Geschiedenis van Perzië (1)

Assyrisch soldaten (Pergamonmuseum, Berlijn)

Een tijdje geleden benutte ik deze blog om tips te geven voor een eerste kennismaking met de Bijbel. Dat leidde tot een uitnodiging of ik iets wilde schrijven over de geschiedenis van het oude Perzië, dat tussen 550 en 330 de hele oude wereld verenigde. Heel de oude wereld? Nee, in het verre westen bleef een kleine groep Grieken moedig weerstand bieden tegen de Perzische eenheidsstaat. Daarover maandag meer, nu eerst even iets over die Perzen en als we het daarover gaan hebben, moeten we eerst even wat terug in de tijd.

Rond het jaar 1250 v.Chr. was de wereld nog overzichtelijk. Een paar supermachten deelden de lakens uit: Egypte, de Hittiten in Turkije, Babylonië. In de twaalfde eeuw desintegreerde dit systeem. Als u er meer over wil lezen: Eric Cline beschrijft in zijn boek 1177 hoe het systeem te complex begon te worden. Een crisis op één punt had gevolgen voor de andere delen en als één staat instortte, was er geen staat die voldoende geïsoleerd was om overeind te blijven. De Bronstijd liep ten einde en de IJzertijd begon. Rond 1000 begon de geschiedenis in feite opnieuw met nieuwe partijen. In het oude Kanaän lezen we over de Hebreeën, wat noordelijker namen de Feniciërs de aloude handelsroutes over en in het noorden van Irak begonnen de Assyriërs aan de opbouw van een wereldrijk.

Tot meerdere eer en glorie van de god Aššur, zo dachten de Assyriërs, trokken hun krijgers ieder jaar ten strijde, ieder jaar steunde Aššur zijn trouwe krijgers en ieder jaar beloonde Aššur hen met buit. Een hedendaagse historicus kan uiteraard weinig met de Assyrische claim dat Aššurs “goddelijke steun” het militaire succes verklaarde. Hij zal wijzen op het feit dat de Assyriërs eerder dan anderen leerden hoe ze van ijzer staal moesten maken, dat Assyrië gunstig lag om andere metalen te verwerven en dat wie als eerste een staat met een zekere omvang opbouwde, mannen kon vrijstellen van de landbouw en kon trainen als professionele soldaten. En een beroepsleger is in het voordeel als het strijdt tegen een groep inderhaast opgetrommelde boeren die ook nog even snel moeten worden bewapend.

Langzaam maar zeker slaagde Assyrië erin het Nabije Oosten te onderwerpen. Niet dat er nooit tegenstand was. Hoewel de Assyrische koning Šalmaneser III beweert in 853 v.Chr. een coalitie van Syrische staatjes (waaronder koning van Achab van Israël) te hebben verslagen, moest hij de komende jaren orde op zaken stellen in de gebieden ten oosten van de Eufraat. Dat suggereert dat Šalmaneser in feite is verslagen.

Niettemin: de Assyriërs bouwden gestaag aan hun wereldrijk. Ze hadden de tijd. Meestal begon het met een plundertocht, zoals die tegen het koninkrijkje Juda: koning Sanherib sloeg in 701 v.Chr. het beleg op voor Jeruzalem (2 Koningen 18) en liet zich afkopen. Aššur beloonde zijn trouwe krijgers, zal Sanherib hebben gedacht. Zoiets herhaalde zich enkele keren want de periferie van Assyrië was er om te plunderen. Na verloop van tijd kwam er een verdrag: het tot dan toe geplunderde staatje werd een vazalkoninkrijk en kocht de plundering af door het edelmetaal zélf af te staan. Dat heette tribuut en kon dan tegen een lager tarief. Dit kon een prikkel zijn voor economische groei: de Feniciërs werden door de Assyrische eisen gedwongen tot handel met het verre westen en archeologen zien in Juda in de zevende eeuw de olijfolienijverheid opbloeien. Vaak volgde er een opstand, waarna de Assyrische vazalkoning werd vervangen door een Assyrische gouverneur en het gebied in feite een Assyrische provincie werd. Zoiets gebeurde met het noordelijke joodse staatje, Israël. Samaria en Megiddo werden Assyrische garnizoenssteden en de Israëlische cavalerie werd opgenomen in het Assyrische leger.

