Het visioen van Constantijn (2)

Apsismozaïek uit de Sant’ Apollinare in Classe, Ravenna

Zoals de trouwe lezers van deze blog weten, werk ik aan een boek over het visioen van Constantijn de Grote. Hoewel, hét visioen? De goede man had nogal wat visioenen. De oudste beschrijving is die in een lofrede uit 310 en heeft betrekking op een gebeurtenis eerder dat jaar in Gallië. In de vertaling die Vincent Hunink voor het boek heeft gemaakt, spreekt de lofredenaar de keizer als volgt toe:

U was afgebogen naar de mooiste tempel op aarde, of nee: naar de reëel aanwezige Godheid, zoals U hebt gezien. Want ja, U hebt gezien, geloof ik, hooggeachte Constantijn, hoe uw Apollo onder begeleiding van Victoria U lauwerkransen presenteerde, stuk voor stuk goed als voorteken van dertig jaren.

Maar wat zeg ik “geloof ik”? U hebt gezien, U hebt uzelf herkend in de gedaante van hem aan wie volgens de goddelijke gezangen der dichters het koningschap over de gehele wereld toekomt.

Wie die gedaante is aan wie het koningschap toekomt – joost mag het weten. Was het een omslachtige manier om “Apollo” te zeggen? Het zou kunnen. Of wordt hier gezegd dat Constantijn een nieuwe keizer Augustus zal zijn? Verschillende woorden in de toespraak echoën diens propaganda. Een nieuwe Alexander de Grote? Die presenteerde zichzelf als beschermeling van de zon en de redenaar verwijst daar ook naar. In feite weten we het echter niet. De puzzel ligt er en zal, zolang er niet meer bewijsmateriaal opduikt, onopgelost blijven.

Een tweede traditie is die van de christelijke auteur Eusebios, die in het Leven van Constantijn schrijft dat de keizer onder ede had verklaard dat hij voor de slag bij de Milvische Brug in 312 bij klaarlichte dag een lichtend kruis had gezien met de woorden “In dit teken zul je overwinnen”. Dit is een van de beroemdste teksten uit de Oudheid. Het Leven van Constantijn is overigens chronologisch nogal rommelig en deze tekst zou weleens betrekking kunnen hebben op de gebeurtenissen in Gallië.

Een derde traditie vinden we in een toespraak uit 321. De spreker weet dat in Gallië werd verteld dat aan de vooravond van de slag bij de Milvische Brug hemelse legers waren waargenomen. Dit verhaal, ook overgeleverd in het geschiedwerk van de Byzantijnse historicus Zonaras, is interessant omdat het lijkt op de heidense mythe over Castor en Pollux, die menige generaal zouden hebben bijgestaan in een veldslag. Het lijkt erop dat mensen die alleen wisten dat Constantijn een visioen had gehad, zo’n mededeling in vertrouwde kaders plaatsten. Het is hoe volksverhalen werken.

Een vierde traditie, gedocumenteerd door de kerkhistorici Filostorgios en Sozomenos, komt erop neer dat Constantijn door God persoonlijk werd geleid bij de stichting van Constantinopel in 324. Ook Zonaras kent verhalen dat Constantijn zijn visioen niet in 310 of 312 had gehad maar in 324: hij vertelt over twee hemelse jongelingen die zich een weg baanden door de gelederen van Constantijns rivaal Licinius en over een lichtschijnsel op de palissade rond Constantijns kamp voor Byzantium. Deze traditie onderscheidt zich van de andere omdat niet kan worden vastgesteld dat deze verhalen al de ronde deden tijdens Constantijns leven.

Dat kan weer wel voor de vijfde traditie: de christelijke auteur Lactantius verhaalt dat Constantijn aan de vooravond van de slag bij de Milvische Brug een profetische droom had gehad en zijn soldaten opdracht gaf een teken op hun schild aan te brengen. Dit verhaal was ontzettend populair en het is interessant dat het door verschillende auteurs wordt verteld. Die noemen allemaal een lichtend kruis, maar anders dan bij Eusebius is het niet zichtbaar bij klaarlichte dag en in het westen, maar in de nacht en in het oosten.

