MoM | Vrouwenrechten

piazza_armerina_eutropia_ab
Een voorname dame en haar gevolg (Piazza Armerina)

Een paar jaar geleden was ik adviseur voor een nooit gemaakte TV-serie over Nederland in de Romeinse tijd. Met een knappe archeoloog schreef ik ten behoeve van de scenaristen een verhaal over allerlei aspecten van het toenmalige leven. Dat werd lastig toen de beoogde programmamaker ons verzocht ook iets te schrijven over de positie van de vrouwen in de genoemde periode. Een simpele vraag, een gerechtvaardigde vraag, maar ook een vraag waarop nauwelijks een antwoord mogelijk is.

Het probleem is, zoals altijd, dat we te weinig informatie hebben. De teksten die we hebben, gaan vrijwel allemaal over de Mediterrane wereld en niet over grensprovincies in het hoge noorden. Frustrerend.

Maar, kan iemand nu tegenwerpen, hebben we niet het enorme corpus van het Romeinse Recht? Staan daar niet allerlei regels in?

Het antwoord is ja. Daar staan allerlei regels in. En wat nog leuker is: we weten dat die regels merendeels niet het resultaat waren van vrijblijvende spielerei – al zijn er uitzonderingen – maar dat er reële vragen aan vooraf zijn gegaan. En toch is het problematisch.

We kennen het Romeinse Recht voor een zeer groot deel uit de verzameling die bekendstaat als het Corpus Juris Civilis, dat bestaat uit een leerboek (de Instituties), een verzameling wetten (de Codex), een enorme collectie juridische adviezen (de Digesten) en een reeks toegevoegde nieuwe wetten (de Novellae). Deze collectie is door de jurist Tribonianus tot stand gebracht tijdens de regering van de zesde-eeuwse keizer Justinianus. Het staat vast dat de klus, minus de latere Novellae, is geklaard in slechts enkele jaren tijd: tussen 528 en 534.

Tribonianus stond aan het hoofd van een team, maar ook dan is de vraag is hoe zo’n enorm werk zo snel tot stand kon worden gebracht. Het ging namelijk niet alleen om het verzamelen van het bestaande recht, maar ook om het aanpassen en harmoniseren. De verklaring laat zich raden: er waren al leerboeken, er waren al codices, er waren al verzamelingen juristenrecht.

Die komen uit Beiroet, waar een belangrijke juridische school was. (De wapenspreuk van de stad is Berytus nutrix legum, “Beiroet is de voedster van de wetten”.) Dit betekent dat de zesde-eeuwse collectie teruggaat op een oudere verzameling, die vrijwel zeker in de vierde of vijfde eeuw is opgesteld in Fenicië. De juristen zullen vooral aan de eigen situatie hebben gedacht. Een oosterse situatie dus.

De in Beiroet verzamelde bepalingen stammen op hun beurt weer uit Italië, waar de wetten over het algemeen óf teruggingen op Senaatsbesluiten óf voortkwamen uit keizerlijke regelgeving. Het merendeel stamt uit de eerste twee eeuwen van onze jaartelling. Wat we Romeins Recht noemen is dus in feite een Byzantijnse, zesde-eeuwse bewerking van een vierde-eeuwse op Fenicië gerichte verzameling van Italiaanse regelgeving uit eerste en de tweede eeuw. Deze regelgeving richt zich vooral op Romeinse burgers – en dat waren de bewoners van de Lage Landen in de eerste twee eeuwen bepaald niet allemaal. Pas in 212 maakte keizer Caracalla alle vrije mannelijke ingezetenen tot burger.

Wat ik met dit alles wil betogen, is vooral dat er aanleiding is tot enige scepsis. Die kun je echter ook overdrijven. We hebben wel wat bronnen voor het voorjustiniaans recht, een eeuw geleden verzameld door Salvatore Riccobono in drie boekjes met de welluidende titel Fontes Iuris Romani Antejustiniani. Daaruit kun je afleiden dat de aanpassingen nu eens oppervlakkig waren en dan weer structureel. Kortom: het kan vriezen en dooien en je kunt er niet zonder meer van uitgaan dat het Corpus Juris Civilis van toepassing is op de situatie in de Lage Landen. Niet als optekening van het hier geldende recht en zeker niet als beschrijving van de werkelijke verhoudingen.

