Kefa

jordan_panias1
Panias (Caesarea Philippi): de bronnen van de Jordaan

In een van de bekendste passages uit het evangelie van Marcus vraagt Jezus zijn leerlingen wie de mensen zeggen dat hij is. Sommigen houden hem voor Johannes de Doper, anderen voor Elia, weer anderen houden het meer algemeen op een profeet. “En jullie,” vraagt Jezus, “wie denken jullie dat ik ben?”, waarop zijn leerling Simon hem identificeert als de messias, de man van wie veel joden geloofden dat hij ooit Israël zou komen herstellen (Marcus 8.27-30).

De evangelist Matteüs neemt het verhaal van Marcus over en voegt wat informatie toe. Om te beginnen identificeert hij de plek waar dit gebeurde: Caesarea Philippi, bij de bronnen van de rivier Jordaan. Een punt dat niet van belang is gespeend, zoals we zullen zien. Ook legt Matteüs Jezus in de mond dat hij Simon een nieuwe naam geeft, namelijk “rots”. En op die rots, zo legt Jezus uit, zal hij zijn kerk bouwen (Matteüs 16.17-19).

Rots. In het Aramees Kefas of Kefa en in het Grieks Petros, wat in het Latijn wordt weergegeven Petrus. Over de vraag wat hiermee bedoeld kan zijn geweest, wordt al heel lang gediscussieerd en ik wil het nu hebben over kefa. De andere vraag die u vanuit de tekst tegemoet komt springen, wat de betekenis kan zijn geweest van “kerk”, laat ik rusten. Laten we het houden op “halachische stroming” en ons met kefa bezighouden.

In de Middeleeuwen meende men in West-Europa dat Jezus zijn leerling, door hem Kefas of Petrus te noemen, had benoemd tot leider van de christelijke gemeenschap. Er zijn in het Nieuwe Testament inderdaad enkele passages die bevestigen dat Petrus door de eerste, nog joodse gelovigen werd beschouwd als leider. Omdat Petrus later in Rome had geleefd, zo meenden de middeleeuwers bovendien te weten, was zijn gezag overgegaan op de bisschop van die stad, de paus. Tijdens de Reformatie ontstond kritiek op die uitleg: zeker, Petrus was de leider van de eerste christenen geweest, maar uit geen enkele Bijbeltekst bleek dat dit de opvolgers van Petrus legitimeerde. Trouwens, nergens in de Bijbel viel te lezen dat Petrus in Rome was geweest, dus de paus paste bescheidenheid.

Was Petrus dé leider van de eerste christenen? Dat zullen maar heel weinig moderne wetenschappers voor hun rekening nemen. Hooguit werd Petrus als leider erkend door de christelijke groepen die de teksten schreven die nu het Nieuwe Testament vormen. Zelfs daarbinnen horen we echter tegenstemmen: de auteur van het Johannesevangelie doet moeite de claims te harmoniseren van Petrus en “de leerling die Jezus liefhad”. Andere groepen, wier teksten zijn verdwenen, zullen verhalen hebben verteld over andere door Jezus van een mandaat voorziene leiders. Wat zouden we graag weten wat de opvattingen waren van de onbekende groep die het christendom introduceerde in Egypte! De schakel tussen de eerste volgelingen van Jezus en het verbluffend veelkleurige Egyptische christendom van de tweede en derde eeuw is echter onbekend en we weten dus ook niet wie de leiders waren, laat staan of zij een verhaal hadden over de speciale status van Petrus.

Specialisten zullen wel nuances aanbrengen maar gemakshalve neem ik drie visies aan.

  1. Petrus was de voornaamste leider, kwam naar Rome en dat legitimeert het pausdom;
  2. Petrus was inderdaad de voornaamste leider maar dat legitimeert het pausdom niet;
  3. Petrus was alleen de leider van degenen die het Nieuwe Testament schreven.

De discussie gaat voortdurend over leiderschap en de gebruikte bronnen zijn doorgaans ook dezelfde: het Nieuwe Testament, een handvol apocriefe teksten (het Evangelie van Petrus, de Handelingen van Petrus…) alsmede een stuk of wat fragmenten die worden geciteerd door auteurs als Eusebius (c.263-c.339), de samensteller van een Kerkgeschiedenis met citaten uit eerdere bronnen. De drie hierboven genoemde partijen interpreteren die fragmenten nu eens de ene kant op en dan weer de andere zonder dat er veel schot komt in de discussie.

