De vijanden van Nubië

Voetenbankje uit Nubië met afbeelding van krijgsgevangenen (Museum of Fine Arts, Boston)

Als president Trump zegt dat hij troepen kan weghalen uit Syrië omdat de zogenaamd Islamitische Staat is verslagen, staat hij in een lange traditie van schijnoverwinningen. Een Romeins voorbeeld: keizer Domitianus zei de Germanen te hebben overwonnen en liet de overwinningsmunten alvast slaan, maar had in feite niets bereikt. Zijn tijdgenoot Tacitus doorzag het en wijdde een etnografie aan de nobele wilden die vrij en onbedwongen woonden voorbij de Rijn en Donau.

Nog een stap verder ging de Egyptische farao, die zijn regering begon met het bestraffen van de Negen Bogen, volken die misschien ooit werkelijk hadden bestaan maar in de loop der eeuwen steeds weer een andere identiteit aannamen en in feite zuiver mythologisch waren. Ook ging de koning van Egypte aan het begin van zijn regering altijd even naar het zuiden om de Nubiërs te tuchtigen, maar het is zelfs niet zeker of hij werkelijk een bezoek bracht aan het gebied voorbij Syene. De vraag is op zichzelf niet belangrijk, maar er is een kleine discussie hoe ver Alexander de Grote, die de macht overnam in Egypte en zich presenteerde conform de faraonische traditie, naar het zuiden is geweest.

Ook de Nubische vorsten kenden vijanden waarvan we niet weten of ze werkelijk hebben bestaan. Er zijn talloze afbeeldingen van vorsten met geknevelde gevangenen en in de tempels zijn reliëfs te zien van veldslagen en verslagen tegenstanders, maar we weten niet hoe realistisch deze zijn. Eén probleem is dat er weinig archeologisch onderzoek mogelijk is naar de nomadische stammen die rondom Nubië heen en weer trokken. Nomaden staan nu eenmaal niet bekend om hun architectuur. Dat het Meroïtisch nog niet kan worden gelezen, helpt ook al niet.

Van de andere kant is het wel zo dat de Nubiërs slaven aan de Egyptenaren verkochten, wat suggereert dat er krijgsgevangenen waren en dus reële campagnes. Het metalen plaatje uit Gebel Barkal (Napata) dat hieronder is te zien is een andere, zij het ambigue aanwijzing. Er zijn diverse van deze plaatjes gevonden, ze dateren uit de eerste eeuw na Chr. en er zijn namen op gekrast van bepaalde nomadenstammen. De plaatjes werden met spijkers vastgetimmerd aan vlaggenmasten en zo werden vijanden ritueel ten dode gewijd. (Het is vergelijkbaar met het vloektabletje waarover ik eerder blogde.) Een en ander suggereert dat de Nubiërs bovennatuurlijke hulp dachten nodig te hebben, wat op zijn beurt weer een werkelijke vijand veronderstelt, al kan het natuurlijk ook zijn dat men geloofde dat die tegenstander dankzij dit ritueel nooit gevaarlijk zou worden.

Metalen plaatje in de vorm van een krijgsgevangene uit Gebel Barkal (Museum of Fine Arts, Boston)

Kortom, het kan alle kanten op en uiteraard is dit geen kwestie van óf-óf. Het kan immers heel goed zijn dat de campagnes in de ene eeuw werkelijk plaatsvonden en in een volgende eeuw uitsluitend fictief waren.

Het voetenbankje hierboven, met drie krijgsgevangenen wier enkels met een touw zijn gebonden aan hun ellebogen, bewijst in elk geval weinig, behalve dan dat de koningen van Meroë rond 300 na Chr., toen het voorwerp werd gemaakt, dezelfde martiale zelfpresentatie hadden als hun voorgangers in zowel Nubië als Egypte.

[Dit waren de 303e en 304e voorwerpen uit mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier. De expositie over Nubië in het Drents Museum in Assen, waar beide foto’s zijn genomen, duurt nog tot 5 mei.]

Deel dit:

12 gedachtes over “De vijanden van Nubië

  1. René

    Zo draagt het Amerikaans leger nog steeds dezelfde zelfpresentatie als verdedigers van de democratie. Terwijl de oorlogsvoering en aard van oorlog in 1917 niet te vergelijken is met Syrië nu. *denkt hardop na*

  2. Robbert

    Het touw zit wrsch. boven de verdikking van de elleboog (bovenste plaatje). Op het metalen plaatje is het nog wat aangetrokken. Een uiterst ongemakkelijke houding, waarbij je snel het moede hoofd zal neerleggen…

  3. FrankB

    Typisch een gevalletje open deur: Nubiërs waren menselijk en vormden een machtsfactor, dus dikke kans dat ze oorlog hebben gevoerd. En daarmee weten we nog steeds helemaal niks over hen.

