Baktrië en Afghanistan

Kampyr Tepe, zuidelijke stadspoort

Er was – en in zekere zin: is – een zekere urgentie achter Into the Land of Bones, waarin de Amerikaanse oudhistoricus Frank Holt de campagnes behandelde van Alexander de Grote in Baktrië (noord-Afghanistan en zuid-Oezbekistan) en in Sogdië (de rest van Oezbekistan). Die urgentie had alles met zijn Amerikaanse achtergrond te maken: de Amerikanen waren op het moment waarop het boek verscheen, 2005, militair aanwezig in Afghanistan en hoewel ze vochten met “ervaring, toewijding, eer, en moed” hadden ze “de geschiedenis simpelweg niet aan hun kant”.

Holt wilde zijn landgenoten waarschuwen. Met recht en reden. Oorlog in Centraal-Azië is één van de weinige punten waar de oude geschiedenis lessen biedt voor onze eigen tijd.

Uiteraard herhaalt de geschiedenis zichzelf nooit maar het landschap is altijd hetzelfde. Of beter: het verandert in een langzamer tempo dan de menselijke geschiedenis. Dit stelt grenzen aan wat mensen al dan niet kunnen. In Holts woorden: “meaningful patterns do exist and ought to be examined for the insights they can offer”.

Nu zult u zeggen “zo lust ik er nog wel een paar”. Het landschap is inderdaad een kader waarbinnen vergelijkingen zinvol zijn, maar dit is wel heel obligaat. En verder zit in elke vergelijking een subjectief element – de historische vaktheorie is erop gericht dat te verkleinen – en de parallel die Holt tussen toen en nu trok was dus uitsluitend overtuigend voor wie er al overtuigd van was dat zo’n parallel bestaan kon.

Om het nog erger te maken: er is in de sociale wetenschappen veel geschreven over vergelijkbaarheid maar Holt citeerde deze literatuur niet. Daarmee maakte hij zich in Into the Land of Bones bepaald kwetsbaar en het weinig dat hij zei over de vergelijkbaarheid, overtuigde niet. Hij suggereerde bijvoorbeeld dat het landschap het culturele karakter van het land bepaalde (“extreme level of volatility seems, literally, to go with the territory”), maar dat was natuurlijk onzin want Alexanders strijdtoneel, Sogdië en Baktrië, was niet hetzelfde als het Amerikaanse strijdtoneel, Afghanistan. Er was een geografische overlap, zeker, maar die was niet heel groot.

Ik zou het boek dan ook nooit hebben herlezen als Holt niet in feite iets anders had gedaan dan hij aangaf. Zijn vergelijking had minder te maken met het landschap dan met de structuur van de samenleving. Als we de stedelijke middenklasse van Kabul even buiten de beschouwing laten, zijn het moderne Afghanistan en het antieke Sogdië/Baktrië beide te typeren als stamsamenlevingen, bewoond door mensen die vooral met rust willen worden gelaten en die de bereidheid hebben te vechten voor hun onafhankelijkheid. Weliswaar is de definitie van een stamsamenleving een notoir lastige kwestie, maar de meeste antropologen en sociologen zullen ermee instemmen dat Holt binnen de gebruikelijke grenzen van de vergelijkbaarheid is gebleven.

Er zijn, maatschappijhistorisch bezien, wel degelijk analyseerbare patronen en er zijn wel degelijk lessen te trekken uit Alexanders ervaringen. Holt meende bijvoorbeeld dat de oorlog in Baktrië viel te typeren met

charismatic leadership, fierce local loyalties, shifting alliances, guerilla tactics, gritty endurance, and inborn xenophobia

en veronderstelde dat de strategie en tactiek van Alexanders tegenstander Spitamenes in deze opzichten goed vergelijkbaar waren met de aanpak van de Afghaanse militanten uit onze tijd: verrassingsaanvallen, het vermijden van vaste posities, het toepassing van terreur, het gebruik van weers- en terreinomstandigheden en het aanwenden van simpele technieken om onvoorspelbare resultaten na te streven.

