De eerste wereldtaal

[Vandaag een gastbijdrage van mijn goede vriend Richard Kroes, die heel veel weet van oosterse talen en wiens blog u ook eens moet bekijken.]

Vanavond is de officiële presentatie van een boek dat ik stiekem al gelezen heb: De eerste wereldtaal, de geschiedenis van het Aramees van Holger Gzella, professor Hebreeuwse en Aramese Taal- en Letterkunde in Leiden, uitgegeven door Athenaeum-Polak & Van Gennep. Ik kreeg de proefdrukken toegestuurd en heb het boek direct verslonden. Aramees, dat kent u als de taal die Jezus sprak. Gzella krijgt regelmatig een vraag om uitspraken van de timmerman uit Nazareth in het Aramees. Voor een tatoeage.

Op dergelijke vragen gaat hij doorgaans niet in, want hoe Jezus zijn moerstaal sprak, daar weten we eigenlijk niet heel veel van. Het Aramees dat we kennen uit de periode waarin hij leefde, is de Aramese schrijftaal uit de Dode Zee-rollen, en dat sprak de gewone bevolking niet. Arameese spreektaal kennen we wel: het Palestijns Aramees, maar de bronnen daarvoor zijn van enkele eeuwen daarna. En dan weten we bovendien nog dat Jezus sprak met een Galilees accent, waar we helemáál niks over weten.

In plaats van uw tatoeage voor u te vertalen, kan Gzella u wél wat vertellen over het Aramees dus, liefst vierhonderd pagina’s lang is hij aan het woord over een taal waarvan u na afloop weet dat het geen taal, maar een hele taalfamilie is. Die taalfamilie heeft een lange geschiedenis. Die start rond het begin van het eerste millennium voor Chr. en loopt tot op heden door, beslaat dus zo’n drieduizend jaar. Gzella neemt u mee vanaf dat prille begin ergens in Syrië, schetst het beeld van een taal die begint als de taal van een aantal lokale, kleine Arameese stadsstaten, maar die zich al vrij snel weet los te zingen van zijn oorsprong en zich ontwikkelt tot een wereldtaal die gedurende de volgende drieduizend jaar in het hele Midden Oosten wordt gebruikt, terwijl de taal eigenlijk – en dat is behoorlijk uniek – geen “thuisland” meer heeft.

Aramees wordt in het Assyrische en Babylonische rijk gebruikt, waar men eigenlijk Akkadisch spreekt. De Achaemeniden gebruiken het als bestuurstaal, terwijl zij zelf Oud-Perzisch spreken en daarnaast ook gebruik maken van het Elamitisch en het Akkadisch. De Griekstalige Seleukiden hanteren het als bestuurstaal naast het Grieks. De Parthen en Sassaniden gebruiken het, terwijl men daar eigen Iraanse talen als moedertaal heeft. De Nabateeërs gebruiken het, terwijl die van zichzelf Arabisch spreken. En op de één of andere manier weet dat bestuurs-Aramees vanuit de rijkskanselarijen door te sijpelen naar beneden en wordt het ook de spreektaal van de gewone bevolking, tot het moment dat het Arabisch het uiteindelijk overneemt.

In de loop van die drieduizend jaar ontstaan er verschillen die ertoe leiden dat je eigenlijk beter kunt spreken van “Aramese talen”. Gzella behandelt die hele geschiedenis tot op de dag van vandaag toe. De sprekers van Aramese talen die nu nog worden gesproken in Turkije en Syrië, kunnen elkaar niet meer verstaan. Het zijn piepkleine minderheden, levend in geïsoleerde gebieden. Maar ook vroeger waren er al behoorlijke verschillen: tussen de spreektaal en de kanselarijtaal bijvoorbeeld en tussen de Oost- en West-Aramese takken van de boom.

Ik ga zijn boek niet samenvatten, u leest het zelf maar. Ik begin met twee kleine punten van kritiek en daarna heb ik uitsluitend nog lof. Om te beginnen had ik tijdens het lezen van het boek wel behoefte aan een soort stamboom van al die Aramese talen, zodat je af en toe tijdens het lezen weer kunt terugzoeken waar je ook alweer zat in de ontwikkelingen.

