Archeologie, voor wie doen we dat ook alweer? (2)

[Afgelopen zaterdag verzorgde ik een lezing voor de alumnivereniging van het Groninger Instituut voor Archeologie. Dat bood me de gelegenheid een reeks thema’s in één verhaal onder te brengen die op deze blog al vaker zijn behandeld. Het eerste deel is hier.]

Zwijgende archeologen

Archeologie, voor wie doen we dat ook alweer? Voor de burger, zei ik, maar in de praktijk kan dat beter. Eén voorbeeld: enige tijd geleden nodigden de Nederlandse wetenschappers de Nederlandse burgers uit om vragen te stellen, die zouden worden meegenomen bij het vaststellen van het toekomstige wetenschapsbeleid. Hoeveel mensen op de uitnodiging zijn ingegaan, weet ik niet, maar er lagen uiteindelijk zo’n 13.000 vragen en het aanvankelijk geopperde vermoeden dat er alleen maar flauwe vragen zouden zijn, is beslist geen bewaarheid geworden. Ondanks dit succes van de Nederlandse Wetenschapsagenda namen de archeologen niet de moeite de burgers een antwoord te geven. Als we archeologie bedrijven voor de burger, hebben we het vorig jaar lelijk laten afweten. De classici en oudhistorici deden overigens ook weinig vermeldenswaardigs.

Ik denk dat een rol speelt dat de oudheidkundigen het antwoord een beetje zijn vergeten. We hebben immers, toen Halbe Zijlstra zogenaamd niet wist wat hij moest “met musea vol opgegraven potten en pannen”, ook niet werkelijk lik op stuk gegeven. De Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland stelde onlangs de vraag waarom archeologie belangrijk was, in de hoop een korte, puntige formulering te krijgen om effectief te kunnen lobbyen. Uit het feit dat de vraag gesteld werd, valt af te leiden dat we het gezochte mantra niet paraat hebben.

Waarvoor hebben we archeologie?

Waarvoor hebben we geesteswetenschappen? En waartoe dient, binnen het brede geesteswetenschappelijke aanbod, de archeologie? De antwoorden lopen uiteen maar komen vaak toch neer op de claim, op diverse manieren verwoord, dat de geesteswetenschappen ertoe dienen ons eigen perspectief op de werkelijkheid wat te relativeren. Bijvoorbeeld door te tonen dat “ze” het in het verleden anders deden dan wij en dat onze normen en waarden een zekere betrekkelijkheid hebben. De eigenaar van een Romeinse villa was een slavenhouder maar zijn visie dat de vrijheid van de een alleen mogelijk is door de onvrijheid van de ander, valt serieus te overwegen. Dat relativeert ons eigen standpunt.

(Ik zeg er even bij dat “je eigen gelijk relativeren” en “begrijpen” andere zaken zijn dan rechtvaardigen. Ik zeg alleen dat onze normen en waarden tijd- en plaatsgebonden zijn, niet dat ze niet goed zouden zijn en moeten worden ingeruild.)

De formulering van dit ideaal van zelfrelativering kan variëren, en er zullen weken voorbijgaan zonder dat we erover denken, maar steeds als het belang van de geesteswetenschappen ter discussie wordt gesteld, keert dit ideaal in een of andere vorm terug. We verrijken mensen door ze te beroven van vooroordelen. En de archeologie biedt aan dit programma historische, ruimtelijke en sociale dimensies.

Ik denk dat we over archeologie bovendien nog iets anders kunnen zeggen. Het is de grootste verdienste van het vak is dat we een empirische basis hebben gegeven aan de oude, achttiende-eeuwse hypothese, geopperd door de filosofen van de Verlichting, dat er in de loop der eeuwen materiële vooruitgang is geweest. Wellicht mogen we zelfs het woord “materiële” weg laten en zeggen dat we door deze economische groei de mogelijkheid hebben gekregen ethische keuzes te maken die vroeger onmogelijk waren. Wellicht kunnen we zeggen dat er algemene vooruitgang is geweest. Je kunt daarover discussiëren – zijn wij beter dan die Romeinse slavenhouder? – en de mogelijkheid die discussie te voeren, dat is dus precies waarvoor we de geesteswetenschappen hebben.

