Oude talen: Latijn, Germaans, Keltisch

wadenoijen

Een tijdje geleden kwam op deze plaats aan de orde welke talen er in de Lage Landen werden gesproken in de Romeinse tijd. Dat is een goede vraag: het antwoord is namelijk zo 1-2-3 niet te geven.

Datagebrek

Een eerste probleem is dat we betrekkelijk weinig gegevens hebben. De Romeinen en Grieken hebben weliswaar wat woorden overgeleverd in de plaatselijke talen, maar we weten niet goed hoe accuraat die zijn weergegeven. Als de Griekse of Latijnse weergave van de Perzische en Egyptische namen echter representatief is, is er weinig reden tot optimisme.

Daarnaast hebben we inscripties. Die hebben het voordeel dat ze in elk geval zijn gezien door de sprekers van de inheemse talen. Ze vermelden de namen van goden, zoals Nehalennia, Magusanus en de moedergodinnen die in het Latijn Matres, “moeders”, werden genoemd. Er waren Alaferhuïsche, Aufanische, Cartovallensische en Rumaneheïsche en Vatviaïsch-Nersihenische moeders. De Hamavehische en de Hiannanefatische moeders werden vereerd door de Chamaven en Cananefaten – en daarmee zien we al dat de zachte keelklank aan het begin een woord niet steeds hetzelfde werd gespeld.

Nog een bewijscategorie: geografische namen. De Rijn heette in het Gallisch ooit Rhenos en de eerste lettergreep komen we ook tegen in de “Rhône” en (als tweede lettergreep) in “Eridanus”. Vermoedelijk is die te herleiden tot een oeroud woord dat “stroom” betekent. Maar ja, hoe oeroud is oeroud? Deze namen kunnen voor-Romeins, voor-Germaans, voor-Keltisch zijn. En bovendien: een rivier met een béétje lengte doorkruist diverse taalgebieden, dus aan welk van die gebieden is de naam ontleend?

Germaans of Keltisch?

Zo hebben we wel degelijk enige data, al is het niet overdonderend veel en eigenlijk ook redelijk problematisch. Het vervelende is bovendien dat de overgeleverde woorden niet eenduidig óf Keltisch óf Germaans óf iets anders zijn. Voor de naam Magusanus, de oppergod van de Bataven, zijn zowel Keltische als Germaanse verklaringen te geven. Een ander voorbeeld is het door de oudere Plinius vermelde woord vibones, dat betrekking heeft op een bloem met geneeskrachtige kwaliteiten. Er is een Keltisch woord dat erop lijkt en dat een geschikte betekenis heeft: het zou “bes” kunnen betekenen. Maar dat zo’n verklaring mogelijk is, wil nog niet zeggen dat ze ook correct is.

Nog een probleem: we weten dat er minimaal twee talen of taalfamilies zijn geweest benoorden de Alpen, het Germaans en het Keltisch, maar we hebben geen enkele garantie dat er niet meer talen zijn geweest. Maurits Gysseling heeft voor de Lage Landen het bestaan van een derde taal gepostuleerd, het Belgisch. Sommige medestanders spreken van “het noordwestblok”. Anderen beschouwen dit echter als een vorm van Germaans. Gegeven het weinige en ambigue bewijsmateriaal is dit een lastige kwestie.

Bataafse namen

En toch. Lauran Toorians heeft heel aannemelijk gemaakt dat de Bataven hun naam dankten aan het land waar ze zich hadden gevestigd: *bat-agwiō. Dat is goed Germaans om een goed (bat) stuk land aan te geven dat is omspoeld door water (agwiō, vgl. ons woord “ooi” en ei-land). Ons woord “Betuwe” is ervan afgeleid. Misschien is “Wadenoijen” ook wel afgeleid van agwiō, maar nu in combinatie met wad, “doorwaadbaar”.

