MoM | Winckelmann (2)

Winckelmann (door Anton von Maron)

Gisteren heb ik het leven van Winckelmann kort beschreven, vandaag wil ik het hebben over zijn oeuvre en zijn betekenis. Soms was de Duitse kunsthistoricus heel traditioneel, zoals in zijn Description des pierres gravées du feu Baron de Stosch uit 1760: een redelijk normale catalogus, die ook zijn voorgangers zouden hebben kunnen maken. Ook had hij, net als zijn tijdgenoten, nog een normaal brede onderwerpskeuze: weliswaar was hij enthousiaster over de Griekse kunst dan over de oud-Oosterse culturen, maar in de Geschichte der Kunst des Altertums behandelde hij toch ook de kunst van de Egyptenaren, Feniciërs, Perzen en Etrusken.

Het vernieuwende zit in de brug die Winckelmann sloeg tussen enerzijds de welbeschouwd zielloze beschrijvingen van voorwerpen en anderzijds de ideeën van de Verlichting. Hij stelde namelijk dat er een soort ideale kunst bestond en probeerde vervolgens te verklaren door welke maatschappelijke factoren deze was ontstaan. Zijn poging schoonheid te definiëren aan de hand van vaste criteria komt op ons wat bizar over, maar de toenmalige kunstkenners keken er niet van op. Ze keken evenmin op van Winckelmanns opmerkingen dat het lichaam van een man mooier was dan dat van een vrouw, dat het lichaam het beste zonder versiering kon worden afgebeeld (lees: naakt) en dat het beter was als emoties beperkt bleven. Emoties waren immers tijdelijk en de ware, eeuwige schoonheid bleef onverstoord door tijdelijke passies. Niets was Winckelmann een grotere gruwel dan de sculptuur van Bernini, die hij in Rome dagelijks moet hebben gezien en die volgens hem alleen een ongeschoold publiek zou kunnen imponeren en dan ook nog kortstondig. (Ik moet altijd aan dit oordeel denken als ik het Groninger Museum zie. Saai.)

Onder wetenschappers mocht het idee dan hebben postgevat dat schoonheid kon worden beschreven door middel van vaste criteria, andere tijdgenoten zullen dergelijke lijsten overbodig hebben gevonden. De grote kunstkenners waren aristocraten en rijke burgers, die van jongs af  la distinction hadden meegekregen, een zesde zintuig hadden voor schoonheid en geen criteria nodig hadden. Winckelmann had zijn kennis daarentegen op latere leeftijd moeten verwerven en miste dit zelfvertrouwen. Voor hem was het daarom normaal dat hij schoonheid probeerde te beschrijven met duidelijke richtlijnen.

Waarom, zo luidde Winckelmanns volgende vraag, bloeide die absolute schoonheid op in Griekenland? Wat maakte dat land anders dan Egypte, Fenicië, Perzië en Etrurië? Hij zocht het in het gematigde klimaat, waardoor de bewoners naakt konden sporten. Aangezien in gezonde lichamen gezonde geesten gedijen, ontwikkelden de Griekse kunstenaars een ongebruikelijk groot vakmanschap, en bovendien: ze konden natuurlijk niet anders dan geïnspireerd raken door de aanblik van al die naakte mannenlichamen – die immers mooier waren dan geklede lichamen. Dezelfde gezonde geest bevrijdde zich bovendien, anders dan in de oosterse despotieën, van allerlei beperkende artistieke én politieke tradities. Artistieke innovatie en vrijheid waren twee kanten van dezelfde medaille. Het Griekse klimaat strekte zo niet alleen de artistieke maar ook de politieke cultuur tot voordeel.

Deze verklaring is naar onze maatstaven zo weinig overtuigend dat we bijna niet herkennen wat de Geschichte der Kunst des Altertums vooral uniek maakt: Winckelmann zoekt naar een empirische onderbouwing voor filosofische speculaties over vrijheid. Deze combinatie van empirie en speculatie, ongetwijfeld ingegeven doordat de buitenstaander Winckelmann zich tegen kritiek wilde indekken door geen weg tot kennis onbegaan te laten, maakt hem tot een echte vernieuwer.