Een behoorlijke hobbel bleek een paragraaf aan het begin van het boek: kenmerken van de Aramese grammatica, waarin Gzella in kort bestek de fonetische, morfologische en syntactische structuur van het Aramees uitlegt, inclusief drie sets heuse “rijtjes”, met als toegift een geannoteerde vertaling van een stukje Aramees uit het Bijbelboek Daniël. Ik heb zelf drie semitische talen tussen de kiezen gehad (Hebreeuws, Akkadisch en Klassiek Arabisch) maar dit vond ik héél zwaar leeswerk, waar je echt even voor moet gaan zitten en ik vraag me af of een gemiddelde geïnteresseerde leek deze paragraaf gaat trekken.

Dan nu de lof die het boek ten volle verdient. Om te beginnen twee punten die mij buitengewoon aangenaam troffen. Gzella gebruikt veel voetnoten. Doorgaans is dat geen aanbeveling voor een populairwetenschappelijk boek. De vele voetnoten worden door auteurs gebruikt om de darlings in onder te brengen die zij niet hebben weten te killen en als lezer ben je dan gedwongen – ik althans wel – om je lectuur steeds te onderbreken om te zien of er nog wat leuks staat in de voetnoten.

Gzella blijkt echter de Meister die zich wel degelijk beschränkt: zijn voetnoten worden consequent gebruikt om aan te geven waar de lezer informatie of publicaties kan vinden als hij iets meer wil weten over wat er in de tekst wordt besproken. U wilt niet weten wat een genot het is om – dat eenmaal ontdekt hebbende – de bladzijden om te kunnen slaan zonder ook maar één blik op de voetnoten te hebben hoeven werpen.

Een eveneens bijzonder aangenaam detail is Gzella’s consequente gebruik van voorbeelden uit ons bekende Europese talen om rare verschijnselen in de Semitische of Aramese talen duidelijk te maken. Werkelijk voor elk onbegrijpelijk taalfenomeen weet hij een doodgewone parallel te vinden. Een voorbeeld: heterogrammen. Dat zijn Aramese woorden die in Parthische documenten werden opgeschreven in het Aramees, soms zelfs voorzien van Parthische uitgangen, die bedoeld waren om in het Parthisch gelezen te worden. Zo wordt de Iraanse frase shahan shah, “koning der koningen” geschreven als het Aramese mlkyn mlk’. Daarvoor weet Gzella twee Nederlandse parallellen te geven: & lezen we als “en”, maar het is een ligatuur, ontstaan uit het Latijnse woord “et”, dat “en” betekent, een heterogram dus. Hetzelfde geldt voor ƒ dat we lazen als “gulden” terwijl het oorspronkelijk stond voor “florijn”.

Gzella’s boek is zeer compleet. Zoals gezegd behandelt het de geschiedenis tot op heden. Het boek gaat ook niet alleen over de taal of talen, maar betrekt er ook de letterkunde bij. U leert een heleboel over de religieuze en taalkundige achtergronden van de wereld rond de Bijbel en de Bijbel zelf bijvoorbeeld. Ook de latere ontwikkeling van joodse en christelijke ideeën komen ruim aan bod, omdat beide tradities zich mede bedienden van een Aramese taal. Sympathiek vond ik Gzella’s uitleg over het belang van de studie van de diverse taalfases van het Aramees, tot op heden toe: welke vragen zouden we nog kunnen beantwoorden met behulp van de studie van het Aramees? Ook aardig – al vind ikzelf dergelijke onderwerpen nooit zo boeiend – is een korte geschiedenis van de aramaïstiek zelf aan het begin van het boek.

Ik zou willen dat er vergelijkbare boeken bestonden over – pakweg – Iraanse, Germaanse en Romaanse talen, over de Semitische of Indo-Europese taalfamilie als geheel, over wat we wél weten over isolaten als het Elamitisch, Baskisch, Sumerisch en Etruskisch, ik noem maar wat, de mogelijkheden zijn eindeloos. Hier is een professor die doet wat je verwacht van een prof: naast het doen van – ongetwijfeld extreem specialistisch – onderzoek, ook de moeite nemen het publiek uit te leggen wat zijn vakgebied inhoudt, wat het weet, wat het niet weet, waarom het bestaat en waarvoor je het zou kunnen inzetten.

Hier is een echte vakman aan het woord, een kwalificatie die Holger Gzella – professor dus, aan de universiteit Leiden in de Hebreeuwse en Aramese Taal- en Letterkunde – ooit aantrof in één van zijn functioneringsgesprekken als negatieve kwalificatie, I kid you not. Zijn column in het Leidse universiteitsblad Mare daarover is googlebaar en ik vertel het u alvast zodat u straks, als u zijn boek leest, enkele spottende opmerkingen over managers en universiteitsbesturen zult kunnen waarderen.