Urgentie

Kortom: althans in theorie maakt de archeologie, zoals alle letterenstudies, deel uit van een pedagogisch programma. En het probleem is dus, zoals gezegd, dat we in de praktijk méér kunnen doen. Als het onze taak is de samenleving te helpen onze denkbeelden wat meer in perspectief te plaatsen, dan voeren we die taak simpelweg niet uit. Net als de collega-disciplines overigens. Als classici beweren dat genderstudies belangrijk zijn, waar is dan – nu classici zulk onderzoek alweer een jaar of dertig doen – het boek waarmee het publiek wordt beroofd van zijn vooroordelen? Als oudhistorici dan helpen ons eigen gelijk te relativeren, waar zijn dan de websites en waarom doen ze niets tegen de verspreiding van desinformatie? Zelfs archeologen, die in elk geval dénken over de vraag hoe ze de samenleving wat tijdsdimensie willen geven en er niet zelden in slagen het verleden een rol te laten spelen in de ruimtelijke ordening, lopen vaak achter bij de ontwikkelingen in de wetenschapscommunicatie.

Deze vragen zijn des te urgenter nu – ik spreek opnieuw over álle geesteswetenschappen – aan de rechterzijde van het politieke spectrum de kritiek aanzwelt. De VVD wil studies zonder baankans opheffen en dat geluid klinkt ook internationaal. In Japan zijn de laatste jaren vrijwel alle letterenfaculteiten gesloten en soortgelijke plannen zijn er in Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Nog onlangs was er de kritiek op “pretstudies” en dat zou tot daaraan toe zijn, ware het niet dat de letterdames en -heren in hun antwoorden niet verder kwamen dan wat gratuite opmerkingen. Steeds als we ons moeten uitleggen, herhalen we wat de humaniora behoren te zijn, alsof we dat ook werkelijk zijn. Dit is niet de manier om draagvlak te behouden. Hoe doen we het beter?

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

9 gedachtes over “Archeologie, voor wie doen we dat ook alweer? (2)

  1. fbikker

    Een maatschappij waar geen vorming van de geest meer plaats vindt, is een maatschappij van geestelijk misvormden.

  2. henktjong

    Sorry als ik te pedant ben, Jona, maar is ‘we ons moeten uitleggen’ een modern idioom? Ik heb altijd geleerd dat je iets uit kunt leggen, dus ook de dingen die je doet of vindt, maar jezelf uitleggen kan toch niet?

      1. henktjong

        Uitleggen ‘wat’ je aan het doen bent is OK, maar ‘ons’ uitleggen klopt volgens mij niet. Moet daar niet gewoon staan: steeds als we ons moeten verantwoorden… ?

  3. Het gaat in eerste instantie niet om “de maatschappij”, maar om de nieuwsgierigheid van de mensen die archeologie bedrijven en hen die dat financieel en politiek mogelijk maken.

    Neem nou dit geval
    http://www.expeditie-overdemaas.nl/about-us/

    De georganiseerde wetenschap komt hier als adviseur in tweede instantie in actie, en nu moet de politiek besluiten hoeveel geld het behouden, beschrijven en vertonen van de vondsten waard is.

    De invloed van een regionale of lokale omroep kan dan nog wel eens groter zijn dan de aanbevelingen van een wetenschappelijk instituut.

    1. Ik ben ook bang dat de media invloedrijker zijn dan de wetenschap.

      Je voorbeeld van “Over de Maas” is ook erg juist. Ik maak me wat zorgen dat de gevestigde wetenschappelijke kanalen wat laat zijn doorlopen. Ik hoor almaar niks over de wijze waarop geconserveerd gaat worden, terwijl dat het eerste is wat je zo geregeld krijgt.