Toen de Griekse kunst, na een aanloop in wat sinds Winckelmann “de archaïsche tijd” wordt genoemd, eenmaal de perfectie van de klassieke periode had bereikt, kon ze nooit meer worden geëvenaard. Latere, hellenistische en Romeinse beeldhouwers waren even bekwaam als de klassiek-Griekse, maar misten de vonk van originaliteit die hun voorgangers hadden gekend. Winckelmanns Grieken waren zo al met al een soort nobele wilden die, doordat ze de eersten waren die zich opwerkten tot beschaving, een deel van hun noblesse hadden behouden.

Bij kunstenaars die de Grieken later navolgden, lag decadentie op de loer. Desondanks was het volgen van de Grieken het beste wat Winckelmann zijn tijdgenoten kon adviseren. De enige manier om werkelijk groot of, als dat zou kunnen, onnavolgbaar te worden, meende hij, was de navolging van de ouden.

Met dit advies werd Winckelmann niet alleen de grondlegger van de kunstgeschiedenis maar ook van de kunststroming die bekendstaat als classicisme, meer in het bijzonder van een Duits classicisme, dat vaak was bedoeld als alternatief voor de als gedegenereerd beschouwde Italiaanse barok en Franse rococo.

Bovendien plaatste Winckelmann in het denken over de oude wereld de vrijheid centraal. Tot dan toe waren de antieke beschavingen bestudeerd door mensen voor wie de oudheidkunde vooral belang had voor andere vakgebieden, zoals de godgeleerdheid en wijsbegeerte. De bestudering van de Oudheid als zodanig had geen prioriteit gehad. Met Winckelmann kwam de Oudheid, als het tijdvak waarin de mens de vrijheid had ontdekt, ineens centraal te staan in het Europese zelfbeeld.

Zijn curieuze klimatologische verklaring is weliswaar snel vergeten, maar dat Griekenland de bakermat zou zijn geweest van de Europese beschaving, is nog altijd een gangbaar denkbeeld. Ik heb weleens gewezen op de kwakhistoricus Tom Holland, die in het voorwoord van Persian Fire de hele mythologie opdist. Ik zou er ook op kunnen wijzen dat het idee bijna in een wet zou zijn vastgelegd: het stond in de preambule van de (in een referendum verworpen) Europese Grondwet. En wij Europeanen maar lachen om die domme Amerikanen die de waarde van pi in een wet wilden vastleggen op 3,2.

Iets dat onwaar of onbewijsbaar is maar desondanks door veel mensen wordt geloofd en hun zelfs een gevoel van saamhorigheid geeft, dat noemen we een mythe. Winckelmanns Europese stichtingsmythe valt te herleiden tot twee stellingen:

  1. dat de Grieken als eerste de vrijheid en de menselijke maat ontdekten,
  2. dat er tussen de Grieken en ons culturele continuïteit is.

Het eerste is dankzij de publicatie van tienduizenden spijkerschriftteksten allang achterhaald en het tweede is nog nooit onderbouwd met de noodzakelijke sociaalwetenschappelijke argumenten. Kortom, wetenschappelijk klopt noch van de klimatologische argumenten noch van de eigenlijke stellingen iets.

Bedenker van een populair maar verkeerd idee: dat kan het laatste woord niet zijn. Winckelmanns blijvende verdienste is dat hij begreep dat je de materiële cultuur kunt gebruiken om ideeën empirisch te toetsen. Dat van die vrijheid was natuurlijk onzin, maar de archeologen van de negentiende eeuw stelden vast dat er materiële vooruitgang was geweest. De liberale vooruitgangsgedachte is gewoon empirisch bewezen. Je mag dit overigens ook gewoon vooruitgang noemen, want materiële vooruitgang betekent dat we ook steeds meer mogelijkheden hebben om gevoelens van empathie om te zetten in concreet handelen.

