Limesmoeheid (1)

De Romeinse vlootbasis van Velsen (Graham Sumner)

Ik herinner me niet waar ik het woord “limesmoeheid” voor het eerst heb gehoord: misschien was het in het Thermenmuseum, misschien in het Rijksmuseum van Oudheden, misschien was het een re-enactor, misschien een archeoloog, een classicus, een historicus. Maar een jaar of drie geleden was het woord er ineens. Het is taalkundig interessant omdat het een typisch spreektaalwoord is dat nauwelijks wordt geschreven. (Wie het op Google opzoekt, ziet twee vindplaatsen: het Taalmeldpunt en deze blog.)

Dit maakt “limesmoeheid” ook wat verontrustend. Er zijn mensen druk met de werelderfgoedstatusaanvraag en er is daarnaast een parallelle realiteit waarin men redenen heeft niet op te schrijven wat men denkt, maar ondertussen wel met elkaar bespreekt hoe moe men is van bijvoorbeeld nieuwsbrieven die beginnen met “Limes! Limes! Limes!” Het limesproject is geïsoleerd en loopt zo draagvlak mis. Dat is voor een project van deze omvang nogal problematisch. Daarover wil ik het vandaag hebben, maar eerst: wat maakt de limes zo speciaal?

Even een paar eeuwen terug. Het hertogdom Gelre voert oorlog tegen de Bourgondiërs. Geleerden lezen Tacitus’ verslag van de Bataafse Opstand tegen de Romeinen, zien talloze parallellen met hun eigen tijd en scheppen het sindsdien gangbare beeld van Nederland in de Oudheid vorm: “wij”, dat zijn de vrijheidminnende Bataven, en de despotische Romeinen zijn de “zij”. Ik heb hier meer geschreven over deze “noord-zuid-visie”, waarin we vanuit het Germaanse noorden kijken naar het Romeinse zuiden.

Het is een logische visie. We spreken nu eenmaal een Germaanse taal, onze literatuur wortelt in de Frankische en in de Middeleeuwen waren de Romeinen grotendeels vergeten. Deze Gelderse interpretatie is, via de propaganda van prins Maurits, via de stichting van Batavia, via de schilderijen in het paleis op de Dam, via de Bataafse Republiek, via Batavus Droogstoppel, via de Batavier-rederij en via Batavus-fietsen uitgegroeid tot een nationaal verleden.

Het was dus een ingrijpende breuk toen de Commissie-Van Oostrom in 2006 de limes plaatste op de canon. Nu stonden ineens de Romeinen centraal. Het was een zuid-noord-visie. De “wij” en de “zij” hadden stuivertje gewisseld.

Ik voor mij denk dat dit een verbetering is, maar ik ben bevooroordeeld: ik ben nu eenmaal geïnteresseerd in de klassieke traditie, in de Oudheid, in de Romeinen. Ik heb echter vaak genoeg contact met mensen die meer hechten aan ons traditionele geschiedbeeld en die, soms in scherts en soms in ernst, vinden dat Italië maar moet betalen voor het Italiaanse erfgoed in Nederland. Dat is natuurlijk een kreet voor de borreltafel, maar het illustreert wel een reëel onbehagen met het nieuwe verleden. Je hoeft bovendien geen nieuwrechtse sympathieën te hebben om te constateren dat momenteel een vaderlands verleden ondergeschikt wordt gemaakt aan een pan-Europees verleden. Ik kan tot slot de critici alleen maar gelijk geven als ze opmerken dat de limes in Nederland nooit een lieu de mémoire is geweest, al was het maar omdat hij nergens ooit zichtbaar was.

Er zijn natuurlijk parallellen voor zulke omslagen in het beeld van het eigen verleden. In Oezbekistan hebben ze de standbeelden van Lenin vervangen door die van Timoer Lenk. De Bulgaren zijn gaan benadrukken dat er tijden zijn geweest waarin ze onafhankelijk waren van de Russen. Beide veranderingen zijn reacties op de geforceerde omgang met het verleden in de Sovjet-tijd.

Wat de Sovjet-verledens én de moderne Oezbeekse en Bulgaarse omgang met het verleden met elkaar gemeen hebben, is dat overheidsdiensten één, gekunstelde visie uitdragen. Zoiets duiden we gemeenlijk aan als propaganda en de limes is weinig beter zolang niet duidelijk wordt gemaakt waarom het zuid-noord-beeld beter is dan het noord-zuid-beeld. (Daar zal ik nog over bloggen.) Tot op heden is die uitleg niet geboden.