Als iemand uit overtuiging gelovig is, zal ik hem of haar niet bekritiseren op selectief brongebruik. De historicus heeft echter iets uit te leggen als hij relevante (“niet-elimineerbare”) bronnen negeert en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit weleens gebeurt bij de bestudering van Petrus. Als je de door Eusebius gebruikte tradities accepteert als relevant voor je beeld van Petrus, moet je ook de tradities accepteren die we vinden bij de drie grote oosterse auteurs Aphrahat (c.280-345), Ephrem (306-373) en Maruthas (c.350-c.370). Dit ligt des te meer voor de hand omdat zij zich uitdrukten in de taal waarvan de eerste christenen zich bedienden, het Aramees. Als ik het goed zie, spelen die teksten in de wetenschappelijke discussie echter een slechts ondergeschikte rol.

Er valt daar in het oosten echter wel iets te halen. Wanneer de oosterse auteurs het hebben over Simon Petrus, noemen ze hem natuurlijk Kefa. (Er is een latere Aramese vertaling, de Harklensis, die Petros gebruikt, wat bewijst dat de Petruslegende in elk geval in de Late Oudheid populair was.) Kefa betekent zowel rots als steen en heeft een hele reeks associaties die ontbreken in het Grieks of Latijn.

Associaties die ons kunnen helpen beter te begrijpen wat de eretitel Kefa betekent. Neem de regel die meestal wordt vertaald alsof ze gaat over een weggeworpen steen die zal dienen als hoeksteen. In het Grieks staat er lithon en is de associatie verloren, maar in het Aramees herken je dat Jezus Petrus voorhoudt dat hij weliswaar behoort tot de gemarginaliseerden, maar desondanks een ornament kan zijn voor het messiaanse tijdperk (Marcus 12.10).

Maar er is meer. Simpel samengevat beweren de oosterse kerken dat de titel die Jezus aan Simon verleent, zijn eigen titel is. Jezus was de rots waarop een joodse geloofsgemeenschap werd gesticht. Over het messiaanse karakter van de titel kefa hebben Aphrahat, Ephrem en Maruthas voor zover ik weet weinig twijfel.

Eén messiaanse associatie die in de oosterse kerken wordt herinnerd, is het verhaal in Jozua 4. De Hebreeën trekken onder leiding van Jozua (de naam waarvan “Jezus” de gelatiniseerde versie is) de Jordaan over en richten twaalf stenen op. Ik stel me daar een soort menhirs bij voor. Die zijn, om zo te zeggen, de getuigen van het begin van Israël. Als Jezus bij diezelfde rivier Petrus een kefa noemt, slaat dat volgens Ephrem op Petrus’ rol als getuige van het messiaanse herstel van Israël. Met het leiderschap, waarop de westerse discussie zich concentreert, heeft het alleen indirect van doen.

Kortom, kefa heeft een reeks associaties die helpen ons begrip van de titel te verhelderen, en de oosterse kerken hebben de messiaanse associatie onthouden. Uiteraard kan dit zijn verzonnen (bijvoorbeeld n.a.v. Lukas 23.49), maar we kunnen op voorhand niet uitsluiten dat dit Jezus-echt is en we kunnen wellicht zelfs voorbij de oosters-christelijke traditie kijken naar de joodse context. Hier zijn twee opties:

  • Het overdragen van de naam – Jezus geeft zijn eigen titel door aan Petrus – kennen we ook uit de henochitische literatuur, waarin God zijn naam overdraagt aan een middelaar die de wereld zal regeren. (In het Nieuwe Testament citeert de Brief aan de Filippenzen een hymne die dit idee weergeeft – een voor-Paulinische hymne dus, die moet zijn ontstaan in een joodse context.)
  • Een tweede joodse associatie is het dubbele messiasschap uit de Dode Zee-rollen.

Er zal vast ergens een hyperspecialistisch artikeltje zijn gepubliceerd in een obscuur oudheidkundig tijdschrift waarin de oosters-christelijke visies op Petrus worden onderzocht in relatie tot het joodse denken, maar dat ligt ongetwijfeld opgeslagen achter een betaalmuur. Ik laat het even wat het is.

Mij gaat het vandaag minder om Petrus dan om drie andere zaken. Om te beginnen de simpele constatering dat je bronnen niet in hun grondtaal moet bestuderen, maar dat je moet weten wat daaraan vooraf is gegaan. Door te kijken in het Aramees herken je meer associaties dan in Grieks. In de tweede plaats: een historicus mag de tradities van het oosterse christendom niet negeren. Er zit, net als in Eusebius, niet-elimineerbare informatie bij.