Nog een laatste punt. Het idee dat er in één staat altijd één rechtsstelsel zou bestaan, is bij uitstek negentiende-eeuws, toen eenheidsstaten ontstonden. Dat het Romeinse Recht overal zou hebben gegolden en dat een optekening uit Beiroet ook in de Lage Landen geldig zou zijn geweest, is gewoon een voorbarige aanname. Het is een voorbeeld van een negentiende-eeuwse visie die nog altijd bij ons is.

Als dit stukje een moraal heeft, is het een dubbele: een goede oudheidkundige weet hoe bronnen zijn ontstaan en welke beperkingen er daardoor zijn én herkent de negentiende eeuw als die in de weg zit.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Deel dit:

13 gedachtes over “MoM | Vrouwenrechten

  1. eduard

    Dank Jona, voor dit stukje. Ik heb geregeld de Griekse en Latijnse Novellae er op nageslagen om te kijken hoe ik een vroeg-Byzantijnse Latijnse term in het Grieks moet vertalen en andersom, maar me tot mijn schande nooit echt afgevraagd wat het verhaal achter die hele codex is. Zo heb ik ook nooit gecontroleerd of een bewering waar is die ik in de “cultureclash” discussie vaak tegenkom, namelijk dat (onder veronderstelde invloed van het christendom) al in Justinianus’ codex de status van slaaf als een anomalie wordt behandeld, waarvoor veel juridisch knip- en plakwerk vereist is.

  2. henktjong

    Ik hoop dat het niet kunnen beantwoorden van de vraag naar de rechten van de vrouw in de Romeinse tijd er de oorzaak van was dat die serie niet doorging?

    1. Nee, zie boven. Het was de TV-maker ook niet echt aan het verstand te brengen dat sommige dingen niet langer te weten zijn. Ik zie het momenteel ook bij de boeken over Constantijn die ik doorneem: iedereen heeft antwoorden, ook waar die redelijkerwijs niet te geven zijn en het presenteren van de puzzel het beste is wat we kunnen doen.

  3. A. Harmens

    Er bestaat toch nog de Codex Theodosianus, die weliswaar alleen wetten en rescripten vanaf keizer Constantijn bevat en dus laat-antiek is, maar toch ook wel wat invloed heeft gehad op de vroege “Barbaarse” (sorry voor deze term) koninkrijken? En deze is ouder dan de Codex Justinianus. De handschriftelijke overlevering van deze tekst in het Westen is zelfs redelijk omvangrijk. Aan de andere kant geldt natuurlijk ook voor deze optekening dat het verschil tussen de vermeende algemene geldigheid van de wet en de feitelijke receptie ervan binnen het gehele rijk waarschijnlijk groot is.

    1. Yup, het probleem dat u in de laatste zinnen aansnijdt is er, en opnieuw geldt: waar is de collectie samengesteld? Vrijwel zeker niet in het Rijnland, als schiet me wel een rescript te binnen dat Keulen betreft: een tekst die joden toestaat zitting te nemen in de gemeenteraad.

  4. mnb0

    “Pas in 212 maakte keizer Caracalla alle vrije mannelijke ingezetenen tot burger.”
    Daaruit volgt logischerwijs dat vrouwen geen burger hadden, dus we weten wel iets.

  5. jacob krekel

    In beginsel kun je uit teksten die in beginsel over iets anders gaan wel wat afleiden over het recht in de betreffende periode. Ik dacht b.v. aan de historiën van Gregorius van Tours. Ik heb dat werk al geruime tijd geleden gelezen, maar ik meen me toch te herinneren dat je daar impliciet heel wat uit kunt afleiden over het geldende recht, b.v. tav koop en verkoop, eigendomsverhoudingen e.a. Maar ik heb er toen niet systematisch op gelet. Misschien is zelfs Caesar wel een goede bron voor het recht in deze streken.

  6. Roger Van Bever

    Jona, weer zeer boeiende blog!
    In de ‘periferie’ van het Romeinse Rijk zullen ongetwijfeld een aantal eigen (geschreven of ongeschreven) rechtsregels overgebleven zijn, die de Romeinen oogluikend hebben moeten toestaan, al was het maar omdat ze misschien niet in staat warenhun eigen rechtsregels daar te handhaven. Er is ook ad hoc wetgeving geweest. Een voorbeeld, weliswaar uit de Republiek, is de ad hoc anti-luxe wetgeving, waaronder de lex Oppia, die in 215 BCE in volle Punische oorlog van kracht werd; dezelfde indieners van de wet hebben twintig jaar later, toen de schatkist weer wat voller was een voorstel ingediend om de wet af te schaffen, wat geschiedde tot groot ongenoegen van Cato maior. In mijn Latijnse leesclub hebben we erover gelezen in Titus Livius, AUC, XXXIV, 1-255. Wij hebben ons toen ook afgevraagd of die wet ook gold voor andere steden in Italië, die in de macht van Rome waren.
    Zie: https://web.archive.org/web/20130726043608/http://www2.ulg.ac.be/vinitor/rida/2004/Agati%20Madeira.pdf
    In dit artikel is er ook discussie over de tekst van Livius, m.n. over de juridische betekenis betekenis van het werkwoord ‘habere’. Ulpianus (kwam uit Tyrus) en heeft veel aan de verschillende corpora bijgedragen en wees op de dupliciteit van de term ‘habere’:’
    …“Habere” dupliciter accipitur: nam et eum habere dicimus, qui rei
    dominus est et eum, qui dominus quidem non est, sed tenet: denique habere
    rem apud nos depositam solemus dicere…
    Ik zeg dat, omdat we pakweg de eerste paar eeuwen AD toch sterk aangewezen zijn op literaire bronnen.
    Dan is er nog een ander probleem: hoezeer doorkruiste het keizerrecht de normale wetgeving?
    Maar het ging je in deze blog echter over de positie van de vrouw bij de Romeinen. Ik heb enige jaren geleden bij de VU Arnhem een cursus gevolgd gegeven door een classicus over de positie van de vrouw in de Grieks-Latijnse oudheid. Het was heel interessant, maar zoals vaak ben je na een tijdje al veel vergeten.
    Daaruit bleek dat de positie van de vrouw bij de Romeinen onder alle antieke beschavingen de sterkste was, althans sinds ze ‘sine manu’ kon trouwen.

  7. …De teksten die we hebben, gaan vrijwel allemaal over de Mediterrane wereld en niet over grensprovincies in het hoge noorden. Frustrerend…

    Nog even terzijde, misschien is het niet waar, maar in de Engelse Wikipedia las ik dat Wet van de Twaalf Tafelen betreft, las ik ergens, ik dacht in de Engelse Wikipedia, dat Cicero beweerde dat hij ze als schooljongen nog van buiten had geleerd, maar dat verder niemand dat nog deed.
    Dat het Romeinse recht niet overal gold in de door Rome veroverde gebieden wordt geïllustreerd door het recht dat van toepassing was op de ‘vreemdelingen’, de ‘peregrini’, die in deze gebieden woonden, het zgn. ius gentium, (niet te verwarren met het volkenrecht). Je had twee soorten peregrini, de inwoners van steden die zich verbonden hadden met Rome (de ‘peregrini certae civitatis’): die mochten hun eigen rechtsregels behouden, maar hadden geen burgerrechten of politieke rechten in Rome, tenzij op voorspraak van een hoogstaande Romein. De inwoners van steden die zich na een lange strijd aan de Romeinen hadden overgegeven (de ‘peregrini dedicitii’) waren slechter af: ze stonden onder Romeinse jurisdictie en hadden helemaal geen burgerrechten of politieke rechten. Dit was nogal een behoorlijk discriminatie in rechten en plichten tussen deze ‘peregrini’ en de ‘gewone’ Romeinse burgers. Xenofobie?
    De Constitutio Antoniana van AD 212 gaf aan alle vrije mannen van het Romeinse Rijk het burgerrecht. De keerzijde van de medaille was dat ze wel verplicht waren om belasting te betalen en daar was het Caracalla vooral om te doen, vermoed ik. Maar de ‘peregrini dedictii’ hebben, zo vermoedt men, niet meer rechten gekregen dan tevoor. De ‘peregrini certa civitatis’ wel, maar alleen als ze vrije mannen waren. Ik weet echter niet of dat nog een ingrijpende invloed gehad heeft op de rechten van de vrouwen die in deze gebieden van het Romeinse Rijk woonden. Waarschijnlijk zijn de beschikbare gegevens te weinig, zoals je zegt, Jona. Inderdaad frustrerend. Daarbij komt nog dat bijna alles of misschien alles wat we over de Romeinse vrouw weten door mannen geschreven is.

    1. Roger Van Bever

      Foei! Correctie: paragraaf 2 moet zijn:

      Nog even terzijde, misschien is het niet waar, maar in de Engelse Wikipedia las ik over de Wet van de Twaalf tafelen dat Cicero beweerde dat hij ze als schooljongen nog van buiten had geleerd, maar dat verder niemand dat nog deed.
      Mijn excuses!

Reacties zijn gesloten.