[Oorspronkelijk op de blog van mijn goede vriend Richard Kroes.]

Deel dit:

22 gedachtes over “De eerste wereldtaal

  1. Manfred

    “zich ontwikkelt tot een wereldtaal die gedurende de volgende drieduizend jaar in het hele Midden Oosten wordt gebruikt”

    En waarom ook weer is het dan een ‘wereldtaal’?
    En wat was dan de tweede wereldtaal?

  2. Melson

    Ik zou het netter vinden als je voorafgaand aan een artikel vermeldt dat het door een gastschrijver is geschreven, in plaats van helemaal onderaan.

    1. Gedaan.

      Mag ik vragen waarom u dit vraagt? Ik vermeld soms de gastauteur in de eerste alinea wel, soms niet. Ik heb er geen echt beleid in, weet wel dat het voor de informatieoverdracht niet uitmaakt wie de boodschapper is. Ooit wijdde ik er dit stukje aan: https://mainzerbeobachter.com/2015/01/23/portret/

      Ik ben benieuwd waarom u eraan hecht, zou het vervelend vinden als u zou antwoorden dat als u meteen had geweten dat niet ik het schreef, u het niet zou hebben gelezen.

      1. Melson

        Het heeft inderdaad te maken met verwachting. Ik volg je blog al een poos, en ik ken je voorkeuren, achtergronden en meningen onderhand redelijk goed. Richard Kroes ken ik (nog) niet, en dus zal ik een artikel van zijn (of andermans) hand iets kritischer lezen dan wanneer ik weet dan het van jou is.

        Als ik halverwege het artikel was gestopt, om wat voor reden dan ook, dan zou ik achter zijn gebleven met het idee dat Jona Lendering – en niet Richard Kroes – het een goed boek vond.

  3. jacob krekel

    Ik voel wel met Melson mee. Halverwege las ik dat de schrijver drie semitische talen kent en dacht: dat had ik niet achter Jona gezocht, want uiteraard had ik de eerste regel niet gelezen. Dit soort blogs wordt vaak maar voor een deel gelezen en dan ontgaat je ook de laatste regel, omdat de telefoon ging of dat je weg moest of ……..
    Intrigerend is hoe Aramees deze positie verwierf. Vergelijkbare gevallen als Latijn, Engels, Frans, Portugees waren de taal van voormalige heersers, maar zo te zien Aramees niet.

    jacob krekel

  4. Manfred

    Ik ben het met Melson eens. Niet omdat het netter is maar omdat je met een bepaalde verwachting aan een artikel begint. Een verwachting die o.a. voorkomt uit het type blog en de achtergrond van de schrijver. Ik begon pas te vermoeden dat het een niet-Jona betrof toen vergelijkingen met alternatieve boeken en wetenschappers uitbleven.

  5. Ik ken het boek nog niet, klinkt inderdaad boeiend, maar de titel vind ik irritant. Het hoort bij de zucht van veel oudheidkundigen ‘het eerste’ te willen vinden en gek genoeg vinden ze dat dan precies in hun eigen vakgebied. Het Akkadisch is zeker een beter voorbeeld: in de late bronstijd de diplomatieke taal in het hele Midden Oosten, gebruikt door alle grote mogendheden van die dagen: Babylonië en Assyrië natuurlijk, maar ook het Hethitische rijk, Egypte en alle vorstendommen in Syrië en Palestina. En wat te denken van het Chinees? De eerste echte wereldtaal is misschien gewoon het Engels. Bah. Hou toch op.

    1. Is dit niet net zoiets als “Jammer dat de Drie Musketiers niet gaat over drie musketiers maar over D’Artagnan”?

      Wie een boek schrijft, kiest een medium dat in de eerste plaats dient om de kas van de uitgever te spekken. Dus krijg je titels die leugenachtig zijn maar goed verkopen.

    2. Bert van der Spek

      Voor alle zekerheid: het boek van Holger Gzella is een monument van geleerdheid. Een absolute aanrader om te lezen. Heel geleerd en heel toegankelijk geschreven. Ik ben geen specialist, maar de recensies zijn allemaal heel lovend. Ik drukte me boven overdreven scherp uit. Ik houd alleen niet zo van ongeacht welke claim dat iets het of de eerste is in de geschiedenis. Vaak willen uitgevers zulke titels: dat trekt de aandacht. En aandacht heeft het boek getrokken en dat is alleen maar mooi.