Tot slot het derde punt: het is opvallend dat hedendaagse oudhistorici de oosterse teksten niet even grondig bestuderen als de westerse. In dit geval sluit ik niet uit dat het komt doordat er theologische verschillen zijn tussen enerzijds de westerse kerken en de Grieks-Orthodoxe kerk en anderzijds de oosterse kerken, waardoor westerlingen te lang weinig kennis hebben genomen van oeroude tradities van die Syrische schismatieken. Anders gezegd, de kerkscheuring van toen beïnvloedt nog altijd de wetenschap van nu. De prijs die we betalen is dat de flauwe discussie over leiderschap nog steeds de boeken haalt, terwijl er ook leuke perspectieven mogelijk zijn.

Deel dit:

32 gedachtes over “Kefa

  1. sara

    ‘Wie denken jullie dat ik ben?’

    De Koptische versie van het Evangelie van Thomas:
    ‘Jezus zei tot zijn leerlingen:
    Vergelijk me eens met iemand
    en vertel me op wie ik lijk.
    Simon Petrus zei tot hem:
    Je lijkt op een rechtvaardige engel.
    Matteus zei tot hem:
    Je lijkt op een wijze filosoof.
    Thomas zei tot hem:
    Meester, mijn mond staat mij niet toe
    te zeggen op wie je lijkt.
    Jezus zei:
    Ik ben jouw meester niet.
    Omdat jij hebt gedronken,
    ben je dronken geworden van de opwellende bron
    die ik je heb getoond.
    (Etc.)

    Blijde boodschap: je bent je eigen meester. Zelfkennis.

    Zeer waarschijnlijk een nog oudere bron dan Q (Koester, Cameron, Davies, et al.)

    Er valt uit het Oosten heel veel te halen. Hetgeen in het Oude Westen verhaspeld dan wel uit politieke motieven ‘aangepast’ werd.

    1. Jan Mathijs Dirikx

      Heel mooie tekst, maar welke leering daaruit te trekken? En wat zou er nog meer uit het Oosten te halen zijn dan woestijnreligies, die aanzetten tot fanatieke geloofsbeleving. Het christendom heeft zich inderdaad uit politieke motieven gevoegd naar de heersende politieke machten. Wie zegt dat de oude keltische en germaanse religie in vergelijking slechter was? Wel dichter bij het leven van de echte mens, zonder verbloeming van een ideële ideologie van “naastenliefde” . Die door de machthebbers alleen als instrument van overheersing is gebruikt.

      1. Waarom zou je er een lering uit moeten trekken?

        Daar is het verleden niet voor. Dat je iets van het verleden kunt leren, is gewoon de prietpraat van academici die hun subsidiëring in gevaar zien komen als hun werk geen belang heeft. Neem het verleden nou eens gewoon serieus: een belangrijk, wellicht aangenaam deel van de menselijke cultuur. Net als boswandelingen, film, een computer-game, een concert. Een mens leeft niet om te werken, maar werkt om te leven.

        En nu ga ik een fietstochtje maken in de duinen. Gewoon, omdat je van het leven mag genieten en niet voortdurend zwaar-op-de-hand leringen hoeft te trekken.

        1. Ik ben iets té hard. Geschiedenis kan nut hebben, als sociale wetenschap. Maar die kant lijken oudhistorici niet op te willen, hoewel ze, in combinatie met de archeologie, iets moois te bieden hebben.

          1. mnb0

            Dan zijn die oudhistorici nog dommer dan jij ze doorgaans afschildert. Is het nou zo moeilijk te bedenken hoe belangrijk geschiedkunde is voor een vak als politicologie?

          2. He gelukkig, je corrigeerde jezelf al.
            Natuurlijk heeft het verleden nut, hoe leert een generatie anders van de generatie die aan hen vooraf ging.
            Ik denk dat je bedoelt dat het verleden geen nut heeft als het gaat om het trekken van directe parallellen met het heden. Zoals politici naar de val van Romeinse Rijk verwijzen en dan naar hedendaagse problemen met immigratie.
            En daarmee ben het volmondig eens.

      2. sara

        De boodschap is nu juist dat ieder zijn eigen lering trekt.

        Wat dies meer uit/via het Oosten (Islam, Babylonie)?: algebra bijvoorbeeld; de beschaving van Andalusie. Zie ‘Vergeten Erfenis’ van Jona Lendering.

        Ik zal de laatste zijn om te beweren dat de oude Keltische en Germaanse religie in vergelijking ‘slechter’ waren. Hoewel ik wat betreft de mensenoffers bij de Kelten enigszins huiver. Maar wat betreft de positie van de vrouwen sla ik ze ‘hoger’ aan dan het orthodoxe Christendom. U ziet, dit is mijn 21e eeuwse beeld.