Wat ik maar zeggen wil: Winckelmann is echt een van de allergrootsten. Hij stichtte de kunstgeschiedenis, hij legde de grondslagen voor de archeologie, hij bood een ideologie voor het classicisme en hij gaf Europa een stichtingsmythe. Eigenlijk is hij alleen vergelijkbaar met Aristoteles en Newton.

[Ik bedoelde dit stukje als reclame voor de lezing, morgenavond in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, van Eric Moormann over Winckelmann.]

Deel dit:

35 gedachtes over “MoM | Winckelmann (2)

  1. Marcel Meijer Hof

    Kijk, dat is nou toch aardig … Prof. Eric Moormann geeft een lezing over Wickelmann. Jammer dat mij dit nu pas bereikt. Zou het Nijmeegs ‘Geheim Genootschap’ nog bestaan ? Nop Maas is nog in leven, zie ik.

  2. jacob krekel

    “winckelmmann” zet mijn ideeën op zijn kop. Dat één persoon, een buitenstaander nog wel, in zijn eentje zo’n invloed zou kunnen hebben. Bij verder lezen las ik ook nog dat hij de bedenker van het begrip “stijl” was.. Voor die tijd beschreef men voorwerpen naar de vindplaats, en Winckelmanns begrip “stijl” schijnt zo’n eyeopener geweest te zijn dat ook zijn verdere ideeën ingang vonden. Al stond er niet bij hoe snel en hoe algemeen. Is daar iets over bekend?
    Volgens Kuhn vinden nieuwe ideeën pas algemeen ingang als de aanhangers van de oude alle overleden zijn. Klinkt plausibeler. Maar misschien is de (snelle?) invloed van Winckelmann weer een illustratie van mijn stelling dat in de geschiedenis – en het heden – vooral zeer onwaarschijnlijke dingen gebeuren, en dat iedere poging tot verklaring daarvan zinloos is.

    1. FrankB

      “Volgens Kuhn vinden nieuwe ideeën pas algemeen ingang als de aanhangers van de oude alle overleden zijn.”
      Dat is nogal een versimpeling van Kuhn’s wetenschapsfilosofie. Maar dat Winckelmann een paradigmaverschuiving in gang zette lijkt mij buiten kijf. In dat opzicht heeft hij nog meer gepresteerd dan Aristoteles (die voor vele eeuwen een paradigma vastlegde waar nogal wat Griekse slimmeriken naar toe hadden gewerkt – degene die de verschuiving in gang zette was Thales van Milete) en Newton (die optrad vlak na een paradigmaverschuiving in gang gezet door de reuzen op wiens schouders hij stond).

      1. jacob krekel

        Omdat de werkelijkheid veel te ingewikkeld is om te begrijpen is alles wat wij daarover zeggen en denken een versimpeling. De Structure of Scientific Revolutions in twee regels kan niet anders dan een grote versimpeling zijn. De vraag is niet of dit een versimpeling is, maar of het – in deze context – een toegestane versimpeling is. Ik heb deze versimpeling overigens niet zelf bedacht.

        Mijn vraag is, hoe het mogelijk was dat Winckelmann in zijn eentje een paradigmaverschuiving in gang kon zetten, en daar zie ik nog geen reactie op.
        Mijn eigen reactie was dat historische gebeurtenissen meestal onwaarschijnlijk en onverklaarbaar zijn, en zo ook deze, maar historici construeren graag oorzaken en doorwerkingen en daar was – en ben – ik benieuwd naar.

  3. FrankB

    “dat het beter was als emoties beperkt bleven”
    Dit is inderdaad heel typerend voor de Verlichting. Het is een reactie op de vernietigingsoorlogen van 1500 tot 1650 (grof genomen) en zou met de Romantiek, diens voorloper Sturm und Drang en natuurlijk de Franse Revolutie weer overboord gegooid worden.
    Om Bertrand Russell weer eens te parafraseren: de edelen lieten zich zonder veel gedoe onthoofden, de Franse revolutionairen maakten er een zo groot mogelijk drama van.