  4. Rob Duijf

    In 1992 ondertekenden de lidstaten van Europa, waaronder Nederland, in Valetta het Verdrag van Malta. Dit verdrag behelst de bescherming van het bodemarchief als cultureel erfgoed. Kortgezegd: er mag geen spade de grond meer in om archeologisch onderzoek uit te voeren, zonder dat is voldaan aan bepaalde voorwaarden. Op zich een goede zaak, want daarmee wordt in ieder geval onoordeelkundig gepruts en schatgraverij aan wettelijke banden gelegd.

    Een gevolg van Malta is dat sinds 2007 er alleen nog proefonderzoek mag plaatsvinden op plaatsen waar het bodemarchief verstoord kan raken. De gedachte daarbij is, dat wat in de bodem zit nog tot in lengte van jaren kan blijven zitten, mits de bodemgesteldheid dat toelaat en menselijke activiteiten de boel niet bedreigen. In de toekomst zijn er wellicht nieuwe en betere technieken voorhanden, want een opgraving kan maar een keer worden uitgevoerd. Daarna zijn we het verhaal voorgoed kwijt. Dat betekent wel, dat heel veel vervolgonderzoek nu niet kan worden uitgevoerd, waardoor het plaatje niet compleet is en een archeologische site niet goed op waarde kan worden ingeschat.

    Tegelijk is dit ook een crime voor al die amateurarcheologen aangesloten bij de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN). Die werden op slag van een belangrijk deel van hun hobby beroofd, namelijk het verantwoord opgraven en documenteren van site en vondsten. Gelukkig zijn er professionele archeologen die graag gebruik maken van de kennis en kunde van goedwillende amateurs. Vooral op lokaal niveau is hier heel veel expertise aanwezig. Anderszins zijn er conservatief denkende archeologen die amateurs in hun toko helemaal niks vinden.

    Een ander gevolg van Malta is de privatisering en dus commercialisering van het archeologisch opgraafbedrijf. Inmiddels zijn er in Nederland verschillende opgraafbedrijven aktief waaronder een aantal grondbedrijven met een eigen archeologische afdeling.

    Hier wringt m.i. de schoen, want wie betaalt, bepaalt en dat is degene in wiens opdracht het bodemarchief wordt verstoord. Dan mag je kanttekeningen plaatsen bij de kwaliteit van het archeologisch onderzoek, wanneer contractueel is vastgelegd hoelang dat onderzoek mag duren. Tijd is immers geld. Ik heb zelf ervaren waar dit toe kan leiden. Archeologische lagen waar doorheen wordt gegraven, ‘omdat dit niet is, waarnaar we op zoek zijn…’ of profielen en coupures die veldtechnisch onvoldoende worden ingetekend, omdat daar geen tijd voor is. Zo zou ik meer voorbeelden kunnen geven en helaas ben ik niet de enige…

    ‘Archeologie, voor wie doen we dat ook al weer? Ik denk in de eerste plaats om het zo zorgvuldig mogelijk documenteren en conserveren van het bodemarchief om het totale plaatje voor onszelf en toekomstige generaties vast te leggen. Daarbij gaat het niet alleen om een ‘nationale’ visie. Het cultureel erfgoed in Syrië en Irak is net zo goed ‘ons’ cultureel erfgoed.
    Een goede publieksvoorlichting is ook belangrijk. Informatieborden bij opgravingen, rondleidingen op sites, publieksgerichte brochures en de ArcheoHotspots dragen daartoe inmiddels succesvol bij.

    Een ding mag duidelijk zijn: ons bodemarchief vertelt ons verhaal. Dat is veel meer dan een museum met vitrines vol scherven, waarvan Halbe Zijlstra niet weet, wat hij er mee moet…
    Als daarop wordt bezuinigd, krijg je wetenschappelijk prutswerk.

Reacties zijn gesloten.