Ik denk dat we hier een eerste probleem hebben met het project om de limes tot werelderfgoed te maken: niemand legt uit dat en waarom het een verbetering is. Anders gezegd, de betrokken organisaties stellen wel dat de limes historisch belangrijk is maar tonen niet waarom. Zo win je geen draagvlak. Draagvlak dat wel wenselijk is als je, zoals het gruwelijke cliché luidt, “de limes op de kaart wil zetten”. Er komt namelijk een dag waarop iemand met argwaan media-aandacht krijgt, zoals gebeurde tijdens de Nijmeegse aquaductenaffaire. Als je als limes-organisatie pas dan, wanneer de scepsis er al is, begint met uitleggen waarom je doet wat je doet, is het te laat en bereik je alleen dat ook die uitleg wordt bejegend met scepsis. Dat is het “backfire-effect” waar iedereen die de Oudheid aan het publiek uitlegt vroeg of laat tegenaan loopt. Een professionele communicatiestrategie bevat daarom een tweede lijn, die ertoe dient sceptici een stap vóór te zijn. Anders gezegd, een professionele communicatiestrategie is proactief. De huidige voorlichting over de limes is dat niet.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

11 gedachtes over “Limesmoeheid (1)

  1. Lees ik dit, terwijl ik net bezig ben met een stukje over het belang van verhalen voor het draagvlak van de herbestemming van kerkgebouwen. Hoe verenig je onderzoeksgegevens (verhalen) met een adequate communicatiestrategie (vertellen). Ik ga nu met nog meer inspiratie verder. 😉

    1. In elk geval is het zinvol te spreken met mensen die met hun voeten in de klei staan: mensen die dagelijks het verhaal delen met het publiek. De drie problemen die ik ontwaar aan de limes – dat men de poort open zet naar scepsis, dat men het wiel voor de tweede keer uitvindt, dat de verstrekte informatie contraproductief is – waren te vermijden geweest als men de juiste specialisten om advies had weten te vragen.

      Het limes-project is echter ontstaan in de sfeer van het openbaar bestuur, de ruimtelijke ordening, het erfgoed. Daarmee is niets mis, maar het is beperkt en daarvoor krijgt de limes vroeg of laat de rekening gepresenteerd. Ik ben niet de enige die vreest dat de limes straks erkend zal zijn als werelderfgoed en zal zijn mislukt als bijdrage aan onze cultuur.

  2. mnb0

    “Het is een logische visie”
    die weer eens aantoont hoe geschiedenis misbruikt wordt. Diezelfde Geldersen die tegen de Bourgondiërs vochten waren gehaat en gevreesd in Holland, dat desondanks de mythe maar een paar decennia later vrolijk overnam.
    Uiteraard is het voor een goed begrip beide invalshoeken te gebruiken, dwz zowel de Germaanse als de Romeinse.

  3. Ik heb (behalve dan van jou) denk ik nog nooit bij instanties of bezoekers iets van ‘limesmoeheid’ bespeurd. Er wordt ook wel eens gesproken van ‘Romeinenmoeheid’ in de zin dat het publiek niet meer in grote aantallen naar een evenement komt. Is het een echt of een vals beeld? Misschien is het gewoon een woord dat aangeeft dat (zoals altijd en overal) het publiek massaal naar iets nieuws komt maar dat dit over is zodra het nieuwe eraf is. En dat gaat voor alles op.

  4. Over de ‘logische visie’ van Bataven vs. Romeinen.. ik vind het geschiedsvervalsing zoals de Bataven in de huidige geschiedscanon worden weergegeven. De Bataven worden tot Nederlandse ‘oerbevolking’ bestempeld, in een ‘logisch conflict’ met een ‘Romeinse bezetter’. Klinkt aardig met de Tweede Wereldoorlog vers in het geheugen, en wij/zij past er ook mooi in. Maar de Bataven waren natuurlijk geen óerbevolking’, ze werden hier door de Romeinen neergezet, als overheersers van de oerbevolking die er al woonde, en waarvan we nu geen idee meer hebben. Als we het toch over angst voor migranten hebben..