    2. Interessant geschrift hoor, dat ‘Evangelie van Thomas’, maar hoe oud het is weet niemand. Wanneer Gilles Quispel probeert om uit de teruggevonden Thomas de ‘oorspronkelijke woorden van Jezus’ te destilleren, zijn zijn keuzes nergens mee te staven. Het blijft erg subjectief

      1. Klopt. Het enige wat met zekerheid – of beter: met datgene wat oudhistorici beschouwen als zekerheid – valt te zeggen is dat de tekst zijn laatste redactiefase moet hebben gehad na de munthervorming van Diocletianus.

  2. Jan Mathijs Dirikx

    Geachte heer Lendering, sorry het zal wel aan mijn opvoeding liggen, maar je doet me de laatste tijd wel erg denken aan “Meneer Pastoor”. Met je bijbelse verhalen, die ik in mijn jeugd moest oplepelen, en waar het waarheidsgehalte evenredig is met de mistige tijden toen het voor wijsheid doorging. Misschien moet je daar eens over uitwijden in een boek, en ons nu in je blogs verrassen met echte historische personen, die geschiedenis maakten.

    1. Manfred

      Ah, een historische-jezus-ontkenner!

      Maar het is nog wat vroeg voor bier en chips, bovendien begint over een uur de circusoptocht op tv. Dus vanaf drie uur okee?

      (En Jan Mathijs, weet jij nog een leuk tijdvak in de geschiedenis waarin er géen religie was?)

    2. Tja, je kunt me moeilijk kwalijk nemen dat ik me bezig houd met de verhalen uit en over de oude wereld. Da’s mijn vak nou eenmaal. En er zit een zekere wijsheid in. Waar je aanstoot van kunt nemen of inspiratie aan kunt ontlenen, maar dat is ieders eigen keuze. Ik toon slechts.

      Dat dat vak onaantrekkelijk kan zijn – ik denk dat je een punt hebt. Je moet het nemen zoals het is en er niet méér van maken dan dat. Je pastoor zal aan de Oudheid relevantie hebben toegedacht, ongeveer zoals classici zinledige beweringen doen over het belang van Griekenland en Rome voor onze eigen tijd. Dat belang is er, maar wordt eerder aangenomen dan bewezen. Dat maakt het vak onaantrekkelijker dan het kan zijn.

      Je moet het vergelijken met muziek. Als je wil dat mensen een aversie ontwikkelen tegen een bepaald genre, moet je vooral doen alsof het belangrijk is. Iedereen weet dat dat een kwestie is van smaak en zal muziek die belangrijk gemaakt wordt, ergerlijk gaan vinden.

      Ik toon wat de Oudheid is. Dat is mijn vak. Ik vraag je niet het belangrijk te vinden (al hoop ik dat je mijn bezorgdheid kunt delen over de wijze waarop de universiteiten het vak kapot aan het maken zijn). Als het voor jou nare associaties heeft – jammer, maar dat ligt niet aan de Oudheid of aan mij. Dat ligt in jouw geval aan de pastoor.

      1. mnb0

        “moet je vooral doen alsof het belangrijk is.”
        Waaaaattt! Ritchie Blackmore is het belangrijkste van het belangrijkste van het belangrijkste! Hij is God! Vergeet al die andere neppers, zoals Erik Kliptoon! Wie iets anders durft te beweren moet aan de schandpaal, aan het kruis, op de brandstapel en tussen de vier paarden! Dat allemaal tegelijk!
        (Sorry, JMD heeft me in een flauwe bui gebracht)

    3. mnb0

      Als u iets niet interessant vindt lees het dan gewoon niet. Het is een eenvoudig principe dat onmiddellijk de kwaliteit van uw leven verbetert.

  3. Wat ik altijd een van de meest cryptische verzen in Mattheus heb gevonden is Matteus 16, 20:
    ‘Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.’ Waarom?
    Momenteel lees ik je boek Israël Verdeeld waarin gezegd wordt dat dit verder alleen voorkomt bij Marcus 8, 28.
    Je schrijft dat Jezus dit zei omdat het een politiek gevaarlijke uitspraak zou zijn. Bij Marcus zegt de Studiebijbel dat de reden voor dat spreekverbod zou zijn dat zijn leerlingen nog niet genoeg doordrongen waren van het feit dat er voor de messias nog lijden zou volgen en dat ze daarom het beter was het niet voort te vertellen.