De verovering van Egypte door de Assyrische koning Esarhaddon (r.680-669) was het begin van het einde. De Nijlvallei was meer dan de Assyrische troepen konden controleren. Er kwamen opstanden, er kwamen nederlagen, Aššur was blijkbaar boos, de Meden uit Iran en de Babyloniërs kwamen in opstand, de Meden en Babyloniërs besloten samen te werken (614 v.Chr.) en in 612 v.Chr. viel de hoofdstad, Nineveh.

Wonderlijk genoeg horen we weinig over onderdrukte volken die stonden te juichen. De profeet Nahum is de enige die enthousiast schrijft over de val van “de bloedstad” Nineveh. De Assyriërs hadden blijkbaar een imperium gebouwd waarin veel mensen zich, ondanks de ontstellende wreedheden waarmee het was gesticht, tevreden voelden.

Dat blijkt ook uit het vervolg: de Babyloniërs konden het rijk zonder veel moeite overnemen. De structuren die de Assyriërs hadden gebouwd, bleven staan en de Babyloniërs voegden er nog wat ontbrekende stukken aan toe, zoals Juda. Zoals bekend werd de Joodse bevolking – althans de schrijvende elite – in 587/586 naar Babylonië gedeporteerd. Er zijn kleitabletten die dit documenteren. Babylonië erfde echter ook de problemen die Assyrië had gehad: in het oosten woonden lastig te controleren bergstammen. De Assyriërs hadden er enige orde geschapen maar de Babyloniërs hadden samengewerkt met de Meden en daarmee een geest uit een fles gehaald. In het voortaan ordeloze gebied kwam een nieuwe stam op, de Perzen, die rond 550 de Meden uitschakelden en zich vervolgens stortten op Babylonië. In 539 nam de Perzische vorst Cyrus de Grote (de bijbelse Kores) Babylon in.

Voortbouwend op de grondslagen die de Assyriërs hadden gelegd, bouwden de Perzen een imperium dat het twee eeuwen zou uithouden. Daarover binnenkort meer. Voor het moment rond ik af met een samenvatting. Mensen die zich voor het eerst bezighouden met de geschiedenis van het oude Nabije Oosten, worden vaak afgeschrikt door de complexe reeks vreemde volken, maar in feite is er maar één oosters wereldrijk geweest. Alleen de elite veranderde: tot 612 Assyrisch, tot 539 Babylonisch, tot 331 Perzisch, daarna Grieks.

Morgen – of in elk geval: binnenkort – meer. Voor het moment wijs ik nog even op de Assyrië-expositie die dit najaar begint in het Rijksmuseum van Oudheden en op de artikelen van Daan Nijssen over de geschiedenis van het oude Nabije Oosten.

Deel dit:

8 gedachtes over “Geschiedenis van Perzië (1)

  1. mnb0

    Volstrekt off-topic, maar mi van groot wetenschappelijk en filosofisch belang – middels doorklikken kwam ik Daan Nijssen’s stukje op Sargasso over Jezus tegen. Hij schreef:

    “De geschiedkunde is dan ook geen exacte wetenschap. Historici houden zich niet bezig met zekerheden, maar met waarschijnlijkheden.”
    Volgens dit argument zijn natuurkunde, scheikunde en biologie evenmin exacte wetenschappen. Natuurkundigen, scheikundigen en biologen houden zich nl. evenmin bezig met zekerheden en wel met waarschijnlijkheden.
    Je hebt daar gebruik van gemaakt in één van mijn favoriete stukjes van jouw hand – dat over de datering van de graankorrel uit Megiddo. Het is één van de redenen dat ik volhoud dat de tegenstelling alfa vs. beta wetenschappen voor een behoorlijk groot deel een valse is.

    https://www.edge.org/conversation/carlo_rovelli-science-is-not-about-certainty-a-philosophy-of-physics

    Ik zag niet hoe ik dit punt onder DN’s ogen kon brengen, dus ik hoop dat hij mijn commentaar hier leest.

    1. Dat laatste weet ik wel zeker. Ik denk dat het een gradueel verschil is. Dat is zelfs zo binnen een discipline. Er zijn in de geschiedwetenschap “hardere” en “zachtere” delen. Ik denk wel dat als je alle wetenschappen in een grafiekje zou zeggen, sommige wetenschappen wat verder richting zacht en andere wat verder richting hard zitten.

      Maar het hele onderscheid tussen alfa en beta is, althans methodisch, onhoudbaar, al was het maar omdat het menselijk gedrag dat mij als historicus bezighoudt, nooit totaal vrij kan zijn. Er zijn altijd grenzen aan gesteld, die samenhangen met wat fysisch mogelijk is en wat niet.

  2. jacob krekel

    In de natuurwetenschappen onderzoekt men gewoonlijk niet de natuur, maar modellen van de natuur. Van atoomkernen weet men niets af, maar het onderzoek aan modellen van atoomkernen levert voldoende interessants op om daar iets mee te kunnen doen. Daarvoor zijn drie criteria: het model moet kloppen met de waarnemingen, het moet toekomstige waarnemingen (b.v. bij experimenten) voorspellen en er moet een goede theorie aan ten grondslag liggen. Verder dienen verschillende experimenten dezelfde uitkomsten te hebben. Als dat allemaal klopt, dan is er wetenschappelijke kennis. Voorlopig,. maar met voldoende waarschijnlijkheid.
    Volgens mij is dit in de geschiedwetenschap voldoende anders om de beide niet op één hoop te gooien, en is er voldoende reden om een onderscheid te blijven maken.

    Overigens vind ik de gedachte dat er eigenlijk maar één rijk was met telkens verschillende heersers een interessante en ook productief voor verder onderzoek

    jacob krekel

  3. Ben Spaans

    Er is vanaf Assyrië eigenlijk maar 1 rijk geweest – de Perzen kwamen wel in veel verder weggelegen gebieden terecht (voortbouwend op de al aanwezige infrastructuur, ik begrijp het).

    Hou je maag in de gaten hè.

  4. “De profeet Nahum is de enige die enthousiast schrijft over de val van “de bloedstad” Nineveh.”
    Die tegenwoordig bekend staat als Mosoel en alweer op het punt staat om te vallen voor een leger uit het zuiden. Ik vraag me af wat de Babyloniërs met de tempel van Aššur gedaan hebben?

  5. Henk Smout

    Nog eens iemand meegemaakt die volhield dat Osmaanse en Byzantijnse Rijk hetzelfde waren.

  6. eduard

    Ik miste in dit verhaal de Skythen, waarvan de aanwezigheid in het Midden Oosten toch door verschillende bronnen (bijvoorbeeld Herodotus’ Kimmeriërs en Scythen, in de stichtingsverhalen van veel Ionische steden de vermelding van de Skythische plundertochten, Magog uit de bijbel, de Iskuzai (Assyrisch) of Gimirru (Babylonisch) in Mesopotamië, maar vooral, in de archeologie de verspreiding vanuit Kazakhstan vanaf de 7de eeuw van het “Skythische Culturele Complex” over het Midden Oosten (dus niet vanuit Rusland, daar arriveerden de Skythen wat later, en die noemden zichzelf vlg Herodotus ook niet Skythen maar Skoloten). Wat dat betreft lijkt het alsof niet alleen de Neo-Babyloniërs, maar ook de Meden en de Perzen voort konden bouwen op een door vorige, nietsontziende plunderaars en veroveraars opgebouwde “infrastructuur” (de theorie van Vogelsang).

    1. eduard

      Dat zou ook de wat vreemde volgorde van de latere Perzische veroveringen kunnen verklaren: die Centraal-Aziatische nomaden hadden de boven-satrapieën, Medië en Anatolië al gekoloniseerd, en de Perzen trokken niet als veroveraars door dit rijk, maar gebruikten hun bestuurlijke (en mogelijk getals-) overwicht om in een al bestaand rijk de erkenning af te dwingen van de legitimiteit van hun opvolging van de vorige dynastieën, de Skythische en de Medische. Dat de nieuwe dynastie werd gesticht door de zoon van een prinses uit de vorige dynastie is een populair Iraans motief, dat was waarschijnlijk standaard propaganda om de legitimiteit van die coup te onderbouwen.

Reacties zijn gesloten.