    “Aangezien in gezonde lichamen gezonde geesten gedijen”
    Oooohhh, wat ben jij een gemene cynicus. Het oorspronkelijke citaat luidt immers “Het zou mooi zijn als er in een gezond lichaam ook een gezonde geest zou schuilen” (“Orandum est ut sit mens sana in corpore sano”) en dat constateert precies het tegenovergestelde! Niet alleen probeer je ons voor de gek te houden, je sneert ook nog eens stiekem naar die arrme Winckelmann: beschuldigt hem van zelfbedrog en onbedoeld domheid bevorderen.

    “Winckelmanns Grieken waren zo al met al een soort nobele wilden.”
    Had hij dan toch Romantische neigingen? Want het idee dat wetenschappelijke, technische en culturele vooruitgang de mens bederft is juist niet typerend voor de Verlichting. Het was er de tijd voor; zelfs de classicistische componest bij uitstek vertoonde duidelijk aanwijsbare aanzetten tot de Romantiek.

    “die domme Amerikanen die de waarde van pi in een wet wilden vastleggen op 3,2”
    Nou, in de eerste plaats waren het maar een paar domme Amerikanen (itt een heleboel domme Europeanen met hun Griekse beschaving in de Europese grondwet) en in de tweede plaats hebben een heleboel andere Amerikanen de wet zorgvuldig om zeep geholpen.

    https://en.wikipedia.org/wiki/Indiana_Pi_Bill

    “Dat van die vrijheid was natuurlijk onzin”
    Je bent echt onaardig vandaag. Het was fout, maar daarom nog geen onzin. Om aan te tonen dat het idee fout is moet je van alles en nog wat doen (bv. eens bedenken wat we met vrijheid bedoelen, met name gegeven de slaven die Grieken hielden en het gebrek aan vrouwenrechten). Dat is best nuttig, net als bedenken waarom de Platte Aarde Theorie nou eigenlijk fout is.Dus nee, onzin was het niet.

        1. Henk Smout

          Diens en zijn voor mannelijk, dier (doet verouderd aan) en haar voor vrouwelijk, waarvan is ongemarkeerd.

  4. jan kroeze

    Heerlijke blog om te lezen vind ik! Nb. de iedeale kunst, iets wat we ons tegenwoordig niet meer kunnen voorstellen. En schoonheid, je kan overweldigd worden door kunst, een landschap, maar bij schoonheid kan ik me niet zoveel voorstellen helaas.Voor mij is het een behoorlijk raar woord geworden in de loop van de tijd. Kunst moet iets met je doen, dat is de essentie. Het kan ook zijn dat het je niets doet, ook goed. De meeste mensen houden van plaatjes als ze het over kunst hebben, van mij mag het, maar zeg dan dat je de techniek bewondert. Bernini bv., om letterlijk gek van te worden, een ongelooflijke techniek weliswaar, maar ik raak na een paar sculpturen bekeken te hebben in de slaapmodus. Liever kijk ik naar Cy Twombly ofnaar een bijna rood vlak van Karin Lugtigheid!

  5. “Deze verklaring is naar onze maatstaven zo weinig overtuigend dat we bijna niet herkennen wat de Geschichte der Kunst des Altertums vooral uniek maakt: Winckelmann zoekt naar een empirische onderbouwing voor filosofische speculaties over vrijheid”

    Ik snap niet zo goed wat je hier bedoeld te zeggen, Jona. Kun je iets meer uileg geven?

