrekken. Zo heb ik hem ook leren kennen. Dank je Jona.

  8. Cees-Jan

    Als vinder vind ik het erg leuk om dit terug te lezen. Ik ben aardig in het zonnetje gezet maar ik wil m’n dank even uitbrengen naar Jona en alle andere profs die dit verhaal en presentatie hebben mogelijk gemaakt. We zijn erg verast door alle publiciteit en de geweldige reacties. Het is een droom om zo’n belangrijke vondst te doen en jullie hebben het nog mooier gemaakt. Een pluim voor jullie!

  9. Mark Volleberg

    Ik als mede vinder vindt dit prachtig om dit alles te lezen .
    Ik ben ook zeer te spreken over de samenwerking tussen alle betrokkene.
    Ik ben blij dat de vondsten zijn gedaan door zoekers die de historische waarde boven de geldelijke waarden stellen en zo de schat door vele te bezichtigen is.

    Deze vondst heeft ook een mooie bijkomstigheid ik heb er ook een zoekmaat aan over gehouden.

Reacties zijn gesloten.