De veranderende bibliotheek

Zelfs als u in Apeldoorn woont zal de bovenstaande foto u weinig zeggen: een monumentaal huis en wat herfstige bomen. De totempaal behoort bij de kinderboerderij ernaast. Ruim veertig jaar geleden was deze villa in gebruik als de openbare bibliotheek van de stadswijk Zevenhuizen, waar ik ben opgegroeid. Het leesgierige jongetje dat ik was moet er tientallen boeken hebben geleend. Ik herinner me overigens alleen dat ik Inde soete suikerbol niet leuk vond en dat ik van De zilveren stoel begreep dat het een vervolg was op een boek dat ik niet had gelezen.

Wat ik me verder herinner – ook toen de bibliotheek was verhuisd naar een speciale nieuwbouw, ook toen ik mijn lectuur ging halen in de hoofdvestiging, ook toen die zijn intrek nam in een speciaal ontworpen nieuw gebouw, ook toen ik mijn boeken ging halen in de Athenaeum-bibliotheek in Deventer – was dat je altijd advies kon vragen bij de mensen die daar werkten. Die konden je precies uitleggen welke boeken voor jou geschikt waren en welke niet. Best knap, want je hebt lezers met uitlopende belangstelling en kinderen krijgen, naarmate ze ouder worden, behoefte aan andere informatie.

Zonder ironie: er zou een standbeeld moeten komen voor de mensen in onze bibliotheken. Ze zijn de ondergewaardeerde, onderbetaalde, onvervangbare helden die onze kenniseconomie mogelijk maken. Bibliotheekmensen kunnen je leven blijvend beïnvloeden. In mijn geval: iemand die me attendeerde op de boeken van Peter Connolly, waarover ik al eens heb geblogd. Ongeacht of ik mijn leven nu heb verrijkt of verspild door me bezig te houden met de oude wereld, was de openbare bibliotheek cruciaal.

De rol van bibliotheekpersoneel is dezelfde als die van de wijkverpleegster: terwijl alle aandacht steeds weer uitgaat naar de medische specialisten, is de echte gezondheidswinst geboekt op een veel basaler niveau. De levensduurverwachting is sinds de negentiende eeuw ongeveer verdubbeld en dat komt maar voor een paar procent door nieuwe technieken, terwijl de combinatie van betere riolering en wijkverpleging verantwoordelijk is voor de overige tientallen procenten. De wijkverpleegster is de ondergewaardeerde, onderbetaalde, onvervangbare heldin van de volksgezondheid. En de held van de kenniseconomie werkt niet bij NWO maar in de openbare bibliotheek bij u om de hoek.

En daar is iets veranderd. We hebben nu internet.

Vroeger was er een overzienbare hoeveelheid informatie en de mensen van de openbare bibliotheek wisten wel wat daarvan voor jou relevant was. De wijsneus die ik was wilde geen Von Däniken maar Peter Connolly, zoveel zag zo’n bibliothecaresse meteen. Goede informatie bereikte zo degenen die geïnteresseerd waren in goede informatie. In onze digitale tijd is er echter een informatie-overaanbod, zoekt u vanuit uw huiskamer, is er geen advies van het bibliotheekpersoneel en selecteert u wat u aanspreekt. Ik heb het in De klad in de klassieken aangeduid als “informatieverzuiling” en tegenwoordig spreken we van filterbubbels.

Aangezien vrijwel iedereen zijn informatie nu van het internet haalt, is de rol van het boek veranderd. Als informatiebron is het eigenlijk overbodig geworden. Wat resteert is het boek als elegant voorwerp, waar je plezier aan beleeft omdat het zo lekker in de hand ligt, omdat het mooi is of omdat het zo beschaafd oogt nog ouderwets te lezen. Er is een bekende discussie of we, als we boeken vooral hebben om andere redenen dan informatie, de boekenbijlagen van onze kranten niet moeten fuseren met de lifestyle-supplementen.

Voor nonfictie zou daarnaast kunnen gelden dat het boek nog betekenis heeft als overzichtswerk: een overzicht waarin alles (hopelijk) op zijn plaats staat. Dit in tegenstelling tot het internet, waar alle informatie zonder samenhang is neergeplempt, als een amorf geheel waarvoor Kris Peeters de zo fraaie term “ongedifferentieerde nevenschikking” heeft gemunt. Zulke boeken, die hebben we nog altijd nodig. En we zullen meer dan ooit mensen nodig hebben als de aloude bibliothecarissen, die je wegwijs maken in een wereld vol informatie.

Deel dit:

5 gedachtes over “De veranderende bibliotheek

  1. Marthe Stigter

    Ik moest op een gegeven ogenblik een briefje van mijn ouders meenemen, waarin ze toestemming gaven om boeken te lezen die “boven” mijn leeftijd waren.

  2. Maurits de Groot

    Haha. Ja, ik oog graag beschaafd en geniet van mijn kast vol elegante voorwerpen. Sorry hoor, boeken zijn onmisbaar. Er bestaat geen website die tegen een goed boek op kan. Ik snuffel graag op internet, voor een aanvulling, een paar mooie plaatjes of een interessant artikel, maar het zijn boeken die me echt informeren. Zelfs een e-book is goed, al is dat minder elegant en beschaafd.

    1. fbikker

      Volledig mee eens . En een bibliotheek kan ook de jeugd naar een hoger kennisniveau tillen en goed adviseren . Iets wat een internet niet kan. Maar wat zie ik tegenwoordig . Overal wordt er op bibliotheken bezuinigd en verdwijnen er. Het geschoolde personeel wordt grotendeels ontslagen en er komen “vrijwilligers” voor in de plaats. Deze mensen kunnen een laaggeletterde of een kind met dyslexie niet adviseren. Laat staan iemand die meer wil.
      Vroeger was er in elke wijk ook een kleine bibliotheek en wilde je iets gespecialiseerds hebben dan ging je naar de hoofdvestiging. Nu hebben ze in mijn plaats nog maar één grote vestiging over en een hele kleine. En dat voor een stad van 80.000 inwoners.

  3. jacob krekel

    De discussie doet me denken aan de steenhouwers Fokke en Sukke, die in de tijd van de uitvinding van de boekdrukkunst tegen elkaar iets zeiden in de trant van “ach, iedereen zal toch altijd een goede steen willen hebben”. Ik geloof dat het plaatje in de canon van Nederland staat.

    jacob krekel

Reacties zijn gesloten.