De dood van de messias (1)

Jezus’ prediking

Toen Ivo de Wijs de Woutertje Pieterse hertaalde voegde hij aan Multatuli’s boek een slothoofdstuk toe waarin de titelheld natuurlijk trouwt met Femke en ook een echte baan vindt: pater Jansen zorgt ervoor dat de jongen conservator wordt in een etnografisch museum. Een briljante vondst. Ik meen me te herinneren dat De Wijs Woutertje maakte tot conservator van het Missiemuseum in Steyl, waar ik vorige week ben wezen kijken en de foto nam die u hierboven ziet. Dit schitterende houtsnijwerk maakt deel uit van een kerkdeur, vervaardigd door een Yoruba-kunstenaar uit Nigeria, George Bandele. Gemaakt in 1962 is het ongeveer een eeuw te jong om te zijn verworven door conservator Pieterse, maar soit: ik heb het toch maar mooi gezien en het vormde aanleiding voor de blogstukjes van de komende dagen.

***

Hierboven ziet u dus Jezus’ prediking. Wat hij predikte, is in één zin samen te vatten:

De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.

God zou persoonlijk komen om de wereld te besturen, de natuur zou veranderen, de zondaars en de rijken zouden worden bestraft en de laatsten zouden de eersten zijn.

Zoals van een joods religieus leider werd verwacht, had Jezus ook ideeën over de juiste levenswijze, de halacha. De Joden waren immers het uitverkoren volk en een goede Jood beantwoordde die genade door de Wet goed na te leven. Maar hoe? We weten dat Jezus echtscheiding verbood – het is een van de “hardste” aspecten van zijn leer – en het staat ook vast dat hij tegenstander was van eedaflegging. Was hij over deze twee punten wat strenger dan zijn tijdgenoten, over de sabbat was hij dan weer wat liberaler: als je op de sabbat een dier mocht redden, waarom zou je dan geen mens mogen redden? Jezus zal ook wel iets over de spijswetten te melden hebben gehad en over de reinheidsregels lijkt hij, anders dan bijvoorbeeld de farizeeën, te hebben gedacht dat het niet nodig was dat iedereen zich eraan hield.

Het zijn aspecten die vér staan van onze wereld en die nauwelijks doorklinken in het huidige christendom, maar die voor toenmalige Joden cruciaal waren. Het was in de halachische discussies dat een Joodse religieuze leider toonde wie hij was en het was middels de halacha dat een religieuze stroming zich van andere stromingen afbakende.

Het veelvoud aan Joodse opvattingen hing samen met het feit dat de Joden het over tal van zaken oneens waren. Farizeeën, essenen, sadduceeën en de aanhangers van charismatici als Johannes de Doper en Jezus van Nazaret hadden verschillende (vaak impliciete, soms expliciete) uitgangspunten om tot conclusies te komen. Het Evangelie van Marcus bevat een mooie passage waarin Jezus en een andere schriftgeleerde, die elkaar hebben ontmoet op het Tempelplein, het hebben over de uitgangspunten. In de Nieuwe Bijbelvertaling:

Een van de schriftgeleerden … kwam dichterbij en vroeg: “Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?”
Jezus antwoordde: “Het voornaamste is: ‘Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.’ Het op een na belangrijkste is dit: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.”
De schriftgeleerde zei tegen hem: “Inderdaad, meester, wat u zegt is waar: hij alleen is God en er is geen andere god dan hij, en hem liefhebben met heel ons hart en met heel ons inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers.”
Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en zei tegen hem: “U bent niet ver van het koninkrijk van God.” En niemand durfde hem nog een vraag te stellen.

Er gebeurt hier nogal wat. Om te beginnen: de meeste van de gesprekken in het Nieuwe Testament zijn, om eerlijk te zijn, nogal ruzieïg van toon. Iemand daagt Jezus met een vraag uit, deze geeft lik op stuk. Dit keer zijn de twee gesprekspartners het echter ronduit eens. Nog opvallender is dat ze elkaar vinden in het standpunt dat naastenliefde belangrijker is “dan alle brandoffers en andere offers”: niet bepaald wat je zou verwachten als je staat op het plein van de Tempel, waar priesters elke dag een offer opgedroegen om de Verbondsrelatie te onderhouden.

De passage is vrijwel zeker authentiek. Het zou te ver voeren het hier in detail uit te leggen – u leest het maar na in Israël verdeeld – maar ik wijs op één prachtig punt. Marcus geeft er nergens blijk van dat hij de farizese argumentatieleer kent, maar hier hebben we het oudste voorbeeld in de Joodse literatuur van het type argument dat bekendstaat als gĕzērâ šāwâ (“hetzelfde onderdeel”). Daarin wordt de betekenis van een woord in een zin verduidelijkt door het te vergelijken met het hetzelfde woord in een andere zin: in dit geval wordt dus het liefhebben van God verduidelijkt door te verwijzen naar het liefhebben van de medemens, terwijl liefde voor de medemens wordt uitgelegd als het liefhebben van God.

Geen unieke visie. “God is voor een sterveling een andere sterveling te helpen,” zou Plinius de Oudere een generatie later schrijven. Het was niet voor dit standpunt dat Jezus zou worden gekruisigd.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

22 gedachtes over “De dood van de messias (1)

  1. Jezus antwoordde: “Het voornaamste is: ‘Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; [..].”
    De schriftgeleerde zei tegen hem: “Inderdaad, meester, wat u zegt is waar: hij alleen is God en er is geen andere god dan hij [..]”

    Ik verbaas me er nog steeds over dat christenen nog steeds de kriebels krijgen als ze het eerste deel van de shahada van een moslim horen (lā ʾilāha ʾillā llāh). Daarbij realiseren ze zich niet dat niet alleen elke Arabisch-sprekende medegelovige God met ‘Allah’ aanspreekt, maar dat de bewoording door jezus zelf ook gebruikt is, en dat hetzelfde zinnetje ook kernonderdeel van hun eigen geloof uitmaakt.

    1. mnb0

      Kijk, daar heb ik nou nooit bij stil gestaan. Dat terwijl ik dat eerste deel van de shahada ik weet niet hoe vaak gehoord heb, dankzij mijn huwelijk met een moslima en mijn LAT-relatie met andere.
      Dank u wel.

  2. Leo Heynen

    “…..Commentatoren spreken over Jeshu-ha-Notzri (dit is Jezus) met verwijzing naar het goddeloze koninkrijk Edom, aangezien dat zijn land was…. Hij werd opgehangen op de vooravond van het Paasfeest…..Hij was dichtbij het Koninkrijk dat is in rangorde van opvolging…. Ze zeggen dat zijn moeder afstamde van vorsten en heersers, ……”
    Lexicon Talmudicum, sub ‘Abanarbel’ en
    Talmud Babli Sanhedri 106b, 43a, 51a.

    Dit citaat ontnam ik aan ‘Koning Jezus’, een roman van Robert Graves. Deze tekst is authentiek, maar Graves’ verhaal is natuurlijk een alternatief voor het leven van de persoon, over wie we vrijwel niets met zekerheid weten.
    Waarom zou Jezus een ‘religieuze leider’ zijn geweest in de geest van Johannes de Doper? Hij feestte veel en graag, at en dronk stevig, en keerde zich regelmatig ’tegen de wet’. Eens riep hij (volgens Lukas) zelfs in drift uit: “En diegenen die niet wilden dat ik Koning zou zijn, breng hen hier en sla ze dood”.
    Met veel meer recht kan men naar mijn bescheiden mening beweren dat Jezus een lid was van de heersende Maccabees-Herodiaanse Koninklijke familie. Maar toen hij als opstandeling door Pilatus werd gekruisigd, ging de familie uiteraard ondergronds. Rome had namelijk de hebbelijke gewoonte om de hele familie van zo’n opstandeling af te slachten. En ze hadden al het een en ander meegemaakt met die lastige Hasmoneeën.
    Net als elk ander mag Jona Lendering denken over Jezus en zijn omgeving wat hem goed dunkt. Maar breng het dan niet als ‘de juiste interpretatie’.

    1. Niet elke interpretatie is evenveel waard. Wat je hierboven schrijft doet al geen recht aan de bronnen.
      – “Hij feestte veel en graag”: dat blijkt uit geen enkele vroege bron.
      – “Hij keerde zich regelmatig ’tegen de wet'”: dat is onjuist, want Jezus geeft volgens de evangeliën nu juist de ware uitleg van de wet.
      – “Eens riep hij… sla ze dood”: dat komt uit een parabel over een koning.

      Met andere woorden, je verdraait de bronnen en dus is je uitleg niets waard. Daarom is de uitleg van Jona in elk geval juister. Dat wil niet zeggen dat ik het volkomen met Jona eens ben.

    2. Dirk

      Jezus feestte, en daarbij werd gegeten en wijn gedronken. Door de bijwoorden “veel” en “stevig” toe te voegen, wek je de indruk dat hij dat bovengemiddeld deed. Zelfs als dat zo was, maakt hem dat niet automatisch ongeschikt om door zijn volgelingen als religieus leider beschouwd te worden. Het is niet omdat hij dezelfde soberheid aan de dag legde als Johannes, dat ze geen raakpunten gehad kunnen hebben, zoals een eindtijdverwachting en een oproep tot bekering.

    3. Leo,
      Cor heeft al aardige kanttekening bij je ‘bronnen’ gezet, ik voeg daar aan toe dat nergens uit blijkt dat Rome Jezus ooit zag als opstandeling, of dat Rome de gewoonte had ‘de hele familie van een opstandeling uit te roeien’.

      Kijk, dát is nu een goed voorbeeld van nepnieuws verspreiden.

  3. Roelof

    Dat Jezus’ familie (of relevanter, de hele groep rondom Jezus) niet gedood werd leert ons vooral dat Jezus op dat moment een ‘Marginal Jew’ (leerzame boekjes trouwens..) was. Verder niets. Vrijwel geen spoor van (de historische) Jezus te vinden buiten de evangelïen. De Talmoed kan wat dat betreft natuurlijk ook niet als serieuze bron worden aangedragen.

  4. Leo Heynen

    Beste Cor (en dan?),
    Het citaat van Jezus staat in Lucas 19:27. Het wordt vrijwel nooit geciteerd, want ‘het past niet’. Maar het zijn echt Jezus’ woorden: “Doch die vijanden van mij, die niet wilden dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen”. Daar is geen woord Chinees bij.
    Verder is het een kwestie van formuleren: Jezus at met tollenaars en zondaars, enz. Eenmaal werd hij tijdens een diner ‘gezalfd’. Minder serieus is dat hij in Kanaän water in wijn veranderde. Interpreteer het zoals je wilt. Hij had soms wel degelijk problemen met de wet, dat is bekend. Bij Johannes vaart hij zelfs uit tegen Joodse leiders, en noemt hun Vader een mensenmoordenaar (zie de opdracht van God aan Mozes om de volkeren van het land uit te moorden).
    Ik verdraai niets. We weten (vrijwel) niets van Jezus, en dan is het al heel fraai dat er in oude Joodse geschriften toch nog iets is gevonden. Hier volgt het complete citaat van Robert Graves:

    “…..Commentatoren spreken over Jeshu-ha-Notzri (dit is Jezus) met verwijzing naar het goddeloze koninkrijk Edom, aangezien dat zijn land was….
    Hij werd opgehangen op de vooravond van het Paasfeest…..Hij was dichtbij het Koninkrijk dat is in rangorde van opvolging.
    Balaam de Gebrekkige (dit is Jezus) was drieëndertig jaar, toen Pintias de Rover (d.i. Pontius Pilatus) hem doodde….Ze zeggen dat zijn moeder afstamde van vorsten en heersers, maar verkeerde onder timmerlieden.” Lexicon Talmudicum, sub ‘Abanarbel’ en
    Talmud Babli Sanhedri 106b, 43a, 51a.
    Maria verkeerde niet onder timmerlieden, maar onder Maccabeeën, een bijnaam van de Hasmoneeën sinds Judas de Maccabeeër, die ‘de timmermanshamer hanteerde’, d.w.z. timmerman was.

    1. Beste Leo,
      Misschien moet je de teksten nog eens lezen. De woorden in Lucas 19 komen wel uit Jezus’ mond volgens Lucas, maar het zijn de woorden van de koning in de gelijkenis die Jezus uitspreekt. De manier waarop jij het neerzet is een verdraaiing.
      Dat Jezus at met zondaars en tollenaars enz. heeft niets te maken met ‘veel feesten’. Dat is niet zomaar een willekeurige interpretatie, maar de tekst zelf geeft geen enkele aanleiding deze verhalen te lezen alsof Jezus een feestbeest was. Wederom verdraai je de bronnen.
      Het is helemaal niet ‘bekend’ dat Jezus problemen met de wet had. Volgens de evangeliën had hij slechts problemen met bepaalde uitleggingen van de wet. Wat de historische Jezus van de wet vond, valt lastiger te achterhalen.
      In Johannes noemt Jezus de duivel de vader van de Joden. Wederom verdraai je de bron ernstig. Walgelijk dit.
      Het citaat uit die Joodse bron is historisch waardeloos omdat het pas eeuwen na Jezus is geschreven.

          1. Leo Heynen

            Cor een professional? Hij durft niet eens zijn achternaam te vermelden. Hij is het die mijn woorden steeds verdraait. Waar heb ik beweerd dat Jezus een feestbeest was? Ik heb slechts gezegd dat hij niet te vergelijken is met Johannes de Doper die in de woestijn leefde, een kamelenharen kleed droeg en sprinkhanen at. Op geen van mijn argumenten gaat Cor in. En in Lucas 19:27 mag Jezus dan in een gelijkenis spreken; het is voor elkeen duidelijk dat hij het over zichzelf heeft. Verder zei Jezus nog: “Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’. Maar wellicht heeft Jezus wel helemaal niets gezegd van dat alles. We weten het niet, want zijn familie en volgelingen waren als de dood voor de Romeinen. Voorlopig houd ik het erop dat hij van koninklijke bloede was, deels Hasmonees en deels Herodiaans (uit Edom). Dat lijken mij nog de minst onbetrouwbare bronnen.

  5. Helemaal eens met de Jona’s identificatie van de kern van Jezus’ prediking. Maar de karakterisering van het gesprek uit Marcus 12 als ‘vrijwel zeker authentiek’ vind ik problematisch. Wat bedoel je daar mee? Als het betekent: zo is het vrijwel zeker echt gebeurd, dan ga ik daar niet in mee.

    Naast methodische redenen steun ik daarbij op een artikel van J. Magliano-Tromp, ‘Heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf: De oorsprong van het christelijke dubbelgebod’ (2006). Hij betoogt, samengevat, het volgende: het samen voorkomen van de twee geboden is een secundaire ontwikkeling, omdat ten eerste er in Marcus alleen gevraagd wordt naar het belangrijkste gebod, niet naar het een na belangrijkste. Lucas en Matteüs pogen dit glad te strijken. Ten tweede komt het enkele gebod van de naastenliefde vaak alleen voor in het NT: in Paulus en Jakobus is het de vervulling van de wet of het hoofdgebod. En in Mat komt het ook los voor naast andere geboden (19:19) Daarnaast is er de gulden regel, die kan maar niet hoeft te worden opgevat als samenvatting van de wet. De gulden regel en het naastenliefdegebod als variant daarvan is zo algemeen dat deze niet aan Jezus hoeft te worden toegeschreven om het voorkomen ervan in het NT te verklaren. Maar ook het schema “houding richting God-richting mensen” was algemeen bekend. De specifieke invulling van de combinatie met geboden uit de Tora komt alleen in Marcus voor (en afgeleid in Mat en Luc). Conclusie: de combinatie is het werk van Marcus die een bekend Hellenistisch schema wilde gebruiken. Tot zover Tromp.

    Dit laat onverlet dat hier de techniek gzara shwa gebruikt wordt, maar dit is geen argument voor een oudere traditie: ook de zeer Hellenistische auteur van Hebreeën past deze techniek toe.

    Dus in de vroegste christelijke traditie was het gebod voor naastenliefde, c.q. de gulden regel, belangrijk, en deze werd niet per se aan Jezus toegeschreven. Daarnaast komt het liefhebben van God als belangrijkste gebod in Joodse bronnen vaker voor. Het zou pas verbazend zijn als Jezus dat niet genoemd zou hebben.

    Men zou kunnen stellen dat Marcus gebruik heeft gemaakt van een verhaal waarin Jezus naar het belangrijkste gebod gevraagd werd, en dat hij antwoordde dat het ging om God lief te hebben. Uiteraard moest de gesprekspartner het daarmee eens zijn. Dit kan verklaard worden als een typische scene, waarin de vroege christenen uitdrukten dat Jezus een van de belangrijkste van de Joden deelde.

    Is er dan niets karakteristieks aan dit verhaal dat aan de historische Jezus gelinkt kan worden? Misschien wel. Typisch voor Jezus is dat hij steeds vraagt naar de bedoeling van specifieke geboden. Hij vraagt door naar de wil van God. De wil van God was belangrijk in de context van de komst van het koninkrijk van God. Zo gezien is het plausibel dat er continuïteit is tussen Jezus die eerder gespitst is op de wil van God dan op individuele voorschriften en het vroege christendom waarin de samenvattingen van de wet (naar mijn inschatting) relatief prominent figureren.

