Priester Hendrik

Priester Hendrik (beeld: Carsten Eggers)

Toen ik onlangs door Rijnsaterwoude – dat ligt op de grens van Zuid- en Noord-Holland – kwam fietsen, zag ik daar bij de kerk het bovenstaande standbeeld. Ik remde meteen, want dit beeld had ik vaker gezien. Alleen: dat was in de buurt van Hamburg. Wat deed priester Hendrik, want over hem hebben we het, in Rijnsaterwoude bij de kerk?

Het zit zo. De twaalfde-eeuwse priester Hendrik had geleerd hoe je een cope aanlegde, een veenontginning. Het eerste wat jij als locator (“projectmanager”) deed was een team samenstellen van laten we zeggen twintig mensen die als boer aan het werk wilden maar geen land bezaten. Je trok dan langs een kreek het veen in en zocht een plek om een dorpje te stichten. Op de oever bouwde je dan een lang lint van twintig huizen, zo om de honderd meter één, en halverwege die huizen begon je sloten te graven, haaks op het veenstroompje, het veen in.

Door deze sloten kon het water weglopen uit de soms wel drie, vier meter hoge pakketten van vochtig veen. Vaak werd zo’n perceel, dat rond de honderd meter breed was, verder in drieën gedeeld, zodat de sloten om de dertig, vijfendertig meter lagen. Door de ontwatering kwam de bovenste laag van het veen droog te liggen en ontstond vruchtbare humus, die na het rooien van wat bomen en het afbranden van wat struiken prima viel te gebruiken als akker. U leest er meer over in mijn Hollandse mythografie en wel hier.

De sporen van deze ontginningen zijn nog op tal van plaatsen zichtbaar: je vindt de langgerekte percelen bijvoorbeeld nog bij Vriezekoop, bij Woerden en opvallend genoeg ook in Amsterdam. In deze context moet u Hendrik plaatsen. Hij wordt als locator genoemd in een contract dat hij in 1113 sloot met de aartsbisschop van Bremen en lijkt enkele ontginningen te hebben georganiseerd aan de Beneden-Elbe.

De Elbe bij Hamburg

Het gaat echter om meer dan landontginning alleen. Het interessante van de middeleeuwse ontginningen is dat de boeren niet horig waren maar vrij. Ze waren hun landsheer (de graaf van Holland, de bisschop van Utrecht, de aartsbisschop van Bremen…) per jaar alleen een dubbele stuiver belasting verschuldigd en konden soms worden opgeroepen om krijgsdienst te doen. Dat was alles.

Landontginning en vrijheid: een populaire combinatie. Tot in Pruisen aan de Oostzee vind je daarom Holländerdörfer. Een bekende herinnering vinden we in Vondels Gijsbrecht, als Rafaël de titelheld opdraagt het brandend Amsterdam achter te laten:

Gods wil is dat gij treckt naar ’t vette land van Pruissen,
daer uit het Poolsch geberght de Wijsselstroom komt ruisschen,
die de oevers, rijck van vrucht, genoegelijck bespoelt.
Vertrou u daer en wacht tot dat de wraeck bekoelt.
Gij zult in dat gewest een stad Nieuw-Holland bouwen
en in gezonde lucht en welige landouwen,
vergeten al uw leet en overbroghten druk.

Er is ook een leuk middeleeuws liedje:

Naer Oostland willen wi varen,
naer Oostland willen wi mee,
al over die groene heiden
frisc over die heiden,
daer is een betere ste.

Hoeveel mensen uit onze contreien zullen naar het oosten zijn gegaan? Ik zou het niet weten, maar vele honderden moeten priester Hendrik zijn gevolgd. De combinatie van landontginning en vrijheid kan alleen worden getypeerd als een van ’s Neêrlands voornaamste exportproducten.

Deel dit:

12 gedachtes over “Priester Hendrik

  1. Dat principe van opstrekkende verkaveling voor veenontginning is ouder dan het cope systeem, en begon in de Friese gebieden buiten het bereik van de Graaf van Holland of Bisschop van Utrecht. De West-Friese, Middel-Friese en Ommelander veenontginningen zijn ouder dan de cope ontginningen in Holland en Utrecht.

    Het cope systeem was kennelijk de aanpassing van het proces aan een feodale heerschappij.