Ook enkele Bataafse eigennamen zijn tot het Germaans te herleiden. Chariovalda, een door Tacitus genoemde soldaat die sneuvelt als hij probeert als eerste de Weser over te steken, heeft in feite geen naam maar een titel: het betekent “legerleider”. (Dat dit geen naam is, versterkt het vermoeden dat de anekdote een verzinsel is, gemodelleerd op Protesilaos.) De door de Romeinen Julius Civilis genoemde Bataafse opstandeling, zou weleens Kivilaz geheten kunnen hebben, van kiv + ilaz, “hij die vecht”. Toen ik blogde over Imerix, de zoon van Servofredus, verwees ik naar deze taalkundige blog, die de namen *Īmirīkz en *Sarwafriþuz afleidt van Germaanse woorden voor “krijgsheer” en “gewapende bescherming”.

We hebben nog een woord uit het Nederlandse rivierengebied: Plinius de Oudere, van wie bekend is dat hij de Lage Landen heeft bezocht, pikte er het woord gantae op, “ganzen”. Het prettige is dat er hier geen enkele twijfel is dat dit Germaans is, omdat Plinius dat erbij zegt. Met vier waarschijnlijke persoonsnamen, een plausibele etymologie van de stamnaam én een onbetwijfelbare dierennaam durf ik wel aan te zeggen dat de Bataven een Germaanse taal spraken. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt, want de Bataven vormen een afsplitsing van de Chatten, en voor die naam bestaan parallellen in het Keltisch. De Chatten woonden overigens – om het helemaal complex te maken – in een gebied waar Germaans en Keltisch door elkaar liepen.

Kustgebied

Uit het kustgebied hebben we ook enkele namen. Morini betekent zoiets als “mensen bij de zee” en dat is Keltisch. Van de godin Nehalennia lijkt me, sinds ik een leuk stuk las van Peter Alexander Kerkhof, onloochenbaar dat haar naam “zij die bij de zee is” betekent. Kerkhof suggereert ook dat Helinium, de oude naam voor de gezamenlijke monding van de Maas, Waal en Lek, verwant moet zijn met het Keltische *halen, “zee”. Nog wat noordelijker, bij de Friezen, hebben we nog die mogelijk Keltische bes, de vibones.

Cananefates zou volgens Peter Schrijvers “look-meesters” betekenen, en niemand biedt een betere verklaring, maar het combineert een Keltisch woord kannīnā- (“look”) met een Germaans woord *faþi- (“meester”). Zulke hybride woorden bestaan maar ik aarzel om dit woord te gebruiken als onbetwistbaar bewijs dat de kustbewoners Keltisch spraken. Ook aarzel ik of de stam die woonde op de wierden en terpen, de Chauken, een naam droeg die kan worden herleid tot iets als Hauhōz, wat dan “hooghemers” zou betekenen en zou verwijzen naar hun hoge woonplaatsen. Kan zo zijn. Kan ook niet zo zijn.

Wat betekent dit?

Niettemin: ik durf de bewering wel aan dat de Bataven Germaans spraken en dat men aan de kust Keltisch sprak. En dat heeft een consequentie. Er is weleens op gewezen dat het grote aantal hulptroep-eenheden dat de Bataven leverden, zou betekenen dat van elk gezin twee zonen in dienst waren van het Romeinse leger. Dat is erg veel, en er is een alternatieve verklaring: dat in die eenheden niet alleen Bataven maar ook Cananefaten dienden. Dan lukt het met één zoon per gezien en waren de rekruten tweetalig.

Tot slot durf ik de bewering ook wel aan dat de discussies hierover nog lang niet zijn afgesloten.

[Met dank aan Nicoline van der Sijs]

Deel dit:

38 gedachtes over “Oude talen: Latijn, Germaans, Keltisch

  1. mnb0

    “ik aarzel om dit woord te gebruiken als onbetwistbaar bewijs dat de kustbewoners Keltisch spraken”
    Dat lijkt mij terecht. Het woord chefkok bewijst evenmin dat de voertaal in het huidige Nederland Frans is.