    Als ik je stuk goed begrepen heb, is Winckelmans filosofische uitgangspunt de Platonistische veronderstelling dat schoonheid objectief is (niet persoon-, tijd- en cultuurgebonden) en klaar ligt om ontdekt te worden door wie er voor openstaat. Hij claimt dat de Grieken deze schoonheid als eerste (en enige) gevonden hebben en dat dit komt omdat zij, dankzij het klimaat, als eersten lichamen en geesten ontwikkelden die instaat waren zich te bevrijden van de vooroordelen die het zicht op het Schone belemmeren.

    Is dit een goede weergave van jouw reconstructie van Winckelmann? Zo ja, waar zit dan de poging tot empirische onderbouwing die jij aan Winckelmann toeschrijft?

    1. FrankB

      Nee. Empirische onderbouwing betekent: waarnemingen zoeken die een bewering bevestigen (of, als het tegenzit, tegenspreken). Voorbeelden uit JL’s tekst: gematigd klimaat, naakt sporten.

    2. FrankB, je antwoord helpt me niet verder, helaas. Jona beweert: “Winckelmann zoekt naar een empirische onderbouwing voor filosofische speculaties over vrijheid.” Wat zijn die filosofische speculaties waar Jona naar verwijst dan wel als mijn reconstructie daarvan niet klopt? Winckelmanns criteria voor vrijheid? Het idee dat de Grieken de vrijheid gevonden hadden? Ik kan me voorstellen dat naaktlopen als empirische onderbouwing voor het laatste idee kan gelden (ook al gaat het mijns inziens niet om een waarneming – Winckelmann heeft die oude Grieken heus niet zien naaktlopen). Maar het klimaat? Dat is toch eerder een verklaring voor het vinden van de vrijheid dan een onderbouwing daarvan? Zag Winckelmann dat anders?

      Jona, misschien wil je hier zelf nog even op ingaan?

  6. Roger Van Bever

    Het zou interessant zijn om Winckelmann’s ideeën over kunst te vergelijken met die van Schopenhauer die in zijn ”Die Welt als Wille und Vorstellung (deel 1, § 46) vrij uitvoerig op de theorie van de kunst ingaat. Hij vindt dat Winckelmann en Lessing twee kunstvormen door elkaar halen. In een beeldhouwwerk (of op een schilderij) zou men een schreeuw hebben kunnen suggereren door Laocoön met wijdopen mond af te beelden, maar dat zou het werk belachelijk hebben gemaakt. Daarentegen zou een schreeuw op het toneel niet alleen hebben gekund, maar zelfs volledig op zijn plaats zijn geweest.

    Zonder afbreuk te willen doen aan de betekenis die Winckelmann gehad heeft voor de kunstgeschiedenis en de archeologie, wil ik toch enkele kritische noten plaatsen:

    1. Het feit dat Griekenland door zijn klimatologische omstandigheden de ideale bron zou zijn voor de perfecte kunst, waar hij dan ook nog Minerva bijhaalt, is natuurlijk onzin, maar dat zeg je zelf ook al. “Für Winckelmann war es die höchste Aufgabe der Kunst, die Schönheit darzustellen. Hierfür fand er die Formel „edle Einfalt und stille Größe“, welche er dem Verspielten und Überladenen des Barock und Rokoko entgegenstellte. Seine Begeisterung für die männlichen Helden- und Götterstatuen der Antike war zugleich ein Ausdruck seiner homosexuellen Neigung, die sich auch in seinen Briefwechseln zeigt”. (Duitse Wikipedia). Zijn homosexuele geaardheid was bekend en er zijn geruchten dat de moord die op hem in gepleegd is in Triëste door een jaloerse partner gepleegd zou zijn.
    2. Hij maakte de vergissing dat de marmeren sculpturen geen kleur hadden terwijl dat bij een aantal historici al bekend was.
    3. Hij dacht dat de beelden in Rome producten waren van de Romeinse beeldhouwers terwijl het vaak kopieën waren van Griekse voorbeelden.
    4. Hij ging van de merkwaardige veronderstelling uit dat na de Griekse kunst er een decadentie was opgetreden in de kunst en dat moderne kunstenaars de Grieken moesten blijven ‘‘nachahmen”. Dat was in zekere zin paradoxaal aangezien hij Griekenland de ideale bodem vond voor de door hem zo geliefde kunst.

    Ik vond een leuk proefschrift over Winckelmann van de hand van Wouter Soudan:
    https://www.academia.edu/708761/Normativiteit_en_Historisch_Bewustzijn_in_de_Achttiende_eeuw_Winckelmanns_Kunstpedagogie_en_de_Epistemologie_van_het_Schone

    Ik ben het nog aan het lezen, maar ik kan nu al concluderen dat Winckelmann een eigen schoonheidstheorie had die hij wilde propageren en het als een missie opvatte om dat te doen. Je zou hem ook de voorloper kunnen noemen als de voorloper van het strenge academisme. Dat neemt natuurlijk niet weg dat hij enorme betekenis heeft gehad voor de kunsthistorie en de archeologie. Als je echter naar de prijzen, geleerde genootschappen, symposia etc… die aan hem gewijd zijn kijkt, dan zou het geen kwaad kunnen dat er een beetje gerelativeerd wordt. Er waren tevoor ook al kunsthistorici, Vasari en nog een paar andere Italianen, maar ook Karel van Mander, zij het dat deze zich beperkten tot de eigen tijd. Winckelmanns verdienste is dat hij systematische en lineair te werk is gegaan.
    Men zou hem ook kunnen linken aan wat eerder (eind 16e – begin 17e eeuw) in de literatuur gebeurde: (La Querelle des Anciens et des Modernes), maar dan in de kunstgeschiedenis.
    Ik wil aan zijn grootheid niets afdoen, maar hij maakte m.i. de fout de Griekse kunst te idealiseren en vooral de Griekse naakten van mooie mannen.

  7. Johan Leestemaker

    ¨Je mag dit overigens ook gewoon vooruitgang noemen, want materiële vooruitgang betekent dat we ook steeds meer mogelijkheden hebben om gevoelens van empathie om te zetten in concreet handelen.¨

    Mag ik vragen om ook de schaduwzijde van deze optimistisch getoonzette waarneming te benoemen:

    ¨…. want materiële vooruitgang betekent dat we ook steeds meer mogelijkheden hebben om gevoelens van gebrekkige empathie of zelfs anti-pathie om te zetten in concreet handelen.¨

    De miljoenen herinneringen aan ¨niemal wieder¨ strekke daarbij tot voorbeeld, slechts een deel-voorbeeld wel te verstaan..

    Of, zoals Spinoza’s waarschuwing luidde: ¨Caute!¨

  8. Frans

    Die man heeft zeker invloed gehad. De komende twee eeuwen werd op de academies alleen klassieke kunst als “echte” kunst beschouwd. Daarom schilderde men in de 19e eeuw nog steeds Griekse goden waar niemand meer in geloofde. En daarom veroorzaakten de impressionisten en de fauvisten zoveel ophef.

    1. @Frans
      Het grappige is dat W. zijn ideeën baseerde op de witte marmeren beelden die opgegraven werden. Wist hij veel dat die ooit kakelbont beschilderd waren geweest? De kunsthistorie had er ongetwijfeld heel anders uitgezien als de sculpturen met kleuren en al bovengronds waren gekomen…

      1. Marcel Meijer Hof

        Laat mij deze vraag stellen: Is de Apollo Belvedère werkelijk het summum van klassieke schoonheid ?

  9. Roger Van Bever

    Jona, ik heb ca. 4 a 5 uur geleden een uitgebreide reactie op deze blog geschreven, waar ik een hoop tijd in gestopt heb. (eigenlijk twee reacties: de tweede was een kleine correctie van een zin). Eerst verscheen mijn reactie op de ladder van de reactie en die kleine correctie op het beeldscherm met de bekende mededeling: in afwachting van moderatie, maar alles stond erop. Een paar uur later stond geen van beide reacties er nog op en een tijdje later alleen die correctie en erboven de mededeling: in afwachting van moderatie. Wat hier is in godsnaam aan de hand?
    Waar is mijn reactie – die kennelijk is aangekomen- gebleven?

