Alles van waarde is kwetsbaar (5)

d’Hoop (gevelsteen aan het fietspad door de Sint-Luciensteeg, Amsterdam)

De culturele sector is verward. Ik heb hierboven beschreven wat het einddoel is en wat nodig is om dat te bereiken, dat we dat niet halen en hoe dat komt. Hetgeen me brengt bij de samenvatting en een prangende vraag:

Voel ik me niet een beetje belachelijk dat ik vasthoud aan een ideaal dat onhaalbaar is?

Als ik mag samenvatten: er is iets waardevols aan het verdwijnen. Hoewel ik schrijf over de oude wereld en sommige problemen (zoals het feit dat de limes-organisaties alles verdubbelen) specifiek zijn voor mijn vak, denk ik dat een ander deel van wat ik heb verteld valt te generaliseren naar de gehele culturele sector en humaniora. Volgens mij hebben alle betrokkenen te maken met een reeks zo niet identieke dan toch vergelijkbare of in elk geval herkenbare problemen.

  1. Verlies van focus: de humaniora zijn er om je eigen denkbeelden te contextualiseren. Dat kan op allerlei manieren en hoeft niet iedere seconde centraal te staan, maar we moeten er wel op terug blijven komen.
  2. Een aanbod dat is gericht op het scheppen van belangstelling zonder dat er aanbod is dat die belangstelling rechtvaardigt. Anders gezegd, het ontbreekt aan een opbouw van de informatie, waardoor mensen er niet achter kunnen komen waar het feitelijk om draait. Hierdoor raken juist de meer geïnteresseerde mensen ervan overtuigd dat er geen diepgang is en werkt het aanbod averechts.
  3. Het ontbreken van proactieve bestrijding van wetenschapsscepsis (de “tweede lijn”)
  4. Als oorzaken van dit alles: interne verdeeldheid, de al sinds de jaren tachtig te korte opleidingen, afhankelijkheid van partijen met andere belangen (boekenbranche) of zonder veel inzicht (limes).
  5. Wetenschapsjournalisten die niet goed weten wat ze ermee moeten.

Ik vrees dat het laatste het belangrijkste is. Journalisten zijn een multiplier, die een signaal versterken en dus belangrijk zijn om een onderwerp over het voetlicht te krijgen. Als de journalistiek echter niet goed weet waar het echte nieuws zit, kan ze het verkeerde beeld versterken. Dat is met de Oudheid het geval.

Zoals ik beschreef zijn er twee vicieuze cirkels. Enerzijds besteden de media betrekkelijk weinig aandacht aan de humaniora omdat ze er weinig vertrouwd mee zijn, maar doordat het weinig aandacht krijgt, raken journalisten er ook niet mee vertrouwd. De eerste twee van de hierboven genoemde factoren veroorzaken nog een tweede cirkel: een onderwerp komt vooral aan bod met triviale feitjes en niet met wat er eigenlijk gebeurt, waardoor het onderwerp onderschat blijft en de pers er alleen naar kijkt om de gekke weetjes.

Ik heb hierboven zaken genoemd waarmee ik probeer uit die vicieuze cirkels te raken: ik ben betrokken bij “Oog op de Oudheid”, probeer methoden uit te leggen in Methode op Maandag en met filmpjes en ik geef in het boekje over Constantijn dat ik met Vincent Hunink maakte aan waar sommige voetangels en klemmen liggen. Ik denk echter dat er meer nodig is als we de structuur willen herstellen waarin we de humaniora goed over het voetlicht kunnen brengen.

Of is het te laat? Omdat de kwetsbaarheid deels “binnenin” zit en omdat degenen die de humaniora het meest zouden moeten verdedigen, niet altijd even effectief optreden, is hulp van buitenaf onontbeerlijk, maar ik vrees dat degenen die zouden kunnen helpen allang hebben geconcludeerd dat de bestudering van de Oudheid diepgang ontbeert en dat het niet de moeite loont je er werkelijk in te verdiepen. Ik weet niet of  we uit de vicieuze cirkels zullen komen.

Dus om de vraag te beantwoorden of ik mezelf niet een beetje belachelijk vind door vast te houden aan een ideaal dat onhaalbaar is – tja, ik denk soms van wel. Ik heb een aantal projecten te lang laten doorlopen, vaak tegen beter weten in, in de hoop dat we erin zouden slagen iets te verbeteren. Dat is zelden gelukt en dat maakt me wel een beetje belachelijk ja. Maar niet belachelijker dan iemand die in een zinkend schip vergeefs zegt dat er een lek is. Weliswaar verdrinkt iedereen dan toch en bereikt zo iemand dus niets, maar het komt me voor dat het beter is te hebben geprobeerd de zaak te redden dan te hebben weggekeken. Als dat belachelijk is, dan ben ik maar belachelijk.

Deel dit:

21 gedachtes over “Alles van waarde is kwetsbaar (5)

  1. Wat echt belachelijk is, is hoe weinig discussie over doelen en middelen er is. De limes die je met recht en redenen hekelt, is een doel in zichzelf. De universiteiten missen professionaliteit en maatschappelijke betrokkenheid. De musea kijken alleen naar bezoekersaantallen. Alle coördinatie is zoek. Dat is pas echt belachelijk.

  2. Ik heb in mijn digitale bibliotheek 329 pdf’s (3,7 GigaByte) aan historische wetenschappelijke artikelen, complete dissertaties. 10 GigaByte aan kaarten en afbeeldingen over die onderwerpen.

    Ik kan met sites als Livius.org en wikipedia uren lang verhaalsporen volgen door elke denkbare periode en landstreek.

    Ik kan mijn interesses bespreken in online forums met mede-geinteresseerden.

    Ik kan auteurs van artikelen een e-mail sturen met een vraag, en dat wordt dan meestal prompt beantwoord.

    Ik las ook Prisma pockets over geschiedenis in mijn jeugd, maar vergeleken met de mogelijkheden van vandaag was dat toch maar behelpen.

    Natuurlijk moet je enorm opletten voor onzin, maar als je een beetje oplet dan is dit een periode van ongekende rijkdom aan informatie over geschiedenis.

    1. Het probleem zit in het “enorm opletten”. We bieden de mensen niet de middelen om zich dat aan te leren. Denk aan de fysicus die, ongehinderd door enige hermeneutische kennis, een Bijbelverhaal letterlijk neemt en voor een verondersteld wonder even een verklaring uit de mouw schudt. Zo iemand heeft nooit aangeleerd welke complicaties er zijn – en wij oudheidkundigen tonen het ook niet.

      1. mnb0

        “We bieden de mensen niet de middelen om zich dat aan te leren.”
        Jawel, juist jij doet dat wel. En al die goede geschiedenisboeken die ik de laatste tijd gelezen heb doen dat ook. Je grote zorgen zijn terecht, maar je kansen zijn lang zo slecht niet als je lijkt te denken. Het is nog lang geen uitgemaakte zaak dat het schip zinkt. Blijf dus nog maar een tijdje roepen.

        1. Ik doe dat wel, maar ik ben marginaal. Ik kan duizend dingen goed doen (en zo goed ben ik echt niet), maar één kwakhistoricus bij De Wereld Draait Door richt meer schade aan dan tien goede historici kunnen compenseren.

      2. MH

        Het is geen kwestie van ‘middelen’, het is een kwestie van tijd. Vroeger las ik boeken. Daarna begon ik te downloaden. Nu verzamel ik bookmarks naar materiaal dat ik ooit nog eens hoop te downloaden. Maar ik geraak steeds verder achterop. Mijn enige hoop is dat ik in het hiernamaals alles zal te weten komen. Maar ik ben er toch niet echt gerust in.

        1. Daarom is het ook zo belangrijk dat online-wetenschapsvoorlichting niet bestaat uit het aanleveren van nóg meer content, maar in het bedenken van artificiële intelligentie om dat te ontsluiten wat goed is.

          Uiteraard doet niemand daar iets aan.

          1. MH

            Het gaat over organizatie en disseminatie (o.a. onderwijs) van kennis, over het overbruggen van de afstand tussen specialist en leek, over vertrouwen en authoriteit, over het onderscheid tussen zin en onzin, over de fragmentering van het wereldbeeld. Het gaat over beschaving en cultuur: wat is de minimum bagage die een gecultiveerd mens zou moeten hebben.

            Dat niemand er iets aan doet komt misschien omdat de problematiek niet voldoende uitgediept is en het dus niet duidelijk is waar en hoe te beginnen. Een theoretische fundering lijkt mij hier onontbeerlijk. Ik denk dat je de zaken te beperkt ziet (je eigen discipline) en een snelle oplossing zoekt, dat je alleen het topje van de ijsberg ziet. Het gaat over een problematiek die raakt aan de fundamenten van de westerse beschaving. Een verkeerde inschatting van de problematiek kan alleen maar tot frustratie leiden. Het zal een werk van lange adem worden.

  3. A. Minis

    Ik begrijp eerlijk gezegd ook niet waarom Jona Lendering zo somber is, ook niet na lezing van zijn teksten 2, 3, 4 en 5. Ik heb de indruk dat hij teveel waarde hecht aan de rol van journalisten. Je moet nu eenmaal niet alles geloven wat journalisten schrijven. Uitzonderingen (bijv. Govert Schilling) daargelaten. Als u op hen rekent als verspreiders van kennis, zult u somber blijven, mijnheer Lendering! dan blijft u hun tips geven tot u scheel ziet, zonder veel resultaat, vrees ik.
    Over Govert Schilling gesproken…hij schrijft toegankelijke niet al te dure kleine boeken (Fontaine uitgeverij) . Als dat over sterrenkunde kan, waarom niet over Oudheidkunde? Dan schrijft u wat uw hart u ingeeft. Wie weet een mooie reeks “Over de Methode”. Zou niet een uitgever zo gek kunnen krijgen?
    Maar, zoals gezegd door Lotti, er wordt al veel kennis doorgegeven op het Internet. Ik houd er niet van, want ik krijg hoofdpijn van het lezen op een scherm, maar goed, de meesten van ons hebben er plezier van. Ook wat die boeken van vroeger betreft ben ik het met haar eens. Ik had als scholier ook Prisma-, Aula en Picturaboekjes, waarvan ik sommige nog zeer waardeer (bijv. Keizer Julianus door Bidez) maar die waren toch niet van die kwaliteit die je tegenwoordig aantreft. Zoiets moois als ”The Complete Roman Army” had ik als scholier dolgraag gehad, om maar een voorbeeld te noemen.
    Ik geloof wel dat de universitaire studies vroeger grondiger waren, er was nu eenmaal meer tijd. Maar ik kan dat niet beoordelen, al vrees ik dat mijnheer Lendering daarover met enige reden wat somber is.

    1. mnb0

      “Ik begrijp eerlijk gezegd ook niet waarom Jona Lendering zo somber is”
      Ik wel. Psychologisch kort door de bocht: omdat hij zich zorgen maakt let hij op de zaken die verkeerd gaan en onderschat de zaken die goed gaan. Zo wees hij onlangs op de grote hoeveelheid rommel die hij in zijn email ontvangt. Maar hij vroeg zich niet af in hoeverre die rommel representatief is voor zijn lezers.

    2. Journalisten zijn de crux. Een evenement als “Oog op de Oudheid” trekt misschien honderd aanwezigen. Schrijft de krant erover, dan lezen (oplage vermenigvuldigd met aantal meelezers gedeeld door aantal mensen dat de wetenschapsbijlage niet leest) enkele tienduizenden mensen erover.

      Wat we dus nodig hebben, is een betere journalist. En die komt er niet meer. Misschien wel voor de archeologie, maar niet over de klassieke talen. En dat is jammer, want archeologie kan niet zonder filologie, al denken veel archeologen dat je zonder begrip van hermeneutiek ook wel iets zinvols kunt doen.

  4. A. Minis

    Ik had uw antwoord over ”even opletten” nog niet gezien. Daar heeft u wel een punt. Ik ben ook blij dat ik via Livius en deze blog gewaarschuwd ben, al lees ik Tom Holland graag.
    Maar toch, is er nu echt reden om zo vreselijk somber te zijn? De in oudheidkundig opzicht sterke boeken, bijv. van Goldsworthy, zijn toch in overvloed verkrijgbaar, de zwakkere teksten vormen toch niet de meerderheid?
    Uw mening dat ”kwak”boeken de betere boeken van de markt verdringen lijkt mij toch wat al te pessimistisch.

    1. Maurits de Groot

      Dat ‘even opletten’ is cruciaal. De lezers van dit blog zijn de echt geīnteresseerden, die vinden de juiste informatie doorgaans wel. Ik zeg ‘doorgaans’ want je stinkt er soms gewoon evengoed in. Ja, er zijn goede boeken, maar let even op de verkochte aantallen. Maarten van Rossems gezwets verkoopt beter dan Goldsworthy’s vertaalde prachtboeken. De massa kijkt nu eenmaal DWDD en leest kranten met flutjournalisten. En dan heb ik het nog niet eens over internet. Livius is smullen voor mij, maar ik had er een paar jaar geleden nog nooit van gehoord.
      Zeker, Jona dramt soms een beetje door, maar is verre van belachelijk. En dit informatieprobleem doet zich op alle terreinen voor, niet alleen bij de humaniora.

  5. habus

    Er gebeuren echt teveel positieve dingen met cultuur en erfgoed om nu te gaan zitten somberen. Komend weekend lekker een strategisch terrasje opzoeken en laat de zorgen verdampen.

  6. Beste Jona, al ben je in de woestijn (en ik zie die ook): blijf roepen, alsjeblieft! Er komt een moment dat je gehoord zal worden (hoop ik, denk ik). Misschien niet op korte termijn, maar Livius en de MB zijn bakens die nodig zijn en blijven om uit de woestijn te geraken.

  7. jan kroeze

    Ik zag vanochtend in de Volkskrant een foto van een min of meer gezonken schip waar van alles op was gaan groeien! Er is nog een heleboel hoop Jona!!!!!!! Ga lekker door met fulmineren met schrijven en dingen vertellen die je wenst te vertellen!! Ik kijk er dagelijks naar uit!!

Reacties zijn gesloten.