  2. In mijn jeugd was er nog een verschil in dialect te onderscheiden per 10 kilometer afstand.

    Dat zal in die tijd ook vast ook zo geweest zijn.

    Vriendelijke groet,

      1. De stelling over de lookmeesters werd inderdaad voor het eerst gepresenteerd door Peter Schrijver. Hij deed dat tijdens een colloquium van de Stichting AG van Hamel voor Keltische Studies, zo’n 20 jaar geleden.

  3. Rudmer Koopal

    Peter Schrijver, hoogleraar Keltische talen en culturen aan de universiteit van Utrecht, komt in het net verschenen boek Frisians and their North Sea Neighbours in hoofdstuk 3 op basis van het vowel system (te vertalen als klank- of klinkersysteem) tot de conclusie dat de Friese taal is ontstaan bij een bevolking die oorspronkelijk een Keltische taal sprak maar over is gegaan naar een Germaanse taal. De Friezen in de Romeinse tijd spraken aldus Schrijver een Keltische taal. Hoewel hij wederom ook weer komt met Veritus en Malorix als Keltische (konings)namen (die ook als Germaans kunnen worden geduid) is het een interessante hypothese die ons verder brengt.
    Indien Oud-Germanisten op basis van de zelfde wetenschappelijke methode hier niets tegen in zou kunnen brengen, durf ik wel aan om te stellen dat er Keltisch werd gesproken door de Friezen in de Romeinse tijd.
    Het wachten is op een Oud-Germanist die de analyse van Schrijver oppakt en tot een vergelijk komt.

    1. Olivier van Renswoude

      In het pas verschenen (en bij de uitgever gratis als PDF-bestand af te halen) boek The Dawn of Dutch weet Michiel de Vaan al het een en ander in te brengen tegen Schrijvers substraathypothesen m.b.t. het klankenbestel.

      Het valt me overigens op dat sommige van Schrijvers duidingen van bepaalde namen als Keltisch, zoals Helinium en het eerste lid van Cananefates, van loutere mogelijkheden in zekerheden zijn veranderd. Kennelijk puur door verloop van tijd, want er bestaan evengoed Germaanse duidingen voor, die m.i. overtuigender zijn. Het voorbeeld van Verritus en Malorix is ook tekenend, want waar Schrijver in Frisians and their North Sea Neighbours zelf nog zegt dat het Keltische namen kúnnen zijn, zeggen de samenstellers van het boek in de inleiding dat het Keltische namen zíjn. Zo gaat het zijn eigen leven leiden.

      Ten slotte zou ik graag eerst een enigszins aannemelijke Keltische duiding van de naam Frisii willen zien. (Als ze bestaat ben haar nog niet tegengekomen.) Een moeilijke opgave, want de /f/ als beginklank was zeer zeldzaam in de Keltische talen die we uit die tijd kennen. En dat terwijl er meerdere Germaanse duidingen mogelijk voor zijn en de Frisii bijvoorbeeld aan het Flevum woonden, dat in de woorden van de bekende filoloog Günter Neumann “eine einwandfreie germanische Etymologie” heeft, want het “bedeutet einfach ‘das flutende, strömende (Gewässer)’.”

      Eventueel kunnen we nog overwegen dat het gebied gegermaniseerd werd voordat de Germaanse klankverschuiving van /p/ naar /f/ was voltrokken, maar dan begeven we ons in een wel heel schemerig, ver verleden.

      1. Rudmer Koopal

        Dank voor de leestip Olivier van Renswoude. Ik ben benieuwd of Michiel de Vaan, naast de kritiek op Schrijvers substraathypothesen mbt tot het klankenbestel, hij met een eigen stellingname komt. Dwz kan hij aantonen dat de Friezen in de Romeinse tijd een Germaanse taal spraken.
        En Frisii lijkt mij eerder Latijn. Kan zijn dat ze zichzelf zo niet eens genoemd hebben of door derden zo zijn genoemd en vervolgens door de Romeinen is overgenomen.

        1. Olivier van Renswoude

          Graag gedaan.

