Bemmel – niks “noordelijkste villa”

(foto Rijkswaterstaat)

Leuk archeologie-nieuws gisteren: bij Bemmel, even ten noordoosten van Nijmegen, is een belangrijk Romeins grafveld gevonden. U leest er hier meer over, een stukje dat gisteren op de website van De Volkskrant bovenaan het lijstje “meest gelezen” stond. Terecht, want het is echt een mooie ontdekking.

Er is echter wel een probleem. Er zit een koe van een fout in het bericht en die is niet gemaakt door de journalist. De fout is overgeschreven uit het persbericht van Rijkswaterstaat dat u hier vindt. Het gaat over de rijkdom van de grafcultuur en de bijbehorende grafgiften, die …

betekent dat er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een Romeinse villa in de nabijheid moet liggen; wellicht de meest noordelijke in het Romeinse rijk.

We kennen in Nederland noordelijker gelegen villa’s. Uit de Betuwe schieten me zo snel Elst-Aamsepad en Ingen te binnen. Iets verderop zou je kunnen denken aan Cothen en Houten. Het feit dat ik naar makkelijk toegankelijke websites kan linken, toont dat deze redelijk algemeen bekend zijn. Over de villa’s in noordelijke Engeland hebben we het dan nog niet. Wat er ook in Bemmel gevonden moge zijn – en het is leuk! – het is niet de meest noordelijke villa in het Romeinse Rijk en iedereen met belangstelling voor de Oudheid kan dat weten.

Sterker nog: mensen herkennen het. Ik zat gisteren in de trein, terugkomend van een colloquium over – o ironie! – overdreven persberichten, toen iemand me via de chatfunctie van Twitter vroeg of het mij ook zo had gestoord. Eerlijk gezegd niet, twitterde ik terug. Iedereen zou immers wel herkennen dat iets als “de meest noordelijke zó chique villa” bedoeld moest zijn geweest en vooral blij zijn voor de betreffende opgravers.

Met die reactie maakte ik me schuldig aan een redenatiefout die je wel vaker tegenkomt: je bent zelf blij met iets, kunt je niet goed voorstellen dat anderen er anders over denken en ziet daardoor iets door de vingers waar anderen wél aanstoot van nemen. Nu ik vanmorgen mijn mail open en zie dat vier mensen me hierover hebben geschreven, herken ik mijn redenatiefout. Twee van mijn vier correspondenten zijn verbaasd over die noordelijkste villa en vragen alleen of dit waar is; de twee anderen zijn al een stap verder, constateren dat het nieuws voor de zoveelste keer niet klopt en veroordelen in één adem door de hele Nederlandse oudheidkunde.

Zoals gezegd: het is een fout die je vaker tegenkomt. Dat een voorlichter in zijn eigen enthousiasme blind is voor informatie die scepsis voedt, is misschien wel de gebruikelijkste fout die mensen maken als ze schrijven of spreken over de oude wereld. Het is o zo menselijk. Alleen wie nooit ergens enthousiast over is, wordt nooit door zijn eigen enthousiasme weggedragen.

Ik ben echter weleens bang dat Romeins Nederland zijn eigen grootste vijand is: in ons enthousiasme voor iets dat echt prachtig is, negeren we hoe verschrikkelijk kritisch het publiek aan het worden is – ik breng de Nijmeegse aquaductenaffaire weer eens in herinnering.  Doordat we onze berichten niet voldoende op die critici afstemmen, gooien we vooral olie op het vuur.

En dat is jammer. Want vondsten als die in Bemmel zijn prachtig en verdienen het om in De Volkskrant (of welk ander medium dan ook) bovenaan te staan in het lijstje van meest-gelezen berichten.

Deel dit:

37 gedachtes over “Bemmel – niks “noordelijkste villa”

  1. Hier is natuurlijk gewoon sprake van invloed van het Latijn. In die taal kan de overtreffende trap ook betekenen dat die villa “zeer noordelijk” is, en dat is ze natuurlijk ook, voor ’n Romeinse villa een stuk noordelijker dan gebruikelijk.

      1. Paul

        Volgens mij ging prof. dr. J.E.A.Th. Bogaers pas in 1991 met emeritaat, wat hem niet belette door te werken…

      2. Roger Van Bever

        Ik kan me niet voorstellen dat het verschil tussen de Latijnse superlativus absolutus en de superlativus relativus het Nederlands van de opstellers beïnvloed heeft! De mededeling was in het Nederlands en kennelijk bestond het tweede lid van de vergelijking in hun gedachten uit de gehele verzameling villa’s tot nu toe gevonden zijn in het noorden Ik neem aan dat Marcel Plaatsman dit als een satirische opmerking heeft bedoeld (niet slecht!).
        Van jou, Jona, zou ik wel eens willen weten, of jouw opmerking serieus bedoeld is en hoeveel archeologen nog bedreven zijn in het Latijn. Terwijl ik dit schrijf denk ik dat ik me in de maling laat nemen.😕

      3. Roger Van Bever

        Krijg ik nou nog een antwoord op mijn vraag of is ze te stom voor jou om op te antwoorden?

  2. De villa zelf is overigens niet gevonden. Dat is dan weer grappig. Al bij al wel weer gaaf. Hopelijk gaan de vondsten naar het Valkhof Museum.

  3. Rudmer Koopal

    Er staat in het bericht van Rijkswaterstaat: “wellicht de meest noordelijke in het Romeinse rijk”. De voorlichter of schrijver houdt even een slag om de arm. De Volkskrant heeft het over:
    “Dat zou dan de tot dusver bekend meest noordelijke villa zijn van de Romeinen”. Dat is de conclusie van de Volkskrant, maar staat niet in het bericht. Tenzij mondeling iets anders is gezegd door Rijkswaterstaat.
    Ik vind niet dat Rijkswaterstaat iets te verwijten valt, maar juist de Volkskrant: die hebben kennelijk geen weet van de vondsten in Houten en Cothen.
    De reactie van CK slaat helemaal nergens op dat de archeologie in Gelderland nogal besloten is Misschien is dit oud-zeer, ik merk er mbt tot deze vondst niets van, zie https://www.gelderlander.nl/betuwe/ook-babyskelet-gevonden-bij-opgraving-romeins-grafveld~a3359138/
    En dan die twee correspondenten die meteen weer de hele Nederlandse oudheidkunde veroordelen, tjonge tjonge…..

    1. Wellicht of niet: Rijkswaterstaat begint over de noordelijkste villa en zet de krant op het verkeerde spoor.

      1. Je kunt er inderdaad niet zomaar van uitgaan dat een journalist weet waar in Nederland villa’s zijn gevonden. De archeologen die voor Rijkswaterstaat werken, weten het wel. De vraag is: hebben zij het persbericht nog gelezen voordat het de deur uitging? (Even aannemend dat het niet door de archeologen zelf is opgesteld, want dan zou het wel een schertsvertoning zijn.)

        1. Rudmer Koopal

          Bij het woordje ‘wellicht verwacht ik dat een journalist dit ook zo overneemt en niet er over heen stapt en er “tot dusver bekend” van maakt. Dat is een eigen interpretatie.

    2. Het veroordelen van de hele Nederlandse oudheidkunde is langzamerhand vrij gangbaar. Belangrijker is: er is ook wel enige aanleiding. In de aquaductenaffaire zaten de critici fout, maar het verwijt dat alles wat Romeins is wordt uitvergroot terwijl andere zaken (onze eigen IJzertijd, de IJsselmeerpolderwrakken…) worden verwaarloosd, snijdt hout. Classici en archeologen kennen elkaars methoden niet en rekenen elkaars conclusies af op normen die “de ander” niet herkent. De problemen zijn reëel. Ik zie zelf veel dat mooi is – zoals het stukje hierboven – maar we moeten erkennen dat er serieuze problemen zijn. Het is echter te vroeg om de hele Nederlandse oudheidkunde af te schrijven.

      1. Rudmer Koopal

        Probleem is bekend en reëel. Dat betekend niet dat we met de wolven moeten gaan meehuilen, Stel dat er is stond Islamitische of Joods, en alles daarmee werd over een kamp geschoren: dan had Nederland op zijn kop gestaan.
        De critici die de gehele Nederlandse oudheidkunde in zijn geheel veroordelen als er weer iets is, mag je gewoon van repliek dienen en op hun domheid wijzen, juist publiekelijk.

        1. Ik geef mensen liever gelijk als ze gelijk hebben en ongelijk als ze het niet hebben. Dat geldt voor wetenschappers en voor hun critici. En liefst ook voor mezelf.

          1. Rudmer Koopal

            Ik geef mensen ook gelijk als ze gelijk hebben en ongelijk als ze het niet hebben, maar ik ga niet mee als het willen gebruiken om hun eigen vooroordelen en ideologie uit te dragen.
            Geen waarheid zonder waarachtigheid (oprechtheid).

            Zo, en nu ga ik me alvast verheugen op 27-29 april als het tijdens Romeinenweek in Bemmel wordt tentoongesteld. Kom je ook Jona?

  4. Paul

    Bij het Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie (TMA) is het intussen het grootste grafveld “ever found in the Netherlands”. Discuss…..

    1. René Voorburg

      Wat inderdaad ook niet waar is, zelfs niet voor de Romeinse tijd, ik denk alleen al aan twee grafvelden nabij Zoelen. Ik ben echter geen archeoloog van professie, dus gebruik deze stelling niet als ware het een persbericht 😉

  5. mnb0

    “veroordelen in één adem door …”
    is eveneens een welbekende drogreden: de haastige generalisatie. Dat rechtvaardigt nog niet de blunder van zowel Rijkswaterstaat als journalist en iedereen die betrokken is geweest. Want Engeland. “Wellicht de noordelijkste in Nld” had ik me nog kunnen indenken, want zo uit mijn hoofd heb ik de breedtegraden van Bemmel, Cothen en Houten ook niet paraat.

      1. Dirk

        Van archeologie weet ik niet zo veel, maar als onderwijzer vallen taalfouten me wel op…

    1. mnb0

      Ook de groei kan stijgen – als je het ene jaar een groei van 1% hebt en het volgende een groei van 3%.
      Dus lol inderdaad, maar om een iets andere reden.

  6. Jeff

    Hetzelfde ‘verslaggevertje’ (ironie!) dat het stukje over het Bemmelse grafveld in De Volkskrant schreef, Maarten Keulemans, is ook verantwoordelijk voor het stukje in een belangrijk dagblad van onze zuiderburen: De Morgen (De kranten werken volgens mij veel samen).
    Daar maakt hij het nog veel bonter!!
    Onder de titel ‘Unieke Romeinse begraafplaats ontdekt bij Nederlands dorpje’, schrijft hij als ondertitel: ‘Zeldzame vondst doet vermoeden dat Romeinse Rijk verder noordwaarts uitstrekte dan gedacht’.
    Het moet niet gekker worden, toch?

    https://www.demorgen.be/wetenschap/unieke-romeinse-begraafplaats-ontdekt-bij-nederlands-dorpje-bbdc630b/1zNn9X/

    1. Rob Duijf

      Het moet inderdaad niet gekker worden, Jeff. Het is de taak van de journalist om altijd zijnbronnen te checken, ook al is dat afkomstig van een persbericht van Rijkswaterstaat.

      Jona merkt terecht op dat hij dat ‘wellicht gedaan heeft, maar vervolgens verkeerd is geïnformeerd. Het artikel in De Morgen doet het ergste vrezen.

      Nu is het wel zo dat de druk op redacties alsmaar toeneemt en dat er nauwelijks tijd is om bronnen afdoende te verifiëren. Verder vraag ik mij af of het ronkende koppenwerk van betreffende journalist afkomstig is. Daarvoor heb je ‘koppenmakers’ bij de krant. Dat is geen excuus. De journalistiek en de commercie achter de media moeten zich dit ernstig aantrekken.

      Dat zegt een journalist, by the way…

      Overigens hebben we alleen een grafveld. Hartstikke mooi en geweldig, maar kom op jongens, even back to Earth!

  7. jacob krekel

    Wat een gedoe over zo’n foutje. Eens met de conclusie van Rob Duijf. Prachtige vondst, en dan moet je je om oneffenheden in een krant niet druk maken. Iedereen die van een bepaald terrein veel weet kan moeiteloos de oneffenheden en fouten in een krant aanwijzen, maar dat helpt niets. Gegeven de randvoorwaarden waaronder journalisten moeten werken valt het eigenlijk best mee. Ook is het heel mooi dat een Volkskrantartikel over deze vondst een meest gelezen artikel was. Tel uw zegeningen!

    1. Dat is het punt niet dat ik maak. Ik ben zelf ook enthousiast. Het gaat me erom dat het persbericht van Rijkswaterstaat koren was op de molen van de sceptici. Terwijl het te verhinderen was.

      Het gebrek aan professionaliteit dreigt Romeins Nederland behoorlijk op te breken. Je kunt niet uitgerekend de bevolkingsgroep die mee-denkt en kritisch is, negeren en je voorlichting beperken tot mensen die alles slikken voor zoete koek. Dat is gemakzuchtig.