    Als dit klopt, zou ik niet zeggen dat dit verhaal uit Marcus ‘vrijwel zeker authentiek’ is, maar dat het een verhaal is waarin Jezus neergezet wordt als een goede leraar die zijn prioriteiten op orde heeft, wat een idealisering is van wat plausibelerwijze op Jezus teruggaat. Jezus had het, bij wijze van spreken, kunnen zeggen.

    Maar ook dit is een hypothese.

  6. Volgens mij maakt de nieuwe vertaling een belangrijke fout: ‘Het op een na belangrijkste is dit’ (Marcus 12: 31). Daaruit zou je kunnen afleiden dat het tweede gebod iets minder belangrijk is. Maar in het Grieks staat: ‘het tweede, hetzelfde” (deuterê hautê). In de parallelle tekst in Mattheus 22: 39 lezen we: deutera homoia autêi, “het tweede, daaraan gelijk” (hier doet de nieuwe vertaling het wel goed). Dus niet het op één na belangrijkste, maar even belangrijk. Toch een belangrijk verschil.

    1. Beste Bert van der Spek,
      De NBV is hier uitstekend, want her staat niet ‘hetzelfde’, maar ‘deze’, althans, als je de accenten van de kritische editie volgt. Bij ‘hetzelfde’ zou er een acutus op de laatste lettergreep moeten staan. Matteüs strijkt Marcus juist glad. Een toelichting op deze passage in de Nieuwe Bijbelvertaling is te vinden in MAW 2007/1: https://www.bijbelgenootschap.nl/misc/maw/MAW_2007-1.pdf (pdf).

      1. Bedankt voor de tip. Mooi artikel van Matthijs de Jong die ik hoog acht. Ik weet nog niet of ik overtuigd ben. Veel hangt af van die acutus. Ik meen in beide evangeliën toch iets te voelen van: ‘je vraagt om het eerste belangrijkste gebod. Daar trap ik niet in. Voor mij zijn er twee en die even belangrijk’ en de schriftgeleerde in Marcus beaamt dat. Jezus houdt daarvan, de vraag van de vragensteller op onverwachte wijze te interpreteren. Ik zou n.l. niet weten waarom Matteüs iets zou moeten gladstrijken.

  7. Prachtig, ontroerend, deze kunst van Bandele en leuk dat je ons erop attent maakt, Jona. Ik wil dat museum ook wel eens gaan bekijken. De historiciteit van Jezus wordt m.i. alleen nog door een aantal diehards aangevochten. Dit was voor mij aanleiding om eens na te gaan hoe andere godsdiensten naar Jezus kijken. Leerzaam! Leert veel over de relativiteit van religie. Zie de volgende sites:
    http://coldcasechristianity.com/2017/who-is-jesus-according-to-other-religions/
    https://en.wikipedia.org/wiki/Religious_perspectives_on_Jesus
    Bandele doet mij denken aan Romaanse kunst.

  8. Willem H. Kranendonk

    “God is voor een mens een medemens te zijn,” zo wordt Plinius geciteerd, althans in vertaling. Maar dit is onbegrijpelijk Nederlands. Wat stond er in het Latijn?

    1. Leo Heynen

      Ik zou bijna zeggen: ‘Homo homini lupus’, maar dan denk ik meer aan Cor, die precies weet welke Bijbelpassages wel en welke niet kloppen. Wat een wetenschap in dit land!

    2. Oei. Goed dat je erop wijst. Het Latijn is: God is voor een sterveling een sterveling te helpen (deus est mortali iuvare mortalem). Hetzelfde sentiment maar het staat er toch anders. Ik verbeter de tekst.

      Ik vind het overigens geen onbegrijpelijk Nederlands.

  9. Misschien een wat late reactie (en enigszins off topic):

    Al tijden vraag ik mij af of het correct is de door het humanisme en “moderne” christendom afgekondigde wereldwijde broederschap (en onze schuld aan alles wat waar dan ook gebeurt) terecht terug gevoerd kan worden op het “Heb uw naaste lief als uzelf”. M.a.w. staat voor “naaste” slechts de stamgenoot (jood) of inderdaad ook de vreemdeling of zelfs vijand. Indien dat laatste niet het geval is, wie zijn dan de aanstichters van deze interpretatie en is die ook bestreden?

Reacties zijn gesloten.