Fietsen naar Thessaloniki: Rome

Rome, Monte Testaccio

Wat doet iemand die, zoals beschreven in de eerdere delen van dit zomerfeuilleton, 2100 kilometer heeft gefietst om in Rome aan te komen? Hij gaat nog een eind fietsen natuurlijk, want hij is weliswaar binnen de Grande Raccordo Anulare maar nog niet in Romes historische centrum.

Rome

En dus peddelde ik langs de laatste kilometers van de Via Flaminia. Bij de Milvische Brug stak ik de Tiber voor de laatste keer over en over de verder kaarsrechte weg reed ik naar de Porta del Popolo, waar onderdoor ik de oude stad binnenkwam. Over de Via del Corso – nog steeds kaarsrecht, nog steeds eeuwenoud, nog steeds in gebruik – reed ik richting Capitool.

De fiets heb ik neergezet voor het Conservatorenpaleis en dat was dat. Het eerste deel van mijn reis zat erop.

Ik tikte bij het Theater van Marcellus een espressootje weg en ben naar de Monte Testaccio gereden, de enorme berg kapotgeslagen Spaanse olijfolieamforen achter de antieke rivierhaven. (Zie de foto hierboven.) Daarna ben ik verder gefietst naar Ostia. Of ik de opgravingen heb bezocht, kan ik me niet herinneren, maar ik ben wel wezen zwemmen. Ik wist in 1992 nog niet dat Ostia twaalf jaar later even mijn tweede huis zou zijn en dat ik er Stad in marmer zou schrijven.

Aan het einde van de middag was ik weer in Rome zelf, waar ik, toen ik voor een regenbui moest schuilen, op de Piazza Colonna een medestudente tegen het lijf liep die vertelde in Rome te zijn in verband met de zaligverklaring van Josemaria Escrivá. (Een griezel, maar dat terzijde.) Toen ik verder fietste, schoot me te binnen dat mijn slaapzak, die op de camping te luchten hing, nu wel drijfnat zou zijn, maar gelukkig bleek iemand het ding van de waslijn te hebben gehaald en in mijn tent te hebben gegooid. Daar was ik bepaald blij mee en ik dronk een glas wijn op mijn anonieme weldoener. Alcohol was vandaag toegestaan want morgen hoefde ik toch niet ver te fietsen.

Dinsdag en woensdag

Een van de twee volgende dagen heb ik doorgebracht met een bezoek aan de ruïnes van de Etruskische stad Veii, even ten noorden van de camping, en het Etruskische museum, even ten zuidoosten van diezelfde camping. Verder heb ik die dag geluierd. De andere dag ben ik mee geweest met mijn Maastrichtse vriend, die werkzaam was op een middelbare school en deze week in Rome was in verband met een schoolreisje. Met een bus gingen we naar Civitavecchia, een andere Etruskische stad. Ik herinner me dat mijn vriend de uitleg deed met iets meer ironie dan ik van mijn eigen docenten was gewend en dat ik heb onthouden dat jonge mensen meer ambiguïteit verdragen dan ik altijd had aangenomen.

Al met al was het fijn in Rome te zijn geweest. Ik had dingen gezien die ik anders niet zo snel zou hebben bezocht omdat ze voor de wandelende toerist net iets te ver naar de marge liggen. Maar na drie dagen was het mooi geweest. De Via Appia wachtte. Nu deed ’ie dat al ruim drieëntwintig eeuwen, maar ik wilde haar nu eens volgen tot het eindpunt.

[Dit zomerfeuilleton wordt zaterdag vervolgd. Als u er een landkaartje bij zoekt, dan is dat hier.]

Deel dit: