Comparatisme: verklaren door vergelijken (2)

In het eerste stukje over het comparatisme hebben we vooral gekeken naar simpele parallellen, waarin een onderzoeker een verschijnsel verklaart door er één ding naast te nemen. Sparta lijkt op Kreta, Kolchis op Egypte, en die verwantschap is de oorzaak van de overeenkomsten. Het is echter verstandiger om bredere patronen te zoeken, wat in feite is waarom Marx productiewijzen beschouwde als basis voor wat vergelijkbaar was en wat niet.

Een ander voorbeeld: een archeoloog weet bijvoorbeeld dat veel volken de gewoonte hadden kostbaarheden aan de goden te wijden en veronderstelt daarom, als hij ergens veel dure voorwerpen opgraaft, dat het opgegraven gebouw een religieuze functie kan hebben gehad. Hij vergelijkt dus niet met één andere cultuur, maar met een algemener patroon, en dat is, zolang n>1 beter is dan n=1, een hardere methode. Zo’n patroon wordt ook wel aangeduid als een model.

Een voorbeeld is De boeren bedreigd, de inaugurele rede van mijn leermeester Pieter Willem de Neeve (1945-1990). Hierin behandelde hij de economie van Italië in de periode voordat Tiberius Gracchus in 133 v.Chr. voorstelde de akkerbouw te hervormen. De Neeve paste het model toe dat de Pruisische sociaal-geograaf Johann Heinrich von Thünen in 1826 had voorgesteld in zijn boek Der isolierte Staat.

Von Thünen wees erop dat kwetsbare producten met hoge transportkosten, zoals fruit, in de regel dichtbij de markt werden verbouwd, dat minder bederfelijke producten als graan wat verderop groeiden, terwijl vlees nog verder weg werd geproduceerd omdat het op eigen kracht naar het abattoir pleegt te lopen. De agrarische productie ordende zich zo in concentrische cirkels rond de markt, bijvoorbeeld een stad, zoals we zien in het eerste segment van de afbeelding hierboven.

In het tweede segment zien we wat er gebeurt als er een kleinere markt bij komt, in het derde zien we hoe de aanwezigheid van enerzijds rivieren en wegen en anderzijds de bodemgesteldheid het plaatje verandert. Dit model, zo toonde De Neeve aan, was ook van toepassing op Midden-Italië, en hielp verklaren waarom de boerenstand in de knel kwam. Het snel groeiende Rome importeerde zijn graan steeds vaker van overzee en de teloorgang van de stedelijke markt stelde de kleine boeren uit Latium voor de keuze óf over te schakelen op tuinbouw óf hun bedrijf op te geven. Meestal ontbrak het kapitaal voor het eerste, zodat ze hun land uiteindelijk maar overdeden aan een grootgrondbezitter, die er een plantage inrichtte waar slaven de gewassen verbouwden waar Rome om vroeg. Zo helpt een model uit de sociale geografie de antieke feiten verklaren: de oorzaak van de ondergang van de Italiaanse boerenstand ligt in laatste instantie in de transportkosten.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

15 gedachtes over “Comparatisme: verklaren door vergelijken (2)

    1. Het is goedkoper een Nederlands varken op transport te zetten naar Pamplona, daar te slachten, het vlees naar Nederland terug te rijden, er daar worst van te maken en deze vervolgens aan te prijzen als chorizo, dan deze op het Spaanse platteland te laten maken en hierheen te importeren.

      1. Ja, dat is ook bizar. En in het geheel van de doorgeschoten marktwerking zullen ongetwijfeld nog nog bizarder voorbeelden te vinden zijn.
        Goeie vraag van @Rob Alberts overigens. En als er al iets te constateren zal zijn hoe zal men dat dan interpreteren? Zijn we toch weer terug bij het oorspronkelijke onderwerp ;-)…

    2. FrankB

      Het grappige is dat je dit proces een wetmatigheid kunt noemen. Daarbij moeten we van de term wet geen al te hoge dunk hebben. Mijn favoriete voorbeeld uit de natuurkunde is de Wet van Ohm, die zo boterzacht is dat die eigenlijk alleen maar een definitie is. Toelichting: de Wet van Ohm geldt alleen voor ideale weerstanden en die bestaan niet.

  1. Leuk verhaal.

    De verschuiving van andere produkten produceren, handelsknooppunt en doorvoercentrum zoals Aalsmeer dit doorlopen heeft komt hiermee overeen.

    Maar of men dat in de toekomst ook d.m.v opgravingen zal constateren?

    Vriendelijke groet,

    1. jan kroeze

      adRob alberts: vroeger werd de groente voor een stad als Amsterdam verbouwd in het Kennemerland om erna per boot vervoerd te worden naar de stad.

      1. Nederland heeft veel tuinbouwcentra en veilingen gehad. De verschuiving van grove, naar fijne tuinbouw is hierin gelijk.
        Van tuinbouw van eetgewassen naar siergewassen heeft vooral in Boskoop en Aalsmeer plaatsgevonden. Vooral als handelcentra zijn deze twee mondiaal van belang.

        Maar de verschuiving van de produktie naar Afrika is voor Aalsmeer apart. Schiphol speel hier natuurlijk een grote rol in. De digitalisering van de handel ook.

        Mijn vraag is vooral geven de restanten van deze verschuiving over een eeuw of een millienium nog wel een helder en/of realistisch beeld.

        Vriendelijke groet,

        1. FrankB

          Hangt er van af welke eisen je aan het beeld stelt. Maar je kunt van te voren aan de hand van het geschetste model wel voorspellingen doen voor je ergens begint te graven. En dan zijn we bij Popper, die bij de vorige aflevering ter sprake kwam.

  2. jan kroeze

    Overigens snap ik dat er aan dat vergelijken allerlei haken en ogen kunnen zitten, het is een inductief proces. je kan er geen experiment aan vastknopen, het is geen laboratorium.
    Maar door deze blog snap ik steeds beter hoe onderzoeksmethoden binnen het veld van de geschiedenis werken. Leren heet zoiets, geloof ik.

    1. FrankB

      Elk experiment in een laboratorium is eveneens een inductief proces. Het verschil zit hem er vooral in dat je in een lab allerlei omstandigheden kunt manipuleren en daarom experimenten veel gemakkelijker kunt herhalen. Bovendien zijn experimenten meestal eenvoudig. Mensen (en daar hebben we het in de geschiedkunde over) hebben de onhebbelijke gewoonte te reageren op omstandigheden en manipulaties, zodat ze de uitkomsten beïnvloeden. Er ontstaan terugkoppelingeffecten, zodat je je altijd moet afvragen of je wel observeert wat je denkt te observeren.

      1. jan kroeze

        @FranB: Het ligt aan het soort experiment en alsook aan het soort vakgebied. Psychologen meten graag zoals fysici het doen, maar het is toch echt iets anders.

  3. Frans

    Niet alleen afstand tot de markt, ook ligging en klimaat spelen een rol. De Inka’s hadden ook zo’n concentrisch landbouwsysteem. In de Andes zijn grote hoogte- en dus ook temperatuurverschillen en er is maar weinig geschikte grond. Dus hadden de Inka’s terrasbouw en ze wisten precies welke gewassen ze op welke hoogte konden verbouwen.

  4. Roger Van Bever

    Wordt dit vergelijkingsmodel niet vervuild door andere factoren? De Romeinen hadden een geringe opbrengst aan graan. Dat lag misschien deels aan de bodem of deels aan hun landbouwmethodes. Sommige veroverde provincies produceerden veel meer. In de eerste en in in het begin van de tweede Punische oorlog heeft Hiero II veel graan aan Rome geschonken en misschien ook nog de transportkosten betaald in ruil voor de onafhankelijkheid van Syracuse. Vanaf de tweede eeuw BCE vond Rome dat de legioenen die een vaste plaats hadden in de veroverde provincies en aan de limes autarkisch moesten zijn, m.a.w. zichzelf moeten bedruipen. Daarvoor eisten deze vaak een deel van de opbrengst op van de lokale boeren. Caesar eiste in Gallië van de foederati graan en andere levensmiddelen op of plunderde de graanvelden. Rome was natuurlijk door zijn immense groei een grote slokop van voedsel geworden. Maar valt dan, rekening houdend met deze factoren, nog te bewijzen wat de grootste kostenpost was in de keten producent tot consument.

    1. FrankB

      “Wordt dit vergelijkingsmodel niet vervuild door andere factoren?”
      Zolang je met mensen te maken hebt is dit een veilige aanname.

Reacties zijn gesloten.