De les was dat de Coalitietropen in Afghanistan weliswaar elk slagveld meester konden zijn maar de oorlog desondanks konden verliezen. Dat was ook bekend toen de westerse troepen Afghanistan binnenvielen: de overwinning kon niet worden bereikt door “bombing the shit out of the enemy”, maar alleen door de vijand de steun van de bevolking te doen verliezen, wat alleen mogelijk was door haar een alternatief, vreedzaam en pro-westers alternatief te bieden. Dat impliceert een langdurige aanwezigheid. Denk aan dertig, misschien veertig jaar. Dat de Nederlandse politiek die moeite voor Uruzgan niet wilde nemen en onze troepen terughaalde, valt de Tweede Kamer kwalijk te nemen, en ik weet niet wat ik erger heb gevonden: het zwalkende beleid of de onbetrouwbaarheid van Nederland ten opzichte van de Afghanen die zich hebben ingezet voor de zaak van de vrede, voor ons de kastanjes uit het vuur haalden en in de steek zijn gelaten.

Als ik me mag verdiepen in de psychologie van Alexander de Grote: hij had, net als de Nederlandse politici, de rust niet om Centraal-Azië te onderwerpen. Hij ging als een olifant door de porseleinkast en wilde snelle overwinningen. Daarbij begreep hij in elk geval dat hij de banden moest breken tussen zijn vijanden en de bevolking. Omdat hij geen dertig jaar in deze contreien wilde of kon blijven, had hij een simpele oplossing: hij deporteerde de bevolking en dwong die in steden te gaan wonen. Ze zijn opgegraven bij Kampyr Tepe en Ai Khanum.

Deportatie is nog altijd een mogelijke oplossing maar ik zou haar onze generaals niet willen adviseren. Het staat namelijk haaks op de mensenrechten die we zeggen te verdedigen. Als we die opgeven, is het westen zichzelf niet langer: het zou neerkomen op de vernietiging van de westerse cultuur, zodat Bin Laden zich lachend omdraait in zijn zeemansgraf. (U mag dit lezen als commentaar op de onzalige opmerkingen van Theresa May.) Los daarvan: door een mensonterend beleid te voeren, verliest het westen één van zijn voornaamste troefkaarten, namelijk dat de Afghanen zien dat samenwerking met het westen de plaatselijke samenleving humaner kan maken.

Dat duurzame aanwezigheid wél vruchten afwerpt, lijkt te zijn gesuggereerd door de nasleep van Alexanders campagne. Hij had zijn hielen nog niet gelicht of er waren opstanden. Die werden neergeslagen door het garnizoen dat hij had achtergelaten, maar toen het (onjuiste) gerucht ging dat Alexander was gesneuveld, wilde het garnizoen naar huis en verbond zich met de laatste opstandelingen. Deze opstand werd eveneens neergeslagen en toen Alexander wél overleed, was er een derde grote opstand, die op last van Alexanders opvolgers werd onderdrukt. Vanaf dat moment begrepen de Grieken en Macedoniërs die in Baktrië woonden, dat ze er zouden blijven en begonnen ze te zoeken naar lange-termijn-alternatieven.

Het blijft oudheidkunde, dus de details ontgaan ons, maar er ontstond wel degelijk een bloeiende Grieks-Baktrische cultuur. Daarover binnenkort meer. Ik wil met dit alles niet suggereren dat we de westerse soldaten daar maar moeten achterlaten, wél dat we de tijd moeten nemen. Wie snelle oplossingen zoekt heeft de geschiedenis simpelweg niet aan zijn kant.

Deel dit:

12 gedachtes over “Baktrië en Afghanistan

  1. Mohammed Boubkari

    Het Westen heeft niets te zoeken in Afghanistan en is er op oneigenlijke gronden binnengevallen. Je reinste neokolonialisme gemaskeerd door propaganda over mensenrechten, vrouwenrechten etc. niet meer en niet minder.

    Het uiteindelijke resultaat zal zijn een terugtrekking zoals de Sovjets dat deden met achterlating van een marionettenregime dat zich de Taliban van het lijf mag houden voor zolang het dat kan.

    1. Het eerste is niet helemaal waar. Toen de Taliban weigerden op te treden tegen Al-Qaeda, hadden de VS een moreel recht hem uit te schakelen. Dat ze daar vervolgens als een olifant door de porseleinkast zijn gegaan, lijkt me verder buiten kijf te staan. De beloftes over “state building” waren inderdaad kul.

      En daarom zal het westen uiteindelijk met de staart tussen de benen vertrekken, tenzij ze hun beloftes over “state building” dertig of veertig jaar lang serieus gestand willen doen.