          Frisii is slechts een latinisering van een inheemse naam, zoals de Romeinen met praktisch alle Germaanse en Keltische namen deden. Gesteld dat het een Germaanse betreft zou de eigenlijke vorm *Frīsjōz zijn geweest.

          De Vaan zelf zegt van de Frisii dat ze “may or may not have been speakers of a Germanic dialect”. Zijn boek is dan ook meer gericht op de tijd na de Romeinse, toen een groot deel van de oude Frisii naar het zuiden was vertrokken en de nieuwe Friezen waren ontstaan door aanvulling met Germanen uit het noordoosten (lees Angelen en Saksen).

          Wat de bewijslast betreft vind ik dat de etnische identificatie van de Frisii door de Romeinen, die langdurig contact met hen hadden en ook op taal letten, iets te gemakkelijk opzij wordt geschoven. Het is niet alsof we het hebben over een obscure stam in de tijd dat de Romeinen nog nauwelijks iets wisten van Germanen en hen zodoende gemakkelijk met Kelten verwarden.

  4. jacob krekel

    Eerst dacht ik: een interessante puzzel, maar wat het uit of die Friezen iets Keltisch of iets Germaans spraken. Maar bij verder doordenken kom je op de vraag: is er een theorie van taalverandering, die beschrijft hoe een populatie een andere taal gaat spreken. Met b.v. economische gewin,. of cultureel imperialisme, of langzame gewenning als onderdelen. In een wereld waarin ieder jaar een heel stel talen het loodje legt is een dergelijke theorie nogal relevant.En kan een eventuele verschuiving van de protofriezen van Keltisch naar Germaans in aan die theorie bijdragen? Eenvoudig zal het niet zijn. Hoe verklaar je b.v. dat Portugees in Angola de eerste taal van de meeste mensen is en in Mocambique de tweede taal

  5. Een bijzonder interessante bijdrage van Jona, maar dat er destijds boven de horizontale lijn Zuid/Midden-Limburg Keltisch werd gesproken ? Kom nou, mensen. Historisch-taalkundig zijn hierover best zinnige hypothesen te ontwikkelen, maar zuiver geschiedkundig bezien raakt dit allemaal naar mijn bescheiden mening kant noch wal. Verder dan Zuid-Limburg zijn de Kelten, ook als taalkundige entiteit, nooit gekomen.

  6. Rudmer Koopal

    “May or may not have been speakers of a Germanic dialact” brengt ons niet veel verder mbt welke taal de Friezen in de Romeinse tijd spraken. Dat de nieuwe Friezen een Noordzeegermaanse taal spraken lijkt mij vrij duidelijk.
    Ik twijfel of de Romeinen het mbt onderscheid Germaans/ Keltisch wel bij het juiste eind hadden. Caesar trekt de lijn door de Rijn en als daarboven is Germaans en daaronder Keltisch. Er wordt nog wel wat gerommeld met de (taal)identiteit van de Eburonen. Caesar rekent ze tot de Germanen, maar bewijslast zegt anders. De Gallische tolken van Caesar konden zelfs de Belgae niet verstaan. Dat zal bij de Frisii niet anders zijn geweest. Moeilijk te zeggen of de Romeinen in de gaten hadden of ze een Germaanse taal dan wel een Keltisch spraken.
    Politiek-strategisch gezien was het ook wenselijk dat stammen boven de Rijn Germanen waren.

    1. Olivier van Renswoude

      Caesar is nu net iemand uit die tijd dat de Romeinen voor het eerst in de buurt kwamen van de Germaanse wereld. En zelfs door hem worden allerlei kanttekeningen gezet bij de Rijn als grens: hij noemt Germanen aan de linkerzijde en Kelten aan de rechterzijde.