Dit lichtende kruis in de nacht zou weleens zijn oorsprong kunnen vinden op een heel onverwachte plaats: in de christelijke kerken van die tijd was in de apsis, die vaak in het oosten lag, vaak een mozaïek aangebracht van een kruis in een medaillon. Ik kan zo snel geen plaatje vinden van zo’n mozaïek uit de tijd van Constantijn maar het plaatje hierboven, dat twee eeuwen te jong is, geeft u een idee.

Hoe deze verhalen in elkaar grijpen – opnieuw geldt dat joost het mag weten. Toch is één conclusie gewettigd. Dit zijn allemaal positieve verhalen, die bewijzen dat menig Romein geloofde dat Constantijn inderdaad door een godheid was uitverkoren.

Deel dit:

38 gedachtes over “Het visioen van Constantijn (2)

  1. jacob krekel

    Is het hebben van een visioen bijzonder? Of overkomt het iedereen wel eens. Mij in ieder geval wel, in feite is het Christelijk geloof voor een belangrijk deel een visioen van een betere wereld die mogelijk moet zijn (van “I had a dream” tot “het lam weidt naast de leeuw”). Is van andere keizers ook overgeleverd dat ze visioenen hadden, of was dat specifiek voor Constantijn?
    In eerdere blogs is wel eens vermeld dat Constantijn zowel Christelijk als heidens was. En dat dat voor ons lastig voorstelbaar is. Dat is maar de vraag. Hoewel de evangeliën zeggen dat dit onmogelijk is zijn er toch heel wat mensen die op zondag God dienen en door de week de Mammon, een van de belangrijkste heidense goden. Wiens dienst absoluut geen privé zaak is en waar de visioenen vooral betrekking hebben op het winnen van de lotto jackpot.

    1. mnb0

      Een letterlijke verering (al is het maar part time) vergelijken met een figuurlijke verering kan alleen maar een valse analogie opleveren.

      1. jacob krekel

        Best mnb0,
        ik heb het niet over vereren maar over dienen, een beetje beter lezen zou u sieren.
        In uw reactie proef ik – al schrijft u dat niet met zo veel worden – dat u de dienst aan de Mammon als iets figuurlijks beschouwt. Maar als u een beetje om u heen kijkt ziet u deze dienst alom, met economen en reclamemakers in de rol van priesters, de vrije markt als tempel (ook al is inmiddels genoegzaam aangetoond dat deze markt ook het instrument is waarmee de rijken ervoor zorgen dat zij veel sneller rijk worden dan dat de economie groeit). koopzondag en winkelen als rituelen, met big data om de aanhangers in de greep te houden en tot verder dienstbetoon te brengen enz enz. Mammon is bovendien een naijverig god. Symbolen van andere godsdiensten als kruisjes, keppeltjes en hoofddoeken worden mogen niet, maar merkkleding wel. En wee de fietsenmaker die niet wil meedoen met de koopzondag. Die moet boete doen
        Al dit gedrag is totaal wezensvreemd aan het Christendom. De evangeliën beschouwen individuele rijkdom als een hinderpaal om het Koninkrijk de hemelen te beërven, Waar het mij om ging was de notie dat het helemaal niet bijzonder is dat mensen schijnbaar tegenstrijdige noties aanhangen, zoals Constantijn. Tussen Mammon en Christendom zijn vooral in de USA ook bruggen geslagen waarin de rijkdom als zegen wordt gezien, ondanks dat de evangeliën vrij consequent precies het omgekeerde beweren.

        1. mnb0

          Tja, als het om geloof gaat zijn allerhande betweters er altijd al goed in geweest de betekenis van woorden naar eigen behoefte op te rekken.

  2. gmknepper

    Dat ‘uw Apollo’ en het ‘koningschap over de gehele wereld’ verwijst natuurlijk naar Vergilius (de ‘goddelijke dichter’!), die het in z’n 4e Ecloga eveneens heeft over ’tuus (iam regnat) Apollo’.