      De beste communicatiestrategie is dat je sceptici niet negeert, want dan zijn ze kwaad als ze een fout herkennen, maar uitlegt hoe het wetenschappelijk proces werkt en gemaakte fouten gewoon erkend. Die simpele les heeft Rijkswaterstaat niet geleerd.

      1. Rob Duijf

        Ik kan het eigenlijk alleen maar met je eens zijn, Jona.

        Van de publieksvoorlichting van Rijkswaterstaat mag je professionaliteit en deskundigheid verwachten. Nu ga ik er vanuit dat de afdeling voorlichting wordt gevoed door de opgraver die is ingehuurd om dit klusje te klaren.

        Het lijkt mij dat het opgravingsbedrijf dé instantie is die de informatie levert. Als de publieksvoorlichter van de opdrachtgever niet in staat is om vragen te beantwoorden, dient deze door te verwijzen naar de opgraver, cq de projectarcheoloog die verantwoordelijk is voor de opgraving.

  8. Theo Joppe

    Heren, heren toch! In plaats van zo te mopperen op andermans onvolkomenheden zou ik eerder blij zijn (a) dat zo’n belangrijke vondst is gedaan, en (b) dat Rijkswaterstaat daar zéér zorgvuldig mee is omgegaan. Dat is niet zo vanzelfsprekend, natuurlijk, want er moet ook nog een snelweg komen voor de jachtige forens…

    Wat ik veel interessanter vind is de context van deze begraafplaats. Inderdaad: waar kwamen die mensen dan vandaan? Zoveel ‘rijke’ mensen zullen er niet in één villa hebben geleefd. Dus was dit een centrale begraafplaats voor de hele regio? Of zien we hier één familie over een aantal generaties? Ben benieuwd wat een vervolgonderzoek laat zien.

    1. Meestal gaat het om verschillende generaties.

      En nogmaals: het gaat me niet om de archeologische zorg van Rijkswaterstaat, waarover ik blij ben, maar om de wijze waarop ze critici voeren. Rijkswaterstaat hoeft de mail niet te antwoorden, ik heb binnen 24 uur alweer twee mensen te woord moeten staan. En ik zou graag mijn eigenlijke werk in rust willen doen.

      1. Theo Joppe

        Ik leef met je mee, ook ik sta geregeld binnen 24 uur twee mensen te woord… 🙂 Maar zonder gekheid, wees blij dat mensen je weten te vinden en je oordeel op prijs stellen. Dat krijg je met dit blog. En ja, de formulering was niet helemaal exact maar nee, om dáár nu zo’n punt van te maken?

        1. Ja, ik maak daar een punt van. Mijn vak is waardevol maar er is (deels terechte kritiek) op; door die te voeren, verergert een organisatie als Rijkswaterstaat de problemen.

          Ik heb weleens het idee dat veel mensen die actief zijn in de humaniora het eigenlijk niet nodig vinden ze te verdedigen. Anders gezegd: het zijn juist de mensen die ervoor zouden moeten opkomen, die de humaniora eigenlijk al hebben afgeschreven.

          En hoewel ik misschien wat humorloos overkom: ik vind dat heel erg.

          1. Theo Joppe

            Ja, ik weet hoe je erover denkt. Maar je ziet het veel te somber. In de dertig jaar of zo dat ik in de wetenschappelijke uitgeverij werk zie je juist de laatste jaren een soort opleving van de jongere generatie: in publicaties natuurlijk; maar ook in mijn privé-omgeving zie ik verbazingwekkend veel jonge mensen die de Oudheid leuk vinden en – o gruwel – zelfs Klassieke Talen of Theologie gaan studeren; niet als een bevlieging, maar uit echte interesse. En ik woon, eh, nogal in de provincie.
            Die mensen zijn de beste verdediging.
            Zelf nader ik het punt waarop ik volgens sommige Romeinse bronnen van de brug zou moeten worden gegooid; en het is zeker waar dat het hele vakgebied jarenlang stil is blijven staan. Maar dat is nu echt aan het veranderen. Dus ik maak me daar niet zo’n zorgen over. Nu nog, en daar heb je gelijk in, een mooie campagne om dat allemaal ook financieel zeker te stellen. Maar daar ga ik helaas niet over.

Reacties zijn gesloten.