  5. Evert van Ginkel

    In wat nu alweer een tijdje Nederland heet hebben ooit mensen gewoond die Bataven werden genoemd, en mensen die – net als die Bataven – onderdanen waren van het Romeinse rijk en van wie een deel doorgaat voor `Romeinen’. Ze maken daarom deel uit van de geschiedenis van dit land, en de `Romeinen’ hebben een paar leerzame dingen opgeschreven over hun aanwezigheid en een grote hoeveelheid aansprekende resten en sporen achtergelaten in de bodem. Maar hun bijdrage aan de huidige samenleving is onmeetbaar klein, `homeopathisch verdund’, zoals sommige spraakmakende cultuurhistorici het noemen. Er lopen hele dunne lijntjes van hun verleden naar het heden, maar die zijn allang overgekalkt door en vermengd met veel dikkere. Wat wij nog over hebben van de Romeinse cultuur – zoals schrift, centrale verwarming en eten met mes en vork – is geen directe erfenis van de periode 0 – 400 maar via latere `voorouders’ tot ons gekomen. De Denen, bij wie geen levende Romein ooit over de vloer is geweest, verschillen in dat opzicht niet van ons; zij hadden geen limes of Noviomagus nodig om naar de WC met waterspoeling te gaan. Aan de andere kant hebben de meeste inwoners van het huidige Syrië, waar de Romeinen aanzienlijk langer hebben gezeten dan hier en waar hun materiële erfenis onvergelijkbaar veel groter is, heel weinig op met die Romeinen. Sommigen blazen dat klassieke erfgoed zelfs met plezier op.
    Wat ik maar wil zeggen: het is onhistorisch en onzinnig om identiteit te ontlenen aan een verleden dat niet alleen heel ver weg is, maar van waaruit ook niet of nauwelijks continuïteit is aan te wijzen met mensen en gedachten van nu. Persoonlijk beschouw ik noch de Bataven, noch de `Romeinen’, noch de bouwers van de hunebedden als mijn voorouders (hoewel ik er vast wel een stukje DNA van meedraag). Als historische fenomenen zijn ze me zeer dierbaar – ik verdien met plezier mijn brood met het vertellen van hun verhalen. Hetzelfde geldt voor de limes, waarover ik onvermoeibaar boeken, jeugdverhalen, routes, tentoonstellingsteksten en filmscenario’s voor heb geschreven. Leve de limes! Dat wil zeggen; de limes als fascinerend historisch fenomeen, archeologisch relict en bron van beschouwingen.
    Maar ik kan zeker niet de ambitie delen dat `de Romeinse limes in Nederland – dan UNESCO Werelderfgoed – bekendstaat en breed beleefbaar is als de bakermat van onze hedendaagse diverse samenleving’, zoals in een recent limesmarketingplan staat. Daar word ik niet zozeer limesmoe van, maar wel zeer, zéér limeskritisch, Dit is het scheppen van onwaarachtig erfgoed, waar niemand op zit te wachten.

    1. Eens. Ik had het erover dat die ommekeer van noord-zuid naar zuid-noord lastig aansluit bij historische identiteiten, historische identiteiten die stammen uit de zestiende eeuw. Dat veel mensen (ook ik) die historische identiteiten beschouwen als feitelijk onwaar, heb ik er even uit gelaten. Voor veel mensen speelt het wel degelijk.

  6. Evert van Ginkel

    Nabrandertje: er is wel enig verschil tussen het opkloppen van de `Bataafse mythe’ in de Gouden Eeuw en de `kijk eens wat de Romeinen – de eerste Europeanen eigenlijk – allemaal voor ons hebben betekend!’ Romanoprop van nu. De zestiende- en zeventiende-eeuwse Nederlanders gun ik graag het excuus van de kennis en mentaliteit van hun tijd. Bovendien kenden ze een hoop stress – de helft van de tijd was het oorlog, waar nog wat stormvloeden en pestepidemieën bij kwamen – waartegen een geconstrueerd mythologisch verleden, niet gedeconstrueerd door modern historisch inzicht, een zekere mate van morele steun bood. Dat excuus hebben wij, met onze mogelijkheden om de geschiedenis vrij en kritisch tegemoet te treden, niet. Wij zouden onze morele steun ergens anders vandaan moeten kunnen halen dan uit de limes, of welk stuk van ons gedeelde verleden dan ook.