    1. Klopt. Of beter: er zijn meer mensen die de augusteïsche parallel hebben gezien. Ik neem echter aan dat de auteur het heeft bedoeld, het wemelt van de hele citaten en halve allusies.

      1. gmknepper

        Dan zou mijn suggestie zijn, dat Constantijn in zijn visioen Apollo als zonnegod zag, en dat hij, althans volgens de lofprijzing van de panegyrist, daarin zichzelf herkende. Apollo zou, volgens Vergilius’ Ecloga, in de Gouden Eeuw over de hele wereld heersen, en voor een keizer is het dus wel zo nuttig om je in zo’n god te herkennen. Dat had indertijd trouwens ook Augustus gedaan, en dat maakt Constantijn dus meteen een Augustus redivivus (vandaar al die Augusteïsche allusies). Zoiets?

        1. gmknepper

          Misschien in dit verband niet zonder betekenis: Constantijn zou later de 4e Ecloga “christelijk” interpreteren, d.w.z. de beloofde vorst was Jezus.

        2. Er zijn geleerden die het zo lezen. Er is ook iets voor Alexander te zeggen. En eerlijk gezegd denk ik dat het allemaal tegelijk beoogd is door de spreker. Er zijn in de toespraak – maar niet op deze plek – ook verwijzingen naar Trajanus, die een model is voor Constantijns portretten.

  3. Manfred

    “in de apsis, die vaak in het oosten lag,”

    In het oosten van wat? In het oostelijk deel van een kerk zodat Constantijn het niet kon zien als hij ten westen van een kerk zat, of ten oosten van Constantijn zodat het in het westelijk deel van een kerk moest zitten om door Constantijn gezien te kunnen worden?

    1. In het oosten van de kerk.

      Ik bedoelde overigens niet dat Constantijn het in een kerk zag, maar dat de kerken werden ingericht om zijn droomvisioen te herdenken.

  4. Gert Boersema

    Misschien heb je geen plaatje van zo’n mozaiek met kruis in medaillon kunnen vinden omdat die in de tijd van Constantijn nog niet bestonden.

    1. Dat weten we niet zeker. Er zijn weinig pre-Constantijnse kerken. Van de Constantijnse kerken lijkt zo’n mozaïek te zijn geweest in de geboortekerk in Betlehem.

  5. Ton Spamer

    Hoe meer versies er van een niet te bewijzen gebeurtenis ontstaan zijn, des te minder blijft er feitelijk van over. Het lijkt mij vooral antieke Romeins/christelijke STER-reclame, bruikbaar voor ieders eigen straatje.

    1. Dit is iets te snel geredeneerd. De eerste tekst is contemporain. Er is iets gebeurd. Ik denk aan een halo, maar dat verklaart niet alles. Daarna is het verhaal als een lopend vuurtje rond gegaan. Wat je vooral ziet is de werking van de mondelinge overlevering. Die is in de Oudheid altijd aanwezig en het visioen van Constantijn is interessant omdat je die met een origineel kunt vergelijken.

  6. Ab R.C. Dabra

    Als Constantijn werkelijk iets heeft gezien kan het eventueel ook een zon-halo geweest zijn. Google maar eens op Sun Halo Cross.
    Een relatief ‘alledaags’ verschijnsel.

  7. Deze Joost weet het in ieder geval niet…

    Wat betreft het zowel heidens als christen zijn: dat lijkt van alle tijden te zijn. Bijvoorbeeld bij megalitische monumenten (waar bisschoppen en priesters zwaar tegen ageerden) werden tot in de 19e eeuw vruchtbaarheidrituelen uitgeoefend, terwijl ook in de kerk tot God werd gebeden om een kind. Gewoon een kwestie van op twee paarden wedden, denk ik, lekker pragmatisch…

    1. Precies. Alle religie is à la carte en dat weet ook eigenlijk iedereen. Het bizarre is dat historici het idee dat je óf christelijk óf heidens bent, wat een normatieve definitie is die alleen door dominees en bisschoppen wordt aangehangen, zolang hebben beschouwd als relevant.