  10. Roger Van Bever

    Jona, meestal als ik een wat langere reactie op je blog geef, maak ik even een kladje in Word en kopieer dan de hele boel naar het venstertje van.
    Tot mijn vreugde blijk ik dat nu ook gedaan te hebben en ik heb daarom mijn reactie hieronder opnieuw gepost. Toch vond ik het een beetje frustrerend dat mijn inspanning voor noppes dreigde te zijn. Het verhaal hierboven is echt waar en ik vraag mij af hoe dit kan gebeuren. Maar goed: ik hoop dat het nu in orde komt. Ik heb ook die correctie even doorgevoerd. Onder de streep mijn reactie:

    Het zou interessant zijn om Winckelmann’s ideeën over kunst te vergelijken met die van Schopenhauer die in zijn ”Die Welt als Wille und Vorstellung (deel 1, § 46) vrij uitvoerig op de theorie van de kunst ingaat. Hij vindt dat Winckelmann en Lessing twee kunstvormen door elkaar halen. In een beeldhouwwerk (of op een schilderij) zou men een schreeuw hebben kunnen suggereren door Laocoön met wijdopen mond af te beelden, maar dat zou het werk belachelijk hebben gemaakt. Daarentegen zou een schreeuw op het toneel niet alleen hebben gekund, maar zelfs volledig op zijn plaats zijn geweest.

    Zonder afbreuk te willen doen aan de betekenis die Winckelmann gehad heeft voor de kunstgeschiedenis en de archeologie, wil ik toch enkele kritische noten plaatsen:

    1. Het feit dat Griekenland door zijn klimatologische omstandigheden de ideale bron zou zijn voor de perfecte kunst, waar hij dan ook nog Minerva bijhaalt, is natuurlijk onzin, maar dat zeg je zelf ook al. “Für Winckelmann war es die höchste Aufgabe der Kunst, die Schönheit darzustellen. Hierfür fand er die Formel „edle Einfalt und stille Größe“, welche er dem Verspielten und Überladenen des Barock und Rokoko entgegenstellte. Seine Begeisterung für die männlichen Helden- und Götterstatuen der Antike war zugleich ein Ausdruck seiner homosexuellen Neigung, die sich auch in seinen Briefwechseln zeigt”. (Duitse Wikipedia). Zijn homosexuele geaardheid was bekend en er zijn geruchten dat de moord die op hem in gepleegd is in Triëste door een jaloerse partner gepleegd zou zijn.
    2. Hij maakte de vergissing dat de marmeren sculpturen geen kleur hadden terwijl dat bij een aantal (kunst)historici al bekend was.
    3. Hij dacht dat de beelden in Rome producten waren van de Romeinse beeldhouwers terwijl het vaak kopieën waren van Griekse voorbeelden.
    4. Hij ging van de merkwaardige veronderstelling uit dat na de Griekse kunst er een decadentie was opgetreden in de kunst en dat moderne kunstenaars de Grieken moesten blijven ‘‘nachahmen”. Dat was in zekere zin paradoxaal aangezien hij Griekenland de ideale bodem vond voor de door hem zo geliefde kunst.