    2. Jan-Mathijs Dirikx

      Volledig gelijk Mohammed, U slaat de nagel op zijn kop. Nederland en bij uitbreiding de NAVO, hebben steun gegeven aan de imperiale ambitie van de VS om deze regio te beheersen. En dan moet je niet uit je nek kletsen over vorige invasies van dat land. Laat de Afghanen zelf beslissen welke “cultuur ” ze willen , en dat moet je niet forceren met wapengeweld. Wij hebben daar niks te zoeken.

  2. In de geschiedenis van veel landen blijken de overheersers niet altijd van autochtone afkomst te zijn. Een juiste mix van normen en waarden zijn denk ik belangrijk.

    De langdurige oorlog in Korea, Vietnam en Afghanistan, maar ook het Palestijnse conflict lijken mij juist voorbeelden van de gewapende olifant die alleen de porseleinkast vernielt.

    Vredelievende groet,

  3. Mohammed Boubkari

    @Jona Lendering,

    De Taliban hebben altijd volgehouden Bin Laden te willen uitleveren aan een derde partij mits de VS overtuigend konden aantonen dat hij verantwoordelijk was voor 9/11. De VS hebben dat gewoonweg genegeerd en zijn als cowboys Afghanistan binnengevallen.

    Maar zelfs een cowboyactie had nog gerechtvaardigd kunnen worden als het een korte strafexpeditie was geweest om de daders op te pakken of te doden.

    Men had echter andere plannen waarbij het doden of oppakken van Bin Laden & Co slechts als dekmantel dienden.

    Ondertussen zijn tienduizenden burgers omgekomen en vele malen meer verwond door Westerse troepen en is er in grote delen van het land een permanente oorlogsituatie dat weinig Afghanen zitten te wachten op nog eens 30 jaar aanwezigheid van westerse troepen.

    Wat niemand wil erkennen is het simpele feit dat de Taliban in feite onverslaanbaar zijn.

    Niet omdat de Taliban geniale militaire strategen en tactici zijn maar om de doodeenvoudige reden dat de Taliban onderdeel uitmaken van een groot deel van de bevolking en als zodanig altijd aanwezig zullen zijn. Met als bonus nog eens miljoenen over de grens in Pakistan die met hen sympathiseren en steunen. Om maar te zwijgen van het dubbelspel van Pakistan.

    De Taliban = Pathanen ( ethno-nationalisme vermomd als puriteinse religieuze beweging)

    https://en.wikipedia.org/wiki/Pashtuns#/media/File:Pashtun_Language_Location_Map.svg

  4. Ben Spaans

    Nu ik toch bezig ben moet boekentips: als iemand 1 boek wil lezen over de militaire problematiek van Afghanistan, ga dan voor Stephen Tanner, Afghanistan. A military history from Alexander the Great to fall of the Taliban, (New York 2002) (Da Capo Press) of de toen geüpdate editie uit 2009 ‘A military history…to the war against the Taliban). Ik weet niet of het boek nog makkelijk leverbaar is.

  5. Eerlijk gezegd een goede suggestie, het achterlaten van die Westerse soldaten. Waarom niet? Laat ze zich maar mengen. Daar wordt niemand slechter van, denk ik. Veel Amerikaanse soldaten zullen het zelfs als een vooruitgang ervaren, aangezien ze in de VS veelal uit de armste klasse komen.

  6. Henk Smout

    Op een Nederlandse en een Brits/Amerikaanse wereldatlas, beide van halverwege 19de eeuw, reikt Afghanistan zuidelijker – de tegenwoordige grens gaat dwars door het gebied van de Pathanen of Pasjtoenen – en in het noorden vallen Balch/Baktra en Kunduz erbuiten.
    Anders dan de westwaartse verschuiving van Polen na de Tweede Wereldoorlog – die ging met etnische zuivering gepaard – heeft de noordverschuiving van Afghanistan juist het karakter van veelvolkerenstaat versterkt.

  7. -“Dat de Nederlandse politiek die moeite voor Uruzgan niet wilde nemen en onze troepen terughaalde, valt de Tweede Kamer kwalijk te nemen, en ik weet niet wat ik erger heb gevonden: het zwalkende beleid of de onbetrouwbaarheid van Nederland ten opzichte van de Afghanen die zich hebben ingezet voor dit de zaak van de vrede, voor ons de kastanjes uit het vuur haalden en in de steek zijn gelaten.”-

    Ik mag toch hopen dat Afghanen die ‘ons’ hielpen (helpen) dit primair voor hun eigen volk/land deden, en niet voor ‘ons’? Het maakt het ze laten vallen er niet veel minder beschamend op, maar toch.

