MoM | Speculaties

Max Weber, de vader van de typenleer

Toen ik een paar dagen geleden begon te schrijven over de geschiedenis van het oude Perzië, gaf ik aan dat deze antieke supermacht tussen 550 en 330 v.Chr. de hele oude wereld beheerste.

Heel de oude wereld? Nee, in het verre westen bleef een kleine groep Grieken moedig weerstand bieden tegen de Perzische eenheidsstaat.

Op dat punt had ik eigenlijk willen afdwalen naar de betekenis van die Griekse onafhankelijkheid. Dat heb ik niet gedaan – kill your darlings – maar ik zou hebben geopperd dat als de Perzen Griekenland hadden onderworpen, de Grieken al rond 480 v.Chr. waren opgenomen in de grotere wereld van de antieke culturen, dat er een vorm van kosmopolitisme zou zijn ontstaan, dat de filosofie de metafysische speculaties van Plato had kunnen overslaan om in plaats daarvan meteen te beginnen aan de praktische leer van de hedonisten, de epicureeërs, de stoïcijnen en de sceptici. Jammer toch, dat de Grieken de Perzische Oorlogen wonnen.

“Je bakt ze weer bruin, Lendering”, hoor ik u grommen. En inderdaad. Ik stapel drie hypotheses op elkaar: dat de Griekse cultuur ook werkelijk contact zou hebben gemaakt met die grotere wereld, dat de Grieken kosmopolitischer zouden zijn geworden en dat de filosofie een bepaalde route zou hebben gevolgd. Weliswaar gebeurden die drie dingen inderdaad toen Alexander de Grote Griekenland met het Midden-Oosten verbond, maar dat dit ook anderhalve eeuw eerder had kunnen gebeuren, valt lastig te bewijzen.

Net zo lastig te bewijzen is een andere hypothese: dat de Griekse cultuur, doordat ze bleef buiten het Perzische Rijk, een eigen karakter behield, dat hierdoor de democratie bleef bestaan, dat daardoor bepaalde vrijheidsideeën zich konden ontwikkelen en dat daarom de Griekse kunst, filosofie en letteren bloeiden. Ook dat is klinkklare speculatie. Deze lezing van de gebeurtenissen is bijvoorbeeld te vinden bij de invloedrijke Duitse oudheidkundige Eduard Meyer. In 1901 schreef hij in zijn Geschichte des Altertums dat als de Grieken de Perzische Oorlogen zouden hebben verloren

de uitkomst zou zijn geweest dat een soort kerk … het Griekse leven en denken onder een juk zou hebben geplaatst, en alle vrije dynamiek aan banden zou hebben gelegd. De nieuwe Griekse cultuur zou, zoals de oosterse beschavingen, een theologisch-religieus karakter hebben gehad.

Dit citaat illustreert een verschil tussen de twee speculaties. Meyers redenatie is “contrafactisch”: hij stelt de betekenis van de Griekse zege vast door te kijken naar wat er zou zijn gebeurd als het anders was gelopen. Anders gezegd, Meyer redeneert door te kijken naar wat er niet is gebeurd. (Deze typering van Meyers redenering is overigens afkomstig van Max Weber.) Mijn speculatie is gebaseerd op een vergelijking met wat wél is gebeurd en het speculatieve element is dat ik 480 v.Chr. vergelijkbaar acht met 330. Dat staat natuurlijk te bezien.

Er is nog een ander verschil tussen de twee speculaties. Van de mijne ziet u meteen dat het onzin is of in elk geval erg ongebruikelijk. Meyers speculatie schopte het bijna tot de preambule van de Europese Grondwet en is in allerlei boeken nog te vinden – ik noem Persian Fire van Tom Holland nog maar eens.