      1. Hoe moet ik jouw commentaar op blz. 235 wél opvatten? Zou Jezus dit hebben gezegd omdat hij bang was door de Joodse autoriteiten te worden geärresteerd, omdat deze toen in hem nog niet de messias zagen?
        Overigens – en dat past in de discussie met sommige mensen op dit forum – wil ik je complimenteren met een van de mooiste uitspraken die ik ooit gehoord/ gelezen heb op
        blz. 9 van jouw boek:
        Een geschiedenisliefde beloont zichzelf en dat is voldoende.
        Hetzelfde geldt voor het leren van talen. Ik leer al een paar jaar Hongaars, het heeft geen enkel nut en het is een verschrikkelijk moeilijke taal, maar ik hou ervan en dat is voldoende.

        1. Ik houd het erop dat messianisme in potentie politiek buskruit was en dat Jezus momentum wilde bouwen. Dat is speculatie, maar ik denk dat het plausibeler is dan het idee dat Jezus eerst de anderen er wilden doen wennen dat de messias moest lijden. Dat klinkt me teveel als verklaring achteraf.

    1. sara

      Doet me denken aan Krishnamurti die ook niet wilde dat men hem ‘de leraar’ of ‘de messias’ wilde noemen.

  4. @Aanklacht

    Jacobus, de broeder des heren, had het hoogste gezag, niet Petrus. Aldus Paulus in Galaten 2: 12-13. En is Paulus niet de oudste bron?

  5. Ben Spaans

    ‘Als iemand uit overtuiging gelovig is, zal ik hem of haar niet bekritiseren op selectief brongebruik.’ – ?
    -Want dat heeft toch geen zin?
    -Daar heb ik toch wel respect voor?
    -Zulke toewijding, ik laat die mensen in hun waarde? (verwant aan 2).

  6. Jezus bouwde zij gemeente niet op de Persoon Petrus doch op het geloof van Petrus, zo werd het lidteken door Katholieke vertalers veranderd van vrouwelijk naar mannelijk. Petra of Petros is een verschil.

  7. Het is een leuke theorie, maar er zijn wel wat kanttekeningen bij te plaatsen:

    1) Allereerst is de Aramese naam Kepha(s) overgeleverd door Paulus en het evangelie van Johannes. Mattheüs geeft hier al de Griekse vertaling. Dat geeft aan dat de bijnaam van Simon al vrij snel in het Grieks in omloop was. De keren dat de Aramese naam wordt gegeven speelt de woordspeling geen enkele rol.
    2)Het is maar de vraag of Petrus/Kephas deze naam van Jezus kreeg, of hij deze bijnaam reeds had. De tekst van Mt kun je lezen dat Petrus deze naam van Jezus krijgt, maar noodzakelijk is deze leeswijze niet.
    3) Dat de Aramese naam Kephas hier meer betekenis heeft dan het Griekse Petrus is een hypothese, waarbij je een gebeurtenis achter de tekst veronderstelt. Het klinkt aardig, maar het is een hypothese.
    4) Ook bronnen uit de 3e en de 4e eeuw moeten gewogen worden. Hoe plausibel is het dat deze bronnen accurate historische kennis bewaard hebben, die in andere kringen verloren zijn gegaan? Daarvoor moet je meer brengen dan alleen dat ze in taal dicht bij Petrus en de zijnen hebben gestaan.
    5) Voor het achterhalen van de messiaanse betekenis van “kepha(s)” kan ook gekeken worden naar meer bronnen uit het toenmalige Jodendom, zoals Qumran, enz. Dat is ook wat Jospeh Fitzmyer en Martin Hengel ea doen.
    6) Ook met het Griekse woord “petra” zijn de messiaanse betekenissen van “steen” te achterhalen (Rom. 9:33, 1 Kor 10:4), in de Septuagint: oa Jes 31, 48, Ex 17:6.
    7) Gebruikelijker is om niet alleen naar de traditiegeschiedenis van een tekst te kijken (diachrone exegese), maar ook te kijken naar de betekenis binnen een tekst zelf (synchrone exegese). Voor de betekenis van deze teksten uit Mt 16 moet je dus ook kijken naar hoe dit evangelie over “petra” spreekt (zie Mt 7 over het bouwen op de steen) en op de rol van Petrus. Petrus verdwijnt van het toneel na de verloochening en wordt in dit evangelie niet gerehabiliteerd. Hoe past dat in je betoog?

    1. Dank voor uw reactie. Een deel van de afwegingen heb ik ook gemaakt. Dat ik er niet op inging, is omdat ik vooral wilde duidelijk maken dat het oosterse materiaal niet elimineerbaar is en in een westerse discussie niet mag ontbreken.

Reacties zijn gesloten.