  8. jacob krekel

    Dat óf óf denken is niet specifiek voor geestelijken, maar heeft meer te maken met de menselijke neiging te willen classificeren, in hokjes stoppen, en vervolgens consequenties te verbinden aan eigenschappen van het hokje waar je iemand in hebt gestopt. Daarbij voorbijgaand aan een belangrijke sociologische wet, nl dat de verschillen binnen groepen altijd groter zijn dan de verschillen tussen groepen.

    1. Manfred

      Ik betwijfel of dat een menselijke neiging is. Het lijkt meer een pre-wetenschappelijk neiging. Het zoeken naar verbanden tussen de soorten terwijl je het religieuze scheppingsverhaal niet wil ontkennen leidt tot classificatiedwang: het maken van steeds meer onderverdelingen van de schepping. Totdat een evolutietheorie structuur aanbrengt in de classificatiechaos.

      1. jacob krekel

        wat dacht u van Linnaeus? En dat pas enige orde kon komen na de ontdekking van de genetische code?
        Maar ik had het niet over de classificatie van soorten, maar over die van mensen op grond van een bepaald kenmerk. En zolang vrijwel iedereen blijft spreken over DE Chinezen, DE politici, DE Fransen, DE vrouwen, DE jongeren, enz enz en daar vervolgens consequenties aan verbinden (alle politici zijn – zoals bekend – zakkenvullers), zolang denken mensen in hokjes. En dat kan misschien ook niet anders. Waar het hier – als ik het een beetje heb begrepen – om ging was dat mensen ook heel goed passen in ogenschijnlijk tegenstrijdige hokjes, zoals b.v. christen en heiden, of christen en miljardair. En dat velen dat niet onderkennen waardoor ze niet een goed beeld hebben van wat de aanname van het christendom door Constantijn inhoudt.

  9. Heel interessant, benieuwd waar het naartoe gaat!

    Een klassiek boek over oude religies dat ik in mijn studietijd te lezen kreeg was Conversion van Nock (1933). Hij maakte als een van de eersten aannemelijk dat bekering pas mogelijk was tegen de achtergrond van de monotheïstische theologie. Jan Assmann heeft de afgelopen decennia in een aantal spraakmakende boeken laten zien dat de vraag naar ‘waarheid’ in de sfeer van de religie ook pas werkelijk relevant wordt met het monotheïsme.

    Ik vermoed daarom dat er voor Constantijn en zijn tijdgenoten geen enkel probleem was om de eer van de keizer te vergroten door Apollo’s, Alexanders, symbolen en interpretaties lukraak op elkaar te stapelen. Dat de vragen naar de feitelijke toedracht die jij stelt (“wie was die gedaante…” etc.) in hun horizon geen serieuze rol speelden en dus in dat opzicht misleidende vragen zijn. En dat pas zijn bekering tot het christendom de noodzaak bracht om – met terugwerkende kracht – waarheid en valsheid in de visioenen te gaan onderscheiden.

  10. Theo Joppe

    Ja Jona, haal je de koekoek dat dit allemaal positieve antieke bronnen zijn: merendeels kerkvaders/historici uit de vierde eeuw en later die hun (in hun ogen) christelijke held bewieroken, geheel volgens de regels van de klassieke rhetorica. Tot dat enigszins afgezaagde repertoire behoren ook de hemelse heerscharen en de twee goddelijke jongelingen op het slagveld (die komen we meer tegen). Je moet, denk ik, voorzichtig zijn het ’tradities’ te noemen: het zijn eerder elementen uit de trukendoos van elke redenaar, die moeiteloos in een redevoering of betoog konden worden ingevoegd. De aloude verwijzing naar de vierde Ecloga is daar een mooi voorbeeld van (want net zoals wij hadden de Romeinen eigenlijk geen idee naar wie daar nou werd verwezen).

    1. Natuurlijk zijn het elementen uit de trukendoos. Maar het is grappig dat er verschillende selecties uit de trukendoos worden gemaakt. En die vertellen wel wat, zie mijn boek!