Het gemak waarmee evidente kwakgeschiedenis blijft circuleren is eigenlijk best verontrustend maar was eigenlijk te verwachten. Als je een onware bewering maar vaak genoeg herhaalt, raakt ze ingeburgerd en herkennen mensen, omdat ze nu eenmaal niet álles kunnen controleren, niet langer dat ze ongefundeerd is. De mechanismen van desinformatie die momenteel in onze politiek zo zichtbaar zijn, zijn van alle tijden. En de noodzaak betrouwbare informatie te bevorderen en onbetrouwbare informatie te bestrijden is even groot in de oudheidkunde als in de politiek.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Deel dit:

13 gedachtes over “MoM | Speculaties

  1. henktjong

    Ik heb altijd geleerd dat historici niet aan ‘what if’ speculaties doen: het heeft geen zin, het is niet te bewijzen en het is zonde van je tijd (Peer Vries).

    1. Otto Cox

      Daar ben ik het niet mee eens, al moet je er wel voorzichtig mee omgaan. Heel veel “what-ifs” houden veel te weinig of helemaal geen rekening met zaken als terrein en logistiek. Bekend voorbeeld is het beleg van Wenen door de Ottomanen. Verovering van Wenen was mogelijk geweest, maar dat had volstrekt niet geleid tot een Islamitisch Europa. In Wenen zaten de Ottomanen al aan het eind van hun logistieke mogelijkheden.
      Ik zie een goed uitgevoerde what-if als een soort gevoeligheidsanalyse, bij voorbeeld als antwoord op de vraag hoe beslissend een “beslissende gebeurtenis” nu eigenlijk was, of hoe groot de invloed van een individu op de geschiedenis is geweest.
      Een voorbeeld van een goed uitgevoerde what-if is die van Geoffrey Parker over de Spaanse Armada.

  2. Ik geloof niet dat ‘what if’ vragen nooit zinvol zijn. Hoe recenter de gebeurtenis is waarop deze vragen betrekking hebben, des te zinvoller kunnen ze zijn.
    Als Bush junior de oorlog in Irak niet was begonnen, onder het motto van de ‘war on terror’, waarvan iedereen met een normaal IQ destijds kon inzien dat er alleen maar ellende zou van komen, waarvan we helaas na 15 jaar nog steeds de gevolgen zien (Isis, Al Qaeda met al zijn filialen, de vluchtelingenproblematiek, etc.), dan zou je misschien kunnen verwachten dat een nieuwe president niet weer dezelfde fout maakt, omdat hij/ zij de resultaten ziet van hoe er niet gehandeld moet worden en de juiste beslissing neemt van de ‘what if’ keuzes die voorhanden zijn. Ik ben het eens met het feit dat die vragen voor het verre verleden minder zinvol zijn, maar het zijn toch altijd leuke gedachtenexperimenten.

  3. Ben Spaans

    Kwakgeschiedenis is eigenlijk een heel lelijke term, redden we het niet gewoon met spreken over slechte geschiedenis?

    Als je Peer Vries te lang hoorde praten ging je alles wat met geschiedenis te maken had zonde van je tijd vinden (waarmee ik niet wil zeggen dat uitgebreide what if-geschiedenis meer te bieden heeft dan amusementswaarde. Maar ja, dat is ook nodig, op zijn tijd).

  4. Maurits de Groot

    ‘What if’ is fictie. Levert soms leuke romans op (ik heb wat scifi over een wereld waarin bijv. Hitler wel gewonnen heeft), maar met wetenschap heeft het weinig te maken, lijkt me. Aangezien het al moeilijk genoeg is om te bepalen wat er wél is gebeurd, lijkt het me bovendien tijdverspilling.

  5. Jos Houtsma

    In het citaat laat Meyer vooral zien vanuit welke maatschappijvisie hij schrijft. Ik heb daar niet zoveel moeite mee.

  6. mnb0

    Er is niets mis mee met speculatie zolang maar expliciet duidelijk is dat het dat is en niet meer. Iedere krijgshistoricus kan je vertellen dat what-if scenarios regelmatig door militairen worden gebruikt – in zogenaamde oorlogsspelen.
    Uiteraard geldt wel dat de betrouwbaarheid afneemt hoe meer hypotheses je op elkaar stapelt.
    Doe ik er ook maar één.