      Tacitus schrijft meer dan een eeuw later, wanneer de Romeinen door hun bezetting inmiddels langdurig en intensief contact hebben met de stammen in en om de Lage Landen en dus alle tijd hebben gehad om hun kennis te vergaren en verbeteren. Dat betekent uiteraard niet dat we Tacitus’ identificaties zonder meer hebben aan te aannemen, maar wel dat ze gewicht hebben. Mede hierom moeten de argumenten dat de Frisii niet-Germaans waren sterk zijn, en dat zijn ze niet.

      De opmerkingen over tolken helpen de zaak overigens ook niet. Het geeft immers aan dat de Romeinen op taal letten, terwijl er nooit iets gezegd is over taalverschillen en tolken tussen de Frisii en de andere (Germaanse) stammen.

      1. Rudmer Koopal

        Caesar heeft nooit een woord gerept in de Gallische Oorlog over de Frisii, dus die kunnen we als getuige achterwege laten.

        Tacitus heeft het alleen over kleine en grote Friezen. Op grond daarvan zou je zeggen dat er Germaans wordt gesproken. Maar ik heb het idee dat, mits we niet anders kunnen aantonen dat het anders is, automatisch wordt aangenomen dat er dus een Germaanse taal werd gesproken. Er zijn wel meer smaken te bedenken zoals verderop in dit blog aangegeven.

        Dat “nooit iets gezegd is over taalverschillen en tolken tussen de Frisii en de andere (Germaanse) stammen” klopt, maar zo veel schriftelijke bronnen zijn er ook niet. En om op basis van een observatie door Caesar die anderen niet doen te concluderen dat er geen taalverschillen tussen Frisii en andere stammen zijn, begeven we ons wel heel erg op dun ijs.

        1. Olivier van Renswoude

          U haalde zelf Caesar erbij; ik gaf enkel kanttekeningen. En de afwezigheid van tolken in de bronnen vormt niet de basis van mijn conclusie, maar telt zeker.

          Er zijn inderdaad meerdere smaken te bedenken, maar er moet wel iets in de vorm van bewijzen voor zijn. Een Romein die iets zegt over de aparte taal of zeden van de Frisii; een opmerking over gelijkenis en/of historische banden tussen Frisii en bijvoorbeeld Belgae; overgeleverde namen (van personen, wateren, streken enz.) die niet in het Germaans passen; ga zo maar door. Maar die zijn er niet.

          Van de argumenten en speculaties van Kuhn c.s. voor een “Noordwestblok” met eigen taal is bijvoorbeeld weinig overgebleven, zeker sinds Udolph. Integendeel, we vinden archaïsche vormen en een rijkheid aan Germaanse woorden in oude toponiemen die er eerder op wijzen dat de bakermat van het Germaans juist in dat “Noordwestblok” lag. Weliswaar vooral in diens oostelijke deel, maar met een open verbinding naar het westen in tegenstelling tot de andere windrichtingen.

          En nu denkt Schrijver dus aan een Keltisch substraat op grond van niet-dwingende etymologieën en het klankenbestel. We vernemen dat het verschuiven van [uː] naar [yː] in delen van de Lage Landen moet komen doordat Galloromeinse sprekers op Germaans overschakelden, terwijl dit een late datum veronderstelt, evengoed een verschuivende isogloss kan zijn en NB ook in het Noors en Zweeds is gebeurd.

          Omgekeerd hebben we dus de identificatie van de Frisii als Germaans door de Romeinen die zoals gezegd langdurig intensief contact met hen hadden, identificatie van de Frisii als Germaans door de Frisii zelf (Verritus & Malorix), socio-militaire banden met andere Germaanse stammen en namen die allemaal (alleen of evengoed) vanuit het Germaans te verklaren zijn.

          1. Rudmer Koopal

            Caesar heb ik er bij gehaald om aan te tonen dat de Romeinen geen benul hadden welke talen hier werden gesproken. En om aan te geven dat hij niets te zeggen heeft over de Frisii.

            Het Noordwestblok doel ik niet op, ik denk meer aan iets wat het midden houd tussen Keltisch en Germaans. Ik had het misschien iets specifieker moeten benoemen.