    1. Nee, maar je kunt wel talen onderscheiden van dialecten. Als moderne Arameessprekenden elkaar niet verstaan, kun je concluderen dat het diverse Aramese talen zijn, en niet dialecten van één taal.

      1. Henk Smout

        Een taal is tegelijk een dialect en een dialect is tegelijk een taal. Het onderscheid is vooral politiek. Servokroatisch werd tot voor kort in het algemeen als één taal gezien.

  6. Martijn

    “Ik zou willen dat er vergelijkbare boeken bestonden over – pakweg – Iraanse, Germaanse en Romaanse talen, over de Semitische of Indo-Europese taalfamilie als geheel, over wat we wél weten over isolaten als het Elamitisch, Baskisch, Sumerisch en Etruskisch, ik noem maar wat, de mogelijkheden zijn eindeloos.”
    Deze boeken bestaan uiteraard; ik kan over Baskisch, Etruskisch of Indo-Europees wel een lijstje geven…
    Of ze ‘vergelijkbaar’ zijn, tja… dat weet ik nog niet (want ik heb het onderhavige boek nog niet gelezen.)

  7. Roger Van Bever

    In mijn weergave van deze blog staat toch duidelijk vermeld wie de gastblogger is of is dat nadien toegevoegd?

  8. Ik heb dit boek (nog) niet gelezen, maar ik heb mijn bedenkingen bij de term ‘wereldtaal’. De definitie van een wereldtaal is vaag en is niet alleen gebaseerd op geschiktheid voor een wereldwijde communicatie. Politieke factoren en invloed spelen ook een rol. Het is een prestigekwestie als je taal als een ‘wereldtaal’ wordt bestempeld. Binnen de Verenigde Naties worden als ‘wereldtalen’ Arabisch, Chinees, Engels, Frans, Russisch en Spaans gebruikt.
    Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Verenigde_Naties.
    Er zijn talen die veel meer native speakers hebben dan sommige hier genoemde talen. Welke levende taal als lingua franca wordt gebruikt verschilt nogal in de loop der tijden en naar gelang het domein waarin zij gebruikt worden. Zo spelen Duits en Frans tegenwoordig een veel kleinere rol dan vroeger o.a. in de wetenschap, maar ook in de diplomatie bvb.
    Een taal kan een wereldtaal benaderen als ze aan een aantal criteria voldoet. Maar een wereldtaal lijkt mij op in eerste instantie nogal een groot woord als het gaat om een nu zo goed als dode taal die ooit de lingua franca geweest is van een weliswaar groot cultureel en handelsgebied, maar toch een begrensd gebied. Er waren toen toch ook al andere grote gebieden waar ze ook een lingua franca hadden.
    Wat het Aramees betreft, wil ik graag het boek lezen om de argumenten te lezen, maar uit diverse bronnen begrijp ik dat ook het Akkadisch die rol enigszins speelde (cfr. reactie van Bert van der Spek). In de classificatie van de talen worden de verschillende varianten toch eerder dialecten genoemd. Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Aramees

  9. Interessant!
    Ik denk erover het te lezen maar mijn stapel ongelezen boeken en artikelen is zo hoog….
    Kun je Aramees, en dan denk ik vooral tijdens de periode waarin het alleen als bestuurstaal werd gebruikt, vergelijken met Latijn? Daar ontwikkelede de spreektaal zich, maar met name Kerklatijn werd ‘bevroren’?
    Gebruikten de Perzen Aramees overal als bestuurstaal, of alleen in hun gebieden in het Nabije Oosten?

  10. roepers

    We hebben wel eens gediscussieerd of DNA-analyses kunnen worden gebruikt bij het het reconstrueren hoe talen zich hebben verspreid. Ik ben daar sceptisch over. In de wijze hoe hier de verspreiding van het Aramees geschetst wordt, versterkt mijn scepsis verder. Het is hopeloos complex. Akkadisch sprekende mensen kunnen hebben bijgedragen aan de verspreiding van het Aramees, als ik het goed begrijp. En als een DNA-spoor zich volgens een bepaalde lijn verspreidt, kan de taal de tegenovergesteld richting volgen etc.

Reacties zijn gesloten.