    “Jammer toch, dat de Grieken de Perzische Oorlogen wonnen.”
    Hadden ze verloren dan hadden ze ook de motivatie niet gehad de deductieve methode te ontwikkelen, waaruit korte tijd daarna de westerse wiskunde ontstond. De werken van Archimedes en Euclides hadden er, als ze al hadden bestaan, heel anders uitgezien.
    Fijn dat de Grieken wonnen.

    1. Ik zou dat laatste niet voor mijn rekening nemen. We hebben voor de geschiedenis van de wiskunde voor 612 veel bronnen uit het Nabije Oosten en hebben voor de geschiedenis van de wiskunde na 300 veel bronnen uit de Griekse wereld. Het kan heel goed zijn dat de Babyloniërs even ver kwamen als hun tijdgenoten, met wie ze in contact stonden, en dat die teksten verloren zijn gegaan. Ik denk zelfs dat het aannemelijker is dan het alternatief: dat de overgeleverde bronnen precies corresponderen met de gebieden waar de intellectuele activiteit het meest bloeide.

  7. Knotwilg

    Ik zou nochtans geneigd zijn “What if” tot hét onderscheidend gedragskenmerk van de mens uit te roepen. Van veel experimentele wetenschap was er geen sprake geweest zonder die neiging. Geen wonder dat ze ook opduikt in een domein als de geschiedenis. Daar lijkt het me niet veel minder “zinvol” dan de geschiedenis zelf. Immers, het trekken van lessen uit de geschiedenis veronderstelt een even sterk causaliteitsbeginsel als het trekken van lessen uit wat er niet is gebeurd. We maken van een “en” wel erg gemakkelijk een “dus”.

  8. Henk Smout

    “Het gemak waarmee evidente kwakgeschiedenis blijft circuleren”, ik pluk een zinsnede uit het stuk om iets anders aan de orde te stellen dan alle anderen.

    Ontkennen dat Charles Darwin wel degelijk beweert dat mensen van apen afstammen is een van elkaar nagebabbelde eigenmachtige hulpconstructie om de leer voor op z’n minst een deel van het publiek palatabel te maken. Overtuig uzelf door het lezen van Chapter VI van het eerste deel van ‘The Descent of Man’ uit 1871, de zin tegen het eind van dat hoofdstuk over ‘Man, the wonder and glory of the Universe’, (maar er zijn uit dat hoofdstuk ook eerdere geschikte citaten te geven) is volstrekt ondubbelzinnig.

  9. Kees Mettes

    Gewoon even weer lekker inhoudelijk “what-iffen”:
    In 480 BCE was er geen ‘Griekenland’ alleen een verzameling onderling ruziënde stadstaatjes. In 330 waren deze opgenomen in het Macdonsiche rijk met een sterk leger en kon zo door verovering de Griekse cultuur als een sterk tegenwicht beschouwd worden (waard om tot opname in de Oosterse te leiden). Dat was in 480 minder waarschijnlijk geweest. Bovendien hadden we dan ooit van Socrates gehoord?
    Dat laatste alleen al maakt voor mij het wachten van 150 jaar de moeite waard.
    Wat de wiskunde betreft: weet iemand of het waar is dat de Grieken als eersten de zuivere wiskunde bedreven, terwijl hun Oosterse voorgangers vooral toegepast ermee bezig waren?

    1. Voor zover ik kan overzien, is die laatste vergelijking niet juist. We hebben bewijs voor de Mesopotamische wiskunde tot en met de vierde eeuw (en een staartje naar de tweede eeuw v.Chr.) en we hebben bewijs voor de Griekse wiskunde vanaf pakweg 500 v.Chr. We weten dat de Mesopotamische wiskunde de Griekse heeft beïnvloed.

      Wat we moeten vergelijken is een vroege periode en een late periode, geen oost en west. En dan zien we iets dat lijkt op een parallelle ontwikkeling. Helaas is de documentatie net iets te schaars om het precies scherp te zien.

Reacties zijn gesloten.