    Naar mijn idee hadden we er sowieso weinig te zoeken. De post-9/11 strafexpeditie was zowel begrijpelijk als strategisch ‘verantwoord’. De Taliban lag er door op z’n gat. Toen hadden ‘we’ moeten vertrekken en Afghanistan aan de Afghanen moeten overlaten. Ongeacht of ze opnieuw zouden vervallen in tribaal(-sectarische) strijd. Laat een land, de volkeren aldaar, hun eigen geschiedenis creëren. Het tribale ‘de ene valei tegen de andere’ was in Alexanders tijd vermoedelijk al de normale gang van zaken buiten de steden.

    Wat ons op diens ‘waarschuwing’ brengt. Zo ‘we’ ons al met het zwaard in de hand aan het nieuwe westerse zendingswerk van democratie brengen moeten overgeven, was en is een veel recentere geschiedenis aanzienlijk leerzamer dan Alexanders ervaringen. Zijnde, de Amerikaanse (Aussie, Kiwi, Z-Korea) strijd in Vietnam. Afghanistan is ruwweg Vietnam minus jungle.

    In beide conflicten zie je no-go gebieden (Boubkari stipte zoiets al aan) waar de Amerikanen van moe(s)ten wegblijven. Althans, met grondtroepen. De no-go gebieden waren en zijn plekken van waaruit strijders elders bevoorraad worden. Ook kunnen ze er redelijk ongestoord nieuwe strijders trainen. De no-go gebieden vormen een kraan die niet wordt dichtgedraaid. Wat het ‘dweilen’ elders vrij zinloos maakt.

    De meest verbazende parallellen zijn echter de gebezigde tactieken. Waar de gebruikte standaardwapens aan beide kanten welhaast symbool voor staan. In het ene kamp is de AK zo’n beetje het universele instrument, aan de andere kant overheersen M16 familieleden en klonen (zoals onze Diemaco). Die vergelijkbare problemen kennen als in Vietnam. Wel iets betrouwbaarder dan toen, blijven ze stopvermogen ontberen. Mogelijk brengt de nieuwste munitie (M855A1) er verandering in. Maar niet op de manier waarop de wapens worden ingezet.

    Net als in Vietnam ‘Charlie’ nagenoeg altijd het initiatief had, heeft de Taliban dit in Afhanistan. Het komen en gaan in search&destroy missies (‘negen tot vijf oorlog’) in Vietnam gebeurt in Afghanistan opnieuw. Los van de antipathie zo niet haat die de doden door ‘missers’ sowieso kweken, win je geen hearts&minds als je slechts een paar uurtjes bevrijdt en democratie brengt om vervolgens de Taliban te laten terugkeren.

    Charlie wist prima waar de GI’s woonden, en wanneer ze op missie vertrokken. Precies zoals de Taliban dit weet. Nog meer dan Vietnam, verplaatsen de GI’s zich nagenoeg altijd op en aan de weg. Hun theoretische snelle off-road capaciteit is in de praktijk een slakkengang op een min of meer gebaande weg. Het lijkt wel alsof ze verzot zijn op IEDs, smeken om een schietschijf te worden. Dat het immer aan de weg blijven niet slim is, had de terugtocht van het Chosin Reservoir in Korea overigens al (opnieuw) duidelijk gemaakt.

    Wat in Vietnam wel (soms) werkte, wordt nauwelijks in Afghanistan toegepast. Waar Air Assault, het als vanuit het niets met UH-1 Hueys aankomen en GI’s droppen Charlie soms verraste, zijn dergelijke air assault operaties in Afganistan zeldzaam. Maar ja, met vanuit een heli aankomen heb je minder kans op IED plezier. Sorry voor het cynisme, maar de gebezigde tactieken zijn onbegrijpelijk stupide.

    Een andere Vietnam-tactiek die het soms ‘deed’, was het maken van lange meerdaagse patrouilles te voet met o.a. als doel de rollen om te draaien, en Chalie in een hinderlaag lokken. Een tactiek die vanwege de veelal afwezige dichte begroeiing in Afghanistan een stuk lastiger is. De GI’s moeten met alle moderne body-armour ook nog meer zooi meeslepen. Wat ze in Vietnam al stukken minder beweeglijk (‘mobile, agile, hostile’) maakten dan Charlie, die meestal alleen z’n buks, wat magazijnen en een bolletje rijst meenam. Net als de Taliban nu.