  7. Interessante discussie! De term ‘limesmoeheid’ durf ik wel te claimen. Sinds 2009 loop ik op congressen en borrels al te roepen dat ik limesmoe ben. Ik wil jullie de column die ik (ondeskundig als ik ben op dit terrein) in 2009 hierover in de RAAP-Magazine schreef, niet onthouden:

    Verschuivend perspectief

    Er is een Romeinse boot gevonden. Of een wachttoren. Of weer een stukje van de Romeinse limesweg. Dat gebeurt nogal eens aangezien de noordgrens van het Romeinse Rijk nu eenmaal in Nederland lag, zo’n beetje ter hoogte van de Kromme en Oude Rijn. Mij overvalt echter een soort lome vermoeidheid bij weer een stukje Romeinse weg, een reumatisch gevoel. De luiken sluiten. Wordt die wachttoren gevonden, dan schiet iedereen in dezelfde mode. Er is opeens Europees geld, we gaan het beleefbaar maken en die toren weer opbouwen. En we laten een paar als Romeinse legionairs verklede enthousiastelingen tegen elkaar vechten en hebben daar reuze lol om. Romeinen zijn leuk, ze zijn spannend. Maar waarom? Die limes met z’n legerkampen, z’n wachttorens en z’n weg is toch niet veel anders dan een tweeduizend jaar oude Atlantikwall?
    Of moet ik het anders zien? De limes is zo’n beetje het grootste zichtbare monument van de wereld. Het loopt door Europa, Azië en Noord-Afrika. Het staat op de Unesco-werelderfgoedlijst. Toch niet voor niets? De Romeinen brachten rechtspraak, infrastructuur, het beton en de kip naar de Lage Landen. Maar de Romeinen waren evengoed imperialisten en lieten het zware werk door huurlingen en slaven doen, met de doodstraf als verzetje. Op school heette dat ‘beschaving’.
    En jawel hoor, heel omzichtig en voorzichtig komt ook de Atlantikwall meer en meer in de aandacht. De resten worden bestudeerd, geconserveerd en gerestaureerd. Nog een paar generaties en dan? Ook ‘beschaving’? Overigens heb ik daar allemaal niets op tegen. Als het iets toevoegt, vertel het verhaal. Graag zelfs, ik zie dat als een taak en verantwoordelijkheid. Maar hoe vertel je het verhaal?
    Perspectief betekent volgens de Van Dale ‘de wijze waarop zichtbare voorwerpen zich van een bepaald punt uit aan het oog vertonen.’ Dit kan ook in figuurlijke zin worden opgevat. Gaan we ergens anders staan dan krijgt het voorwerp een niet alleen een andere vorm, maar ook een andere betekenis. Gaan we uit van een verschuivend perspectief dan is die limes de ene keer de noordgrens van een wreed en imperialistisch Rijk, en de andere keer de noordgrens van die sympathieke steeds weer door Asterix en Obelix in elkaar geslagen Romeinen. Of is het een transportroute door een met muggen vergeven moeras, waar ingehuurde legionairs zich stierlijk vervelen en geslachtsziektes oplopen?
    Dan lijkt de oplossing toch simpel: als appreciatie een individuele emotie is, en bovendien verschuift in ruimte en tijd, laat dat gegeven dan ook zichtbaar zijn. Daarvoor is echt geen intellectuele spagaat nodig. En trouwens, een goede archeoloog gaat daar graag in liggen. Kortom, niks mis met de limes(?).

  8. Wat is die Limes eigenlijk? En kun je daar dan moe van worden? Het plaatje bovenaan het prima stuk van Jona is van Velsen 1. Dit fort heeft niets met de Limes te maken, want was al iets eerder verlaten dan wanneer de Romeinen hun expansiedrift in onze streken iets lieten varen. Bij tijd en wijle wordt het door de Limes-aanjagers wel erbij betrokken en op kaartjes gezet. Naar mijn mening onterecht, tenzij er duidelijk een onderscheid gemaakt wordt tussen de fase van (pogingen tot) uitbreiding van het Rijk en de daarop volgende fase van consolidatie met aanleg van een reeks forten langs de Rijn. Over een gebrek aan dergelijke inhoudelijke kennis bij beleidsmakers kun je inderdaad moe worden. Een tweede punt dat hierboven is aangeroerd gaat voor Velsen 1 zeker op: onzichtbaarheid. Dwars door dit voormalige fort loopt nu de Wijkertunnel. Overigens een zelfde lot heeft het andere Romeinse fort hier (Velsen 2) ook getroffen. Daar loopt de Velsertunnel. Ik heb al enkele malen een handreiking gegeven aan uitbaters van het cultureel erfgoed met de volgende toeristische tip: Neem de auto en rijdt via de A9 door de Wijkertunnel naar het noorden. Keer bij Beverwijk om en rijdt via de A22 door de Velsertunnel terug naar het zuiden (of omgekeerd afhankelijk van je startpunt). Je bent zo door twee vroeg-Romeinse forten gereden, je hebt niets gezien, maar mogelijk wel de beleving gehad…

Reacties zijn gesloten.