  11. “kruis in medaillon”

    Medaillon of zegekrans? We komen christogrammen wel vaker tegen in een cirkelvormige omlijsting, maar ik zou er geen eed op durven doen wat die cirkel dan precies geweest is. Dus of het met het beruchte visioen te maken heeft weet ik ook niet. De cirkel is natuurlijk op zichzelf al een voldoende bekend element in de kunst dat je er ook niet heel veel achter moet zoeken. Maar ik ken dus sowieso al 4de-eeuwse christogrammen geplaatst in een cirkel van twee Romeinse villa’s in Engeland (Lullingstone en Hinton St Mary), een sarcofaag uit Algerije (Khirbet Um El’Amad) en nog eentje uit Rome (een duidelijk zegekrans). Die laatste zou dan ook weer overeen kunnen komen met Constantijn’s labarum, wat dan weer meer voor een zegekrans spreekt.
    De mooiste vind ik dan weer die van de sarcofaag van Domitilla uit c. 350 met een christogram-in-krans bovenop een kruis, soldaten eronder maar ook een adelaar die er boven lijkt te zweven en er zijn snalen in zet. Prachtig.

  12. Zeer interessant om over alle mogelijke visioenen van Constantijn te lezen en niet over slechts die ene die deze of gene auteur interessant vindt. Niettemin vraag ik me af of de theorie over apsismozaïek wel hout snijdt. Overtuigende voorbeelden ontbreken vooralsnog. Een paar opmerkingen.

    Eusebius zegt strikt genomen niet dat het ‘kruisvormig zegeteken bestaande uit licht’ door Constantijn in het westen gezien werd. Dat is neem ik aan jouw interpretatie van Constantijns bewering dat hij het teken zag “rond het middaguur, toen de dag al aan zijn terugtocht was begonnen”. Maar wat is hier het middaguur? Als Eusebius 12 uur ’s middags bedoelt (dus rond het 6e uur van de Romeinse dag), dan zal de zon niet in het westen hebben gestaan.

    Evenzeer noemt Lactantius geen hemels teken in het oosten. Wellicht doen de “verschillende auteurs” waarover je het hebt dat wel, maar ik weet niet goed welke auteurs je hier op het oog hebt.

    De oriëntatie van vroegchristelijke kerken is nog wel wat extra aandacht waard. In theorie was het richten van deze kerken op het oosten inderdaad wenselijk. Maar het moest wel praktisch mogelijk zijn. In een geplande stad als Ravenna, die na of kort voor de verhuizing door Honorius in 402 naar believen ingericht kon worden, was oriëntatie geen enkel probleem. Kijk maar eens naar de San Vitale, de kathedraal van Ravenna en de beide Sant’Apollinare-kerken: allemaal op het oosten gericht. In een organisch gegroeide warboel als Rome was oriëntatie veel lastiger. De basiliek van de Verlosser (thans San Giovanni in Laterano), gewijd in 324, is op het westen gericht. De Sint Pieter ook, wat ongetwijfeld samenhangt met de ligging tussen de Vaticaanse heuvel en de rivier. Idem met de Heilig Grafkerk in Jeruzalem, wat ook weer het gevolg zal zijn van de vorm van de helling daar. De Geboortekerk is wel netjes op het oosten gericht, maar wanneer is dat mozaïek met het kruis precies aangebracht? En vooral: heb je niet méér voorbeelden om je theorie te staven?

    1. Ja, dat middaguur, dat is een lastige. Je kunt er niet meteen iets westelijks van maken; zuidwestelijk kan ook. Het is de crux niet.

      Het droomverhaal van Lactantius is ook te vinden bij Malalas, bij een van die kerkhistorici rond 400 (naam is me even ontschoten en ik zit in de trein) en Philostorgius, maar die moeten we reconstrueren aan de hand van drie latere teksten. Die Byzantijnse teksten zijn echter niet elimineerbaar. Lactantius, Philostorgius en afstammelingen, Malalas en NN behoren tot dezelfde familie. Hier komt ook de tekst van het “Overwin hiermee” vandaan.