            Schrijver mag dan getackeld zijn door de Vaan, maar ” may or may not have been speakers of a Germanic dialect” maakt mij nieuwsgierig. Ik zie hier ruimte voor datgene wat ik in de alinea hierboven aangeef. Maar dat kunnen we het beste de Vaan zelf vragen.

            Verritus een Malorix: in dit blog zijn er al talloze discussie geweest over of het Keltische of Germaanse namen zijn en voor beide valt iets te zeggen. Ze worden aangeduid als Frisii. Het geeft dus geen zekerheid welke taal ze spraken op basis van hun namen. We belanden hier anders in een cirkelredenatie.

            1. Olivier van Renswoude

              Van eventuele taalbarrières in de regio, zoals Caesar die eerder in Gallië had opgemerkt, zullen de Romeinen in elk geval wel benul hebben gehad. Als je tolken bij de volgende stam nutteloos zijn, zul je dat als basale veldkennis onthouden en doorgeven. Als je dan vervolgens honderd jaar dat gebied bestiert en rekening moet houden met de verhoudingen tussen de stammen om je heen, waarvan de meeste ook nog eens jaarlijks manschappen leveren, wordt het vrij algemene kennis.

  7. Rob Duijf

    Zoals zo vaak is er helaas een oorverdovend tekort aan voldoende informatie om van deze discussie kaas te kunnen maken. Laat ik hier nog een mogelijke hypothese aan toevoegen.

    De Zaan is een historische waterloop van 13,5 kilometer in de gemeente Zaanstad in Noord-Holland. Strikt genomen is de Zaan geen rivier, maar een prehistorische hoogveenstroom die uitmondde in het historische IJ, nu het Noordzeekanaal.

    Er doen verschillende theorieën de ronde over het ontstaan van de naam Zaan (Zaene, Saene, Segnem, Sagnem). Een theorie die aansluit bij moderne ideëen en geologische inzichten over het ontstaan van de stroom, is een mogelijk oud-Friese naam voor een waterverbinding tussen twee meren.

    Opvallend is, dat de naam doet denken aan rivieren als de Zenne in België, de Seine, Saône  en de Saâne/Saane (Normandië) in Frankrijk, de Saane in Zwitserland en de Shannon in Ierland. Het mag duidelijk zijn dat al deze rivieren zich in het Keltische taalgebied bevinden. De naam is wellicht te herleiden naar Sionna, een door de Kelten aanbeden rivier-godin van waarschijnlijk pre-Keltische oorsprong. De root zou dan het hydroniem voor waterloop zijn, namelijk set-/ sed-.

    1. Erik Bouwknegt

      Voor een goede vergelijking is het raadzaam niet alleen naar de hedendaagse vorm van die waternamen te kijken, zo gaan zowel Seine als Saône terug op oudere vormen met een k-klank die een wortel *sed erg onwaarschijnlijk maakt:
      -Seine: sequana
      -Saône: souconna (wordt trouwens wel in verband gebracht met dezelfde wortel als die van de naam Seine)

      1. Rob Duijf

        Je hebt natuurlijk helemaal gelijk Eric.

        In de Iers Keltische mythologie is Sionna, Siannon of Shannon de godin van de rivier Shannon

        Opmerkelijk is wel de overeenkomst met de naam van de mythologische Sequana, de Keltische riviergodin van de Seine. Zij werd vooral vereerd door het machtige Gallische volk van de Sequani, met als hoofdstad Besançon. Hemelsbreed 100 km ten westen daarvan stroomt in Zwitserland het grensriviertje Saane in het gebied van Helvetiërs.

        Overigens is ook de naam van Sequanen via het Latijn tot ons gekomen (Ceasar – De Bello Gallico).

