Hoe vind of verzin ik een Romeinse boerderij?

Een stuk bewerkte natuursteen in de crypte van de Sint-Servaasbasiliek in Maastricht.

Een stuk steen als hierboven, daar loop ik doorgaans aan voorbij zonder er veel acht op te slaan. Zeker als die steen ligt in de crypte van een kerk, in dit geval de Sint-Servaas in Maastricht, waar sculptuur ligt uit vroege bouwfasen van de kerk. Meestal zit middeleeuws beeldhouwwerk hoog in een portaal, in het timpaan boven de eigenlijke toegang, en kun je vooral genieten van de compositie als geheel, maar hier lag het op ooghoogte en kun je kijken naar het eigenlijke beeldhouwwerk.

Genoeg te zien dus om niet te letten op het blok grauwe, harde kalksteen, maar gelukkig was ik er met archeoloog Eric Wetzels, die afgelopen vrijdag enkele wetenschapsjournalisten rondleidde door zijn stad. Hij wees me op een interessant detail: de slijtsporen aan de rand hieronder. Dit is niet zomaar slijtage, die ontstaat als een steen door middel van wat stukken touw wordt versleept. Hier zijn lange tijd touwen doorheen gegaan, misschien wel eeuwenlang. Alleen zo slijt je er zulke diepe groeven in.

En er is nog meer aan de hand. In Zuid-Limburg gebruikt men vooral mergel als bouwmateriaal. Dit soort kalksteen moet worden geïmporteerd en dat gebeurde in de Romeinse tijd op grote schaal. Hoewel het ook later nog gebeurde, is een plausibel scenario dat deze zware steen al in de Oudheid naar Maastricht is gebracht. Het kan zijn gebruikt in elk monumentaal gebouw, maar het is aannemelijk dat het niet ver heeft gestaan van de huidige Sint-Servaas, aangezien mensen geen zware stenen gaan halen van verafgelegen plaatsen als ze dichterbij iets vinden dat even bruikbaar is.

Zo is de steen dus een aanwijzing voor een monumentaal gebouw, vermoedelijk een boerderij, in de omgeving van de Sint-Servaas in de Romeinse tijd. Ook niet méér, overigens: u zag de hypothese al langs vliegen dat de steen is geïmporteerd in de Romeinse tijd, hoewel het best later kan zijn gebeurd.

En nu de slijtsporen: de hypothese die zich opdringt is dat de steen, nadat het oorspronkelijke monumentale gebouw in onbruik was geraakt, opnieuw is gebruikt als putrand. Dat moet echter zijn gebeurd vóór de Sint-Servaas in de Karolingische werd uitgebreid, want de steen is daarin als drempel gebruikt. Speculerenderwijs: het is niet uitgesloten dat er op de westelijke rand van het huidige Vrijthof ooit een Romeinse villa (grote boerderij) heeft gestaan die in gebruik bleef in de Vroege Middeleeuwen, tot ze werd gesloopt om ruimte te maken voor de uitbreiding van de kerk.

Hypotheses, speculaties, vermoedens: we weten het allemaal niet zeker. En je moet serieus rekening houden met je onvermogen het probleem volledig te doorgronden. Ik schreef zojuist “de hypothese die zich opdringt” en daarmee wilde ik aangeven dat onze verbeeldingskracht te beperkt is om iets beters te verzinnen. Het is echter best mogelijk dat over een tijdje een tweede stuk natuursteen wordt gevonden en we ineens zien dat ons denken steeds in de verkeerde richting is gegaan. En dan moeten we concluderen dat we de Romeinse boerderij eigenlijk hebben verzonnen.

Deel dit:

4 gedachtes over “Hoe vind of verzin ik een Romeinse boerderij?

  1. Wat betreft de hypothese; definieer ‘dichtbij’? Bij het Romeinse fort Vechten (castellum Fectio) is een tufstenen paadje aangetroffen dat vanaf de Rijnoever naar het fort liep. Daar is de hypothese dat men in Utrecht stenen nodig had voor de bouw van kerken, en die stenen waren goedkoop te halen bij een Romeinse ruïne. Of wat verder weg: de Drentse hunebedden die voor dijkverzwaring werden gebruikt (las ik ergens).

    Dus die villa kan ki-lo-meters verderop hebben gelegen, ver buiten Middeleeuws of Romeins Maastricht. Niet per se verzonnen, maar gewoon een eind weg.

Reacties zijn gesloten.