    “staat hij in een lange traditie van schijnoverwinningen”
    Het helpt niet dat itt sportwedstrijden in oorlogen “overwinning” slecht is gedefinieerd. Zie bv. de Luchtslag om Engeland. “De RAF heeft gewonnen want de Duitse invasie ging niet door” is net zo geldig als “gelijk spel, want de slag hield pas op toen de Luftwaffe naar het Oostfront werd overgeplaatst en tot dan beheersten de Duitsers het luchtruim boven het Kanaal.”

    1. Dirk

      Een gelijkspel kan een morele overwinning zijn. Deze zondag maakten we op het voetbalveld, na een hele match met één-twee doelpunten achterstand, gelijk in de laatste minuten. Niet vergelijkbaar met voetbal uiteraard, maar de Slag om Engeland werd in beide kampen als een Engelse overwinning aangevoeld.
      Ik vind voetbal trouwens een interessant gegeven omwille van het tijdelijke tribalisme, waarvan wij 21ste-eeuwse westerlingen soms menen dat het achter ons ligt. Gelukkig gaven we elkaar na de wedstrijd een hand en voelde ik niet de minste behoefte mensen in ongemakkelijke posities te knevelen. Wat een samenlevingen waarin mensen hun huizen opsmukten met beelden van veldslagen, gedode gladiatoren, gevallen vijanden en wat dies meer zij. Men is geneigd om toch enige waarheid te zien in de vooruitgangsgedachte. Aan de andere kant, bij mij thuis staat een model van de HMS Victory: toch ook een varende moordmachine met een ondubbelzinnige naam.

  4. jan kroeze

    Dat voetenbankje met inscripties is dus neem ik aan een stuk steen waarbij de voeten van de overwinnaar rusten op de afbeelding van de gevangenen. Tja, hoe bedenk je zoiets. Zou niet snel in m’n hoofd opkomen, maar ik ben dan ook geen overwinnaar van een volk, gelukkig; gelukkig maar.

  5. Roger van Bever

    @ jan kroeze en @Jona Lendering

    Deze plaatjes die een overwonnen vijand als voetenbank voorstellen deden mij onwillekeurig denken aan mijn kinderjaren als misdienaar. In de Vespers maakte Psalm 109 deel uit van het vaste repertorium.
    De eerste twee regels waren:
    Dixit Dominus Domino meo: Sede a dextris meis,
    Donec ponam inimicos tuos scabellum pedum tuorum.

    De Bijbelexegeten zijn het nog steeds niet eens over wie die tweede Dominus was. Zie: http://podiumspeak.blogspot.com/2008/01/dixit-dominus-text.html
    Dat donec duidt op een aanstaande wraak maar op wie? Ik vroeg me dat toen ook al af.

    Vraag: Gezien het tijdsverschil (die plaatjes zouden volgens Jona dateren uit 300 n. Chr.) kan het zijn dat het ritueel of de symboliek misschien niet joods/ christelijk zijn, maar wellicht op een symboliek wijzen die wijder verspreid waren in het Midden-Oosten?

    Een aantal componisten en niet de minste hebben deze psalm op muziek gezet en de meeste hiervan zijn op YouTube te vinden.

  6. Theo Joppe

    Slavenhandel was overal “big business” in de oudheid, en lang daarna. Het was gewoon (transit)handel, net zoals de Arabieren deden, die eeuwenlang slaven uit Afrika haalden — en dan laat ik de recentere geschiedenis nog buiten beschouwing. Je kunt daarom daaruit niets afleiden over eventuele Nubische militaire campagnes.
    Omdat het Nubisch nog niet ontcijferd is kunnen we dus deze afbeeldingen en voorwerpen helemaal niet plaatsen: is het voetenbankje een gedenksteen van een Nubische farao met aspiraties, of het statussymbool van een lokale slavenhandelaar? Geen idee.
    Maar het idee dat de plaatjes een soort “defixiones” zouden zijn voor te overwinnen vijanden is (o jee) juist een voorbeeld van de regel die Jona altijd vervloekt: “als we het niet snappen zal het wel religieus zijn”…

Reacties zijn gesloten.