    Nog wat losse overeenkomsten. Het probleem van ‘vijandherkenning’ is in Afganistan vergelijkbaar met Vietnam (en veel andere contra guerrilla-oorlogen). De doorgaande strijd in Afghanistan is Vietnam-vergelijkbaar controversieel geworden. Dit wel met veel minder Yankee Go Home hippies die er tegen protesteren. Mogelijk omdat de hippies van toen nu voor het uitzenden van ‘vrede en stabiliteit’ brengende militairen zijn die zo de ‘internationale rechtsorde’ bevorderen (ter illustratie: pro-Uruzgan missie standpunt PvdA). Wat natuurlijk slechts een nieuwe variant op ’to fuck for virginity’ is. En zo trekt ook het beschaafde en deugende Nederland vaker op het oorlogspad dan ‘sinds mensenheugenis’.

    Nog wat aanvullende krankzinnigheid. Het lijkt erop dat hoe meer de krijgsmacht mondiaal wordt ingezet (voor vrede&(weder)opbouw, niet -o wee- voor oorlog), hoe minder er in geïnvesteerd wordt. Het is verder een feit dat de krijgsmacht door de politiek (en vele ‘deskundigen’) niet langer als een instrument van territoriumverdediging wordt beschouwd (essentie Art 97 grondwet), maar als verlengstuk van buitenlandpolitiek. Immer vage politiek zonder heldere doelstellingen. Immer vage politiek zonder een wil om te winnen of om de middelen in te zetten die nodig zijn om te kunnen winnen. Dit, los van de vraag of je expeditionair aan de slag móet gaan of niet. Het gevolg van dit ‘Haagse’ (en ver daarbuiten) denken en handelen is dat de krijgsmacht niet meer in staat is om haar primaire taak te vervullen.

    Zo er dan tenminste zou kunnen worden teruggekeken op succesvol afgeronde- of naar tevredenheid verlopende lopende expedities, kun je nog ergens ‘blij’ om zijn. Helaas.

    Waar ‘we’ kwamen werd het er niet vrediger op. Soms werd het zelfs erger. Of het ingrijpen creëerde ‘explosievere’ situaties. Wat evenmin ‘de bedoeling’ van het bevorderen van de internationale rechtsorde kan zijn, is dat je zoals in bijvoorbeeld Afghanistan, een hard-core islamitisch regime verwijderde om er een regime te krijgen dat juridisch op soortgelijke islamitische (sharia) wetten is gebaseerd. Afghanistan heet niet voor niets de ‘Islamic Republic of Afghanistan’. En, is het huidige straatbeeld minder gevuld met boerka’s? Om maar wat te noemen.

    Ref:
    https://en.wikipedia.org/wiki/5.56%C3%9745mm_NATO
    https://www.britannica.com/event/Battle-of-the-Chosin-Reservoir

    1. Jan-Mathijs Dirikx

      Geachte Heer,
      Ik dacht dat deze blog was om aanvullend historisch materiaal aan te reiken. Wat ik van u lees is een hoop militair-technische prietpraat die geen enkele zin heeft. Want hij gaat voorbij aan de hamvraag, wat doet de Westerling met zijn technologisch militair apparaat in de stoffige valleien van Afghanistan. Zeker niet om de Westerse cultuur door te geven aan de autochtone bevolking, maar wel om de IMPERIALE doelen van de VS veilig te stellen. En daar moet volgens mijn bescheiden gedacht een gezond denkend mens zich tegen verzetten.

      1. Jammer dat u mijn insteek ‘prietpraat’ vindt. Ik zal bij een eventuele volgende reactie op een relevant stuk, me meer toeleggen op het schandalige Amerikaanse imperialisme. Ook al vind ik dergelijke betogen nogal vaak selectieve en hypocriete deugpraat. Wat familie is van prietpraat. Daarnaast schort het nogal aan mijn gezonde denkvermogen. Dit maakt dat ik veel liever de islam bash, dan Uncle Sam. Die laatste is wel erg slordig bezig de laatste decennia. Misschien iets te subtiel gezegd voor uw smaak, maar soit.

Reacties zijn gesloten.