    2. En om de puzzel nog wat ingewikkelder te maken. De taalkundige Hans Krahe heeft kort na WO II gesuggereerd dat de grote riviernamen in West- en Midden-Europa restanten zijn van een heel oude, pre-Indo-Europese taal. Vandaar dat we over de hedendaagse taalgroepen heen zo vaak verwante riviernamen tegenkomen, zoals Thames, Tamar, Tamesis, Tambre, Demer… Welke die oude taal is, weten we niet aangezien behalve de riviernamen er niets van overblijft of op zijn minst bekend is. Krahe had het over Alteuropeïsch maar we kunnen ook over de ’taal van de riviernamen’ spreken. Latere onderzoekers hebben een boel vraagtekens bij deze opvatting geplaatst maar het blijft een boeiende gedachte.

      1. Olivier van Renswoude

        Krahe had zelf wel een Indo-Europese oorsprong in gedachten voor de oude waternamen, alleen uit een tijd dat het Keltisch en het Germaans zich nog niet hadden ontwikkeld. We zouden ons niettemin af kunnen vragen of er inderdaad niet het één en ander uit een pre-Indo-Europese taal afkomstig is. Het is allemaal goed verhuld door de mist van tijd.

        1. Rob Duijf

          Zeg Olivier,

          Even terzijde van bovenstaande interessante gedachtenwisseling, maar wat betekent de Oud-Saksische leus ‘rardarúna andbundan, wordhord andlokan’ in jouw logo?

          1. Olivier van Renswoude

            Die betekent ‘taalgeheim(en) ontbonden/losgemaakt, woordenschat ontloken/ontsloten’. Het eerste deel is een knipoog naar het Oudengelse heldendicht Béowulf, wanneer Unferð de gelijknamige held aanspreekt en onband beadurúne ‘een strijdgeheim ontbond’. Dat wil zeggen, zijn vijandigheid openbaart. Een fraaie omschrijving die me altijd is bijgebleven.

  8. Rudmer Koopal

    En om de puzzel nog wat groter te maken mbt welke taal de diverse stammen in Nederland spraken: Tacitus schrijft in Historiën ( boek IV) dat de Cananefaten een taal spraken die leek op die van de Bataven. Nu is dat maar één bron, maar dat er aan de kust Keltisch werd gesproken (door de Cananefaten) en Germaans door de Bataven, dwz twee verschillende talen, wordt door Tacitus tegengesproken.
    Daarnaast vraag ik mij af of we ons niet blindstaren op de tweedeling Keltische-/ Germaans gesproken. Als de Bataven een afsplitsing zijn van de Chatten (en de Cananefaten ook?), dan kunnen ze ook Latène( Keltische) voorouders hebben. Een paar honderd Germaanse mannen uit het noorden hebben de Keltische bevolking, in en rond wat nu Hessen is, geassimileerd waaruit de Chatten zijn ontstaan. In hoeverre de Keltische taal, woorden of namen zijn overgenomen lijkt me ook relevant voor de ‘Nederlandse’ situatie.
    Wat als Chatten, Bataven, Cananefaten etc een taal spraken die samengesteld is uit het Keltisch en Germaans? Dan zullen we altijd passende bewijzen vinden voor beiden.
    Tijd voor een interdisciplinaire leerstoel Keltisch, Germaans, hydroniemen en Belgisch ( Noordwestblok)!

      1. Rudmer Koopal

        Fundraising en crowdfunding om een paar mooie Nederlandse woorden te gebruiken, anders zie ik het niet gebeuren
        Met de ‘Frisii’ Zijlstra, Buma en Hoekstra in regering en parlement kunnen we wel vergeten dat hier geld voor wordt uitgetrokken.

        1. Rob Duijf

          Los van de vraag of de politiek hier valt te bewegen te investeren in niet sexy wetenschappelijk ‘potten en pannen’-onderzoek, vraag ik me af of je zo’n leerstoel met private gelden wel van de grond krijgt…
          Er zijn op dit blog wat mensen die daar wellicht meer over zouden kunnen zeggen?