    Ik vond een leuk proefschrift over Winckelmann van de hand van Wouter Soudan:
    https://www.academia.edu/708761/Normativiteit_en_Historisch_Bewustzijn_in_de_Achttiende_eeuw_Winckelmanns_Kunstpedagogie_en_de_Epistemologie_van_het_Schone

    Ik ben het nog aan het lezen, maar ik kan nu al concluderen dat Winckelmann een eigen schoonheidstheorie had die hij wilde propageren en het als een missie opvatte om dat te doen. Je zou hem ook de voorloper kunnen noemen van het streng academisme.
    Dat neemt natuurlijk niet weg dat hij enorme betekenis heeft gehad voor de kunsthistorie en de archeologie. Als je echter naar de prijzen, geleerde genootschappen, symposia etc… die aan hem gewijd zijn kijkt, dan zou het geen kwaad kunnen dat er een beetje gerelativeerd wordt. Er waren tevoor ook al kunsthistorici, Vasari en nog een paar andere Italianen, maar ook Karel van Mander, zij het dat deze zich beperkten tot de eigen tijd. Winckelmanns verdienste is dat hij systematische en lineair te werk is gegaan.

    Men zou hem ook kunnen linken aan wat eerder (eind 16e – begin 17e eeuw) in de literatuur gebeurde: (La Querelle des Anciens et des Modernes), maar dan in de kunstgeschiedenis.

    1. @Roger van Bever
      Nooit geweten dat de polychromie van de opgegraven sculpturen in Winckelmann´s tijd al bekend was, althans bij sommigen. Hij had dat dus wel degelijk kunnen weten! Heeft u hier nog nadere informatie over? Ik ben heel geïnteresseerd.

      1. Roger Van Bever

        Zeker, Saskia. Ik had deze zin misschien iets anders moeten/kunnen formuleren, want het was eerder een soort heilige overtuiging van Winckelmann dat die marmeren beelden niet gekleurd konden zijn en hij serveerde de archeologen die af als excentriekelingen.
        Mijn bronnen zijn: https://www.wikiwand.com/en/Ancient_Greek_sculpture
        Kijk vooral onder het kopje: Painting of sculpture en vooral de passage beginnend met:
        “By the 19th century … Dat woordje “by” en ook “plethora” duiden erop dat de archeologen er al een tijd tevoor van op de hoogte waren. Het feit dat Winckelmann het niet geloofde duidt erop dat hij op zijn minst wist dat die vondsten er waren, maat het niet wilde geloven. Ik kan echter geen precieze datum prikken wanneer dat voor het eerst gevonden werd. Maar aangezien Winckelmann zich er tegen verzette moet het hem ter ore zijn gekomen, maar wilde hij het niet geloven. Dat houdt dus ook in dat er nog tijdens zijn leven in de 18e eeuw moet van gehoord hebben.

        Andere bron: https://edition.cnn.com/style/article/gods-in-color-ancient-world-polychromy/index.html

        Inmiddels weten we natuurlijk dat een paar decennia geleden Vinzens Brinkman de gekleurdheid onomstotelijk bewezen heeft: https://www.wikiwand.com/en/Vinzenz_Brinkmann

        Saskia, ik hoop dat ik hiermee mijn bronnen duidelijk hebt gemaakt. Ik zou het prettig vinden als je mij jouw mening hierover laat weten, misschien weet je er meer over. 🙂

        1. Dank je wel Roger! Ik ben bang dat ik weinig aan toe kan voegen: het was me niet bekend dat er in de achttiende eeuw al beelden werden opgegraven met zichtbare resten van polychromie. Ik ga je links in het weekend op mijn gemak lezen. Bij het vluchtig doornemen viel me een foto van een reconstructie van een sculptuur van een boogschutter op: wat een prachtige textiel!

  11. Steven

    Er zou niks mis geweest zijn met een beetje reclame voor De klad in de klassieken. / Als we het dan toch over oudheidkundige grootheden hebben, kan ik het niet laten eens te vragen hoe het met de negentiende eeuwse N.D. Fustel de Coulanges zit. Ik kom hem helemaal nergens tegen, ook niet in zeer goede studies over religie in de oudheid, een onderwerp waarvan ik in mijn onwetendheid dacht dat hij er toch een aardige bijdrage aan geleverd had. Zal vandaag ook wel het een en ander op aan te merken zijn, maar dan nog lijkt het dat hij beter verdiend had.

Reacties zijn gesloten.