      Eusebius lijkt het verhaal over het nachtelijke droomvisioen van een sterrenkruis in het oosten te hebben gecombineerd met een lichtvisioen bij dag (al dan niet in het westen). Ik ben hier nog niet helemaal precies uit maar heb nog twee weken tot mijn deadline. 😉

      Het is geweldige materie, al was het maar omdat we met redelijke aannemelijkheid kunnen bewijzen dat er minimaal vier en vermoedelijk meer verhalen over het visioen van Constantijn de ronde deden tijdens zijn leven.

      Wat mij verbaast is overigens dat bijvoorbeeld met die snoeiharde, exact in 321 te dateren ruiterverschijning niet meer is gedaan.

      1. Bedankt voor de uitgebreide reactie. Ik blijf echter zitten met de claim dat Constantijn een teken specifiek in het oosten zou hebben gezien. Bij Lactantius staat alleen maar dat Constantijn in zijn droom de opdracht kreeg het ‘caeleste signum dei’ op de schilden te schilderen. Dat hij het gezien heeft, wordt geïmpliceerd, want de goede man zal toch een idee moeten hebben gekregen van hoe dat teken eruit zag. Maar over wáár hij het teken zag, zwijgt Lactantius.

        Bij Malalas, even de enige bron die ik hier bij me heb, vind ik het eerlijk gezegd ook niet. Die heeft het letterlijk over een kruis (stavros), maar zegt alleen dat Constantijn het in zijn slaap aan de hemel (en tooi ouranooi) zag. Mijn is dus of er echt een tekst is waarin letterlijk staat dat het teken in het oosten werd waargenomen. Zo niet, dan is de connectie met een apsismozaïek gericht op het oosten, wel erg dun. Constantijn had zijn droom bij de genoemde auteurs ongetwijfeld in de nacht. De zon kon dus overal staan, ergens onzichtbaar tussen noordwest en noordoost, maar waarschijnlijk niet pal in het oosten, want dan zou het immers ochtend zijn geweest.

  13. Het verhaal van de hemelse legermacht doet mij ook denken aan 2 Makkabeeën 3: 22-28, waar een hemelse ruiter te paard met twee jongemannen Heliodorus verhinderen de tempelschat te Jeruzalem te roven.

    1. Ja, die kerels hadden het druk: de oudste vermelding is ergens in de zesde eeuw in de teen van Italië, maar ze verschenen ook aan het Regillijnse Meer, ten tijde van Marius, bij de uitvaart van Julius Caesar. In “Stad in marmer” heb ik er geloof ik vijf bij elkaar geharkt. Er zal wel ergens een mooie Duitse dissertatie over zijn. Die zou ik best willen lezen, bedenk ik.

      1. Castor en Pollux bleven ook na Constantijn populair in Rome. Er is wel geopperd dat de kerk van Santi Cosma e Damiano aan de rand van het Forum Romanum als een soort christelijke tegenhanger van de cultus van Castor en Pollux op datzelfde forum is gesticht: een christelijke tweeling tegenover een heidense tweeling. Kerk en tempel liggen ca. 100 meter uit elkaar. De kerk is ergens tussen 526 en 530 gebouwd onder Paus Felix IV en als de theorie over de tegenhanger klopt, dan is dat een goede indicatie van de voortdurende populariteit van bepaalde heidense culti in Rome, in dit geval ruim 200 jaar na Constantijns hemelse teken.

  14. Tijdens mijn lunchpauze verveel ik je nog even met een suggestie voor een ander apsismozaïek met een kruis: dat van de Santa Pudenziana in Rome. Dat mozaïek is veel ouder dan dat van de Sant’Apollinare in Classe. Het is gemaakt tijdens het pontificaat van Paus Siricius of dat van zijn opvolger Paus Innocentius I, dus tussen 384 en 417. Het toont een met juwelen bezet kruis boven het met een halo omgeven hoofd van Christus. Geen kruis-in-medaillon dus, maar wel iets wat in de buurt komt. De kerk ligt aan de oude Via Urbana op de Esquilijn. Door de geografie van de heuvel en de eerdere bebouwing (een badhuis of leerlooierij) is de apsis op het westen gericht, zoals bij zoveel kerken in Rome.

Reacties zijn gesloten.