MoM | De onmiddellijke context

Het is een bekende truuk van populisten: een rauwe uitspraak doen (“alle moslims zijn terroristen”) en dan, als er kritiek komt, zeggen dat het ironisch was, of een hyperbool, of dat je niet alles letterlijk moet nemen. Dat kan oprecht waar zijn, maar ondertussen heeft de achterban de serieuze kern achter de grap gehoord en geconcludeerd dat bepaald gedachtegoed in goede handen is bij een spreker die zulke extreme uitspraken doet. Eén en dezelfde taaluiting kan dus op twee manieren bedoeld zijn geweest.

De dubbelzinnigheid kan natuurlijk ook onbedoeld zijn. Een misverstand. Toen Els Borst de behandeling van de euthanasiewet had afgerond, zuchtte ze “het is volbracht”, wat door enkele christelijke volksvertegenwoordigers werd uitgelegd als een sneer naar hun geloofsovertuiging, aangezien het Goede Vrijdag was. In dit geval konden ze gewoon aan Borst vragen of ze haar opmerking kwetsend had bedoeld, maar wat doe je als je het niet meer kunt vragen? Met andere woorden, wat doe je als een in het verleden geschreven tekst meerduidig is?

In zulke gevallen gaan je aannames een belangrijke rol spelen. Je kunt althans niet controleren of deze juist zijn. Dit is natuurlijk het geval bij de Oudheid. In de negentiende eeuw, de tijd waarin de moderne overheid ontstond, meende men dat er ook in de Oudheid één overheid voor één staat voor één volk voor één taal voor één machtsgebied moest zijn met één wet en één leger met één strategie en één grens. Een grens die men scherp op de kaart meende te kunnen trekken. Zo ontstond in Duitsland, waar de obsessie met eenheid het grootst was, belangstelling voor de Romeinse Rijksgrens. Fragmenten uit Velleius Paterculus en Annaeus Florus werden gelezen alsof ze daarop betrekking hadden, archeologische vondsten werden vanuit dit perspectief geduid.

Dat hoeft geen onzin te zijn – een oudheidkundige doet er doorgaans verstandig aan negentiende-eeuwse Duitse geleerden héél serieus te nemen – maar soms gaat het fout. Eén voorbeeld is Florus’ opmerking dat na de slag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. een rijk waarvan de uitbreiding door de Oceaan niet tot stilstand kon worden gebracht, werd begrensd door de Rijn (Epitome 2.30.38). De Altertumswissenschaftler lazen dit als een constatering dat de Romeinen na de genoemde veldslag de Rijn als grens namen. Alle archeologische vondsten op de oostoever werden automatisch vóór 9 gedateerd. Inmiddels denken we te weten dat de slag niet leidde tot het ontstaan van een Rijngrens. De Romeinen kenden invloedssferen en trokken geen scherpe grenzen.

Of de nieuwe interpretatie correct is, is nu even niet belangrijk. Waar het mij om gaat is dat de voorkennis van de lezer invloed heeft op zijn interpretatie. De negentiende-eeuwers konden niet anders dan scherpe grenzen zien, omdat dat hun denkkader was. Toch hadden ze het probleem kunnen herkennen als ze rekening hadden gehouden met de “onmiddellijke context”. Florus schreef in de tweede eeuw en schreef voor tweede-eeuwers. Hij schreef niet voor mensen in het jaar 9. De passage laat zich lezen als commentaar op de versterking van de Rijngrens ten tijde van Trajanus en Hadrianus: in de tweede eeuw was de rivier wél de grens geworden van het rijk.

Het herkennen van de onmiddellijke context wil nog weleens een misverstand of een overbodige hypothese helpen voorkómen. Een ander voorbeeld: drie jaar geleden besteedde De Volkskrant aandacht aan de theorie van Henriette Broekema dat het lijdensverhaal van Jezus was gevormd n.a.v. de Sumerische Dumuzi-mythe. Je kunt het verhaal over de ondergang en dood van Jezus op twee manieren duiden: door te kijken naar de joodse achtergrond en door te kijken naar een Sumerische achtergrond. Eén theorie is Jezus’ directe, eigen context, de andere context ligt twee millennia eerder en honderden kilometers verderop.

Alleen al om deze reden is het beter de evangeliën te lezen met naast je op tafel uitgaven van de Dode Zee-rollen, de Mishna, Flavius Josephus en de Henochitische literatuur. Dat lost ook niet alle problemen op, maar je komt minder snel tot een misleidende hypothese dan als je kijkt in de mythologie van een vreemde cultuur. De onmiddellijke context kan dus, ceteris paribus, een handige vuistregel zijn om waarschijnlijke en minder waarschijnlijke hypotheses en interpretaties te scheiden.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Deel dit:

6 gedachtes over “MoM | De onmiddellijke context

  1. mnb0

    “Waar het mij om gaat is dat de voorkennis van de lezer invloed heeft op zijn interpretatie.”
    Dit gaat nog wel een stapje verder. Wetenschapsfilosofen hebben er op gewezen dat zonder een theorie het simpelweg onmogelijk is om enig feit te interpreteren. Het schijnt dat Bruno Latour er zinnige dingen over heeft geschreven, dus van hem wil ik nog eens wat lezen.

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Actor-netwerktheorie

    https://www.boomfilosofie.nl/media/2/wij_zijn_nooit_modern_geweest_9789089537720.pdf

    Het lijkt miij dat Latour jouw MoM stukje van vandaag van een zinnige context voorziet.

  2. “In de negentiende eeuw, de tijd waarin de moderne overheid ontstond, meende men dat er ook in de Oudheid één overheid voor één staat voor één volk voor één taal voor één machtsgebied moest zijn met één wet en één leger met één strategie en één grens.”

    Is dat dan niet ook een hyperbool, die we niet helemaal letterlijk moeten nemen? Wat je gaat ons toch niet werkelijk vertellen dat men in de negentiende eeuw dacht dat iedereen in het Romeinse Rijk Latijn sprak en nog nooit van Grieks, Aramees of Koptisch had gehoord?

    1. mnb0

      Ze wisten in de negentiende eeuw al lang dat in staten vele talen konden worden gesproken; ze hoefden alleen maar naar het Habsburgse Rijk te kijken. Maar ook was er in elke 19e eeuwse natiestaat een streven naar één dominante taal (twee dan in het Habsburgse Rijk, omdat het een dubbelrijk was). Dat was gemakkelijk te projecteren op het Romeinse Rijk.

      1. Maar dat is precies mijn punt: Jona maakt onvoldoende onderscheid tussen een normatief uitgangspunt (“er moet één taal zijn in ons land”) en een feitelijke situatie (“er is één taal in ons land”). Zoals ik al eens eerder heb proberen aan te geven, zulke normatieve uitgangspunten komen doorgaans juist dáár voor waar de feitelijke situatie NIET in overeenstemming met dat uitgangspunt. Je noemt nu het Habsburgse Rijk, maar een negentiende-eeuwse Duitser hoefde maar in zijn eigen Duitse Bond of – na 1871 – Duitse Rijk te luisteren om naast Duits ook Deens, Tsjechisch, Pools en zelfs Frans en Italiaans te horen. Dat mensen, ook geleerden, in die tijd normatieve uitgangspunten op de Oudheid gingen projecteren staat op zichzelf niet ter discussie, maar met het volstrekt absolute karakter van Jona’s bewering heb ik moeite.

        Nogmaals: geen negentiende-eeuwse geleerde zal ooit hebben volgehouden dat binnen het Romeinse Rijk één taal werd gesproken. En één wet? Toevallig zag ik vanmiddag in een boekje uit 1890 een beschrijving van de ‘arrabo’, een soort vooruitbetaling die in het Romeinse recht aanvankelijk vreemd was, maar uit het Griekse recht gekopieerd is. Dus hoezo één wet? De bewering over één leger snap ik eigenlijk niet eens. Is het nu opeens fout om over “het Romeinse leger” te spreken?

        Kortom, als je klaagt over hyperbolen, is het minder sterk ze zelf te gebruiken.

  3. Je gebruikt het begrip “ceteris paribus”, maar zelfs in de fysica is het al moeilijk te definieren wat die overage omstandighedden zijn. Dat geldt dan voor een scherp begrensd probleem.
    In de geschiedkunde lijken me die nog veel moeilijker vast te leggen zodat er een scherp verschil is tussen twee theorien over hetzelfde fenomeen / probleem

  4. A. Harmens

    De grenzen van de natiestaat moeten we niet projecteren op de grenzen van het Romeinse Rijk, maar de vraag is ook of we de Europese douane-unie op de grenzen van het RI kunnen projecteren.

Reacties zijn gesloten.