  9. Rob Duijf

    ‘(…) ik durf de bewering wel aan dat de Bataven Germaans spraken en dat men aan de kust Keltisch sprak.’ (Jona)

    Wat mij tot nu toe in deze leuke gedachtewisseling opvalt is, dat de numismatiek hierin niet is meegenomen. Nu kan ik niet goed beoordelen of en in hoeverre dit relevant is, maar laat ik een poging wagen nog een ander licht op het onderwerp te laten schijnen.

    Uit archeologisch onderzoek blijkt, dat de Germanen uitgebreide handelscontacten onderhielden met naburige volken, waaronder de Kelten. Dat zal voor de Bataven en Cananefaten in hun thuisland Hessen niet anders zijn geweest. Het kan haast niet anders dan dat er culturele uitwisseling moet hebben plaatsgevonden, zeker in die gebieden waar sprake was van de Keltische Latènecultuur, maar ook in de latere Gallische grensgebieden.

    Tacitus vermeldt dat de Bataven werden uitgenodigd om zich in het stroomaafwaardse rivierengebied te vestigen, want dat zou toch leeg zijn:

    ” zij (hebben) toen de onbewoonde rivieroevers van Gallië in bezit genomen, met inbegrip van het ‘eiland’ in de laaggelegen streek, dat in het westen door de Noordzee en aan de andere drie kanten door de Rijn omspoeld wordt.”

    Een emigratie die niet ongebruikelijk was  voor aan Rome loyale stammen. Wellicht verwijst hij daarmee naar Caesars’ beschrijving van het uitmoorden van de Eburoonse bevolking in dit gebied, na de opstand en militaire acties van hun leider Ambiorix tegen de Romeinse winterkwartieren. Uit archeologische opgravingen weten we al geruime tijd dat dat niet zo is en dat er nog wel degelijk inheemse, Keltische bewoning was, toen de Bataven hier arriveerden. (Hierbij ga ik er vanuit dat de Eburonen Belgae waren, al beriepen ze zich volgens Caesar op hun Germaanse afkomst).

    De afgelopen decennia zijn er bij archeologische opgravingen in het Bataafse areaal – en dat is dus niet alleen in de Betuwe, maar in het hele Brabants/Limburgse Maasgebied! – talloze Keltische muntvondsten gedaan. Het zijn munten uit de laatste decennia voor het begin van de jaartelling. Ze vertonen gelijkenis met de Gallische munten uit die tijd, maar zijn van een ander type. Ze lijken ook opvallend op munten die in het Ubische Rijngebied in de buurt van Keulen zijn aangetroffen. Het idee is, dat de Bataven hun eigen Keltische muntslag hadden.

    Als dat zo is, dan zou de conclusie gerechtvaardigd zijn dat de Bataven door hun Keltische en Romeinse contacten in strikt culturele zin al geen Germanen meer waren toen ze zich in hun nieuwe woongebied vestigden. Ze assimileerden de inheemse Keltische bevolking.

    Is het dan vreemd te veronderstellen dat zij en de Cananefaten in het westelijk kustgebied ook de Keltische taal overnamen?

  10. Rob Duijf

    ‘(…) ik durf de bewering ook wel aan dat de discussies hierover nog lang niet zijn afgesloten.’ (Jona)

    Bewijs geleverd! Leuk toch?

  11. Jasper

    Is er eigenlijk archeologisch bewijs dat Germaanse groepen Nederland binnentrokken in de laaste eeuwen voordat de Romeinen kwamen?
    De Jastorf Cultuur (lijkt mij sterk dat deze materiele cultuur alle germanen stammen omvat ) heeft bijvoorbeeld een aantal objecten die typisch zijn voor deze cultuur zoals kronen halsringen.
    https://www.uni-greifswald.de/universitaet/einrichtungen/kustodie/wissenschaftliche-sammlungen/sammlungsobjekt-des-quartals/sammlung-vorgeschichtlicher-altertuemer-kronenhalsring/

    en “Holsteiner riemen”
    http://www.wikiwand.com/de/Holsteiner_G%C3%BCrtel

    Zijn soortgelijke objecten in Nederland terug gevonden?

Reacties zijn gesloten.