  2. Hans van der Valk

    Deze blog doet mij denken aan ‘The making of Europe’ van Robert Bartlett, een boek uit 1993, dat ik 20 jaar geleden heb gelezen. Het gaat over de expansie van en de emigratie vanuit ons deel van Europa bestaand uit België, Nederland en aangrenzende Duitse en Franse gebieden tussen 950 en 1350 naar Ierland, Portugal, Spanje, Italië, Duitsland en Polen. Ik kwam de gevolgen daarvan in de jaren 80 tegen, toen ik contacten met inwoners van de toenmalige DDR onderhield. Een gebied ten noorden van Wittenberg aan de Elbe in de huidige deelstaat Sachsen-Anhalts heet Fleming genoemd naar Vlaamse kolonisten. Vele plaatsen in dat deel van Duitsland zijn genoemd naar plaatsen in België, Nederland en Rijnland. De activiteiten van priester Hendrik vormde ongetwijfeld een onderdeel van deze kolonisatie.

  3. Pieter Rodenburg

    Over de cope verwijs ik graag naar de omvangrijke dissertatie De Cope waarmee mijn oud-leermeester Prof. mr. H. van der Linden in 1955 cum laude te Utrecht promoveerde. Van der Linden zette deze uitgifte van grond in een (wat wij tegenwoordig noemen:) publiekrechtelijke sleutel wat een zeer oorspronkelijke maar destijds ook bestreden visie was. Voor wie zich over de cope wil oriënteren is De Cope nog altijd een uiterst waardevol boek. Van der Llnden heeft eerst bij het Hoogheemraadschap van Rijnland een loopbaan gehad in het waterstaatswezen voordat hij aan de Vrije Universiteit te Amsterdam hoogleraar Rechtsgeschiedenis is geworden.

    1. Ja! Ja! Ja! “De cope” is een fenomenaal boek. Het inspireerde ook mijn docent, Koen Goudriaan, tot wat de beste colleges waren die ik ooit heb gehad.

  4. lGerdien

    In Schalkwijk tussen Houten en de Lek is aan beide zijden van de Schalkwijksewetering het copesysteem nog heel goed te zien, met het dorp als lintbebouwing. Dit is een van de grotere gebieden met deze ontginningsvorm. Het gebied schijnt ontgonnen te zijn op initiatief van de bisschop van Utrecht, nadat de Krommer Rijn was afgedamd. Ik heb ooit gehoord dat de bisschop mensen hiervoor importeerde uit het Rijnland uit de buurt van Keulen.

  5. a) Wat kon je destijds kopen voor een dubbele stuiver? Hoe zwaar was die taks?
    b) Poolse gastarbeiders in Nederland kunnen dus in theorie afstammen van Hollanders die destijds naar Polen afreisden om veen te ontginnen. Klopt dat?

    1. (a)
      Een dubbeltje was ook toen heel weinig. Het was een zogenaamde “recognitie-cijns”, d.w.z. een belasting die diende om de heer te erkennen als heer. Voor zijn financiën maakte het weinig uit.

      (b)
      Ja, dat klopt! Leuk hè.

    2. Erik Bouwknegt

      Alleen als ze na 1945 mochten blijven. De Holędrzy (Hollanders) werden tegen die tijd namelijk gezien als Duitsers, en net als andere Duitsers Polen uitgejaagd.

  6. jacob krekel

    Wij stammen vrij zeker allemaal van Karel de Grote af, en misschien zelfs nog wel de meesten van ons van Karel V

    Jacob Krekel

  7. Emgert Zondervan

    Even een sneer over ,,’s Neêrlands”: het lidwoord gebruiken we alleen in het meervoud. Dus ,,Neêrlands” of ,,der Nederlanden”.

  8. henktjong

    De cope is geen systeem. Het is een manier om een ontginning te organiseren. Ervoor, tijdens en na waren daar ook andere manieren voor. Het heeft ook niks met feodaliteit te maken; het is een zuiver logistiek-economische manier om zo’n groepsgebeuren te regelen. Wat je na afloop ziet zijn weren (de smalle en lange akkers en later weiden) en sloten met achter- en zijkades, en na verloop van tijd (toen de ontgonnen veengebieden te ver inklonken) dijkaanleg met spuisluizen. Copes kun je dus niet zien, je kunt alleen aan de naam zien hoe de betreffende ontginning is ontstaan.

Reacties zijn gesloten.