Het vernieuwde Thermenmuseum

Het Thermenmuseum

Het economische zwaartepunt van de Lage Landen lag in de Romeinse tijd in het zuiden van die Lage Landen, bij de villa’s op de lössgronden. In Nederland telde eigenlijk alleen Zuid-Limburg een beetje mee. Noordelijker waren er de arme Kempen, nog wat noordelijker waren de forten van het rivierenlandschap (de limes dus), nog noordelijker waren de gebieden waar de Limburgse boeren hun vee naartoe lieten verweiden en helemaal in het noorden waren de terpen en wierden. Omdat het zuiden het zwaartepunt vormde, is het Thermenmuseum in Heerlen eigenlijk hét centrum van Romeins Nederland, zeker nu ook het Limburgs archeologisch provinciaal depot hier wordt gevestigd en er een belangrijk restauratieatelier is. Als u eens een fijn weekendje weg wil, combineer Heerlen dan met Tongeren. Aken en Maastricht zijn ook wel aardig, trouwens.

Het Thermenmuseum heeft een geweldige collectie, prachtig ontsloten ook, en je ziet er een van de grootste ruïnes uit de Benelux: een Romeins badhuis. Beter hebben we het in Nederland niet.

Tegelijk heeft het museum een wat onhandige positie. Je trekt het publiek het beste door het lokale verleden te tonen, maar als je Romeins verleden wil tonen, zul je moeten kijken naar het Middellandse Zee-gebied. Daar zijn de teksten geschreven, daar sloegen de keizers de munten die cruciaal zijn voor het ijken van de antieke chronologie en vooral: daar zijn de vondsten gedaan die ons helpen de vondsten hier te begrijpen. Een scherf met een meisje met een zwaan is een scherf met een meisje met een zwaan, tenzij je de Griekse mythe van Leda kent. Een regionaal museum, gewijd aan de Romeinse tijd, is dus een contradictio in terminis: het richt zijn voorlichting op het lokale maar is epistemologisch afhankelijk van de Mediterrane wereld.

Dat maakt zo’n museum spannend. Heerlen heeft een lokale ruïne, maar kan die alleen interpreteren door vergelijkingen met ruïnes die niet lokaal zijn. Er zijn inscripties, maar in een taal die we vooral begrijpen door teksten uit Italië. Er is aardewerk van lokale ateliers, maar we kennen de functies van de diverse soorten keramiek door vergelijking met aardewerk uit Spanje of Griekenland. Ik heb nog niet zo lang geleden een groep rond geleid en de noodzaak de vondsten uit Limburg uit te leggen aan de hand van wat niet uit Limburg kwam, was geweldig leuk.

Ik kom er dus graag en het is leuk te zien hoeveel muziek er tegenwoordig in zit. De aanleiding voor de vernieuwing – er is elke keer dat ik er ben wel weer wat verbeterd – is echter wat minder prettig: de ruïne heeft nogal wat schade geleden. Als het buiten vriest of als er een hittegolf is, verandert de temperatuur in de ruïne-hal mee. Helaas reageren natuurstenen daar anders op dan cement en mortel en beton, zodat zo’n antieke muur gaat werken. De ruïne heeft dan ook behoorlijk geleden en inmiddels zijn er fondsen om de ruïne terug te brengen in de staat waarin de archeologen haar ooit hebben opgegraven.

Vervolgens zijn er ook wat reconstructies gedaan. Niet heel groot, maar wel goed doordacht en met de oorspronkelijke steen – de steengroeve (“Kunrader”) is namelijk bekend. Ik zag gisteren, toen ik stomtoevallig in Heerlen aanspoelde, het resultaat van de restauratiewerkzaamheden en dat was in een woord adembenemend. Ik dacht echt dat ik een ander museum had betreden. Voor een deel kwam dat doordat er meer dingen waren herbouwd dan ik had verwacht, voor een deel omdat de bodem was bedekt met een grauw soort stenen, waardoor de eigenlijke ruïne beter herkenbaar was dan ooit.

Wat me, eenmaal binnen, echter het meeste trof, was het licht. Vroeger lag de ruïne in het daglicht, gisteren waren de gordijnen neer. Misschien is dat om klimatologische redenen, om de temperatuurverschillen te dempen, maar misschien was het ook wel om een andere reden. In elk geval lagen de oude muren in een zacht, crèmekleurig kunstlicht. Beeldschoon.

Deel dit:

33 gedachtes over “Het vernieuwde Thermenmuseum

  1. Jeroen

    Ik begon je blog met een lichte aarzeling… omdat ik me zo verheugde op de nieuwe inrichting, en ik hoopte dat je niet met de mededeling zou komen dat het allemaal fors tegenviel… (Ik was sowieso gegaan, maar toch)….. maar nee, dus!
    Goed nieuws, vooral voor het met sluiting bedreigde Nederlandse Museumlandschap!

    Ook de reconstructie van ‘naar de toestand van opgraving’ is een verfrissende variant in het niet-terugrestaureren-denken in het huidige monumentenwezen. Riskante keuze… maar weldoordacht en met vakmanschap uitgevoerd.

    Met name prijzenswaardig – vind ik- dat daarbij ook gekozen is voor een element dat wellicht niet de moneymaker is van Romeins Nederland; de laat-Romeinse periode.
    Het muurtje met ongelijke funderingsbogen en gedeelte opgaand muurwerk (u zult het gaat zien als u er langsgaat), werd pas in deze laat-Romeinse tijd in het hypocaustum geplaatst, om deze in twee ruimtes op te delen.

    Dat het Thermenmuseum er nu juist voor gekozen heeft om ook dèze periode goed in het daglicht te zetten, vind ik prijzenswaardig.

    1. Robert

      “Met name prijzenswaardig – vind ik- dat daarbij ook gekozen is voor een element dat wellicht niet de moneymaker is van Romeins Nederland; de laat-Romeinse periode.”

      Ik ook.

      1. Kanttekening: het is DE FUCKING BELANGRIJKSTE FASE UIT DE ROMEINSE TIJD. Hier ontstaat de synthese van klassiek, joods-christelijk en Germaans erfgoed waarin onze eigen cultuur wortelt.

        1. FrankB

          Ik voel me vereerd omdat je mijn slechte manieren voor een keer overneemt, vooral omdat je natuurlijk volkomen gelijk hebt. Om onze eigenste Nldse cultuur te begrijpen kunnen we uitstekend zonder Batavieren, kruikenbegravers, hunebedbouwers en vissers uit het stenen tijdperk. Maar deze overgangsfase negeren is net een hardloopwedstrijd zonder startlijn.

        2. Jeroen

          Waar enige dagen het taalgebruik op deze blog nog geprezen werd, moet ik eerlijk bekennen dat ik zo’n passievolle uitbarsting stiekem wel kan waarderen.

          En volkomen terecht natuurlijk… dan te bedenken dat er -tot schrikbarend kort geleden- regelmatig met droge ogen werd beweerd dat Nederland een paar eeuwen ‘leeg’ was, totdat de motor in de middeleeuwen weer werd herstart…

        3. Frans

          Ja, dat is zo ongeveer de reden dat ik het ook zo’n interessant tijdperk vind. Maar misschien spreken namen als Nero en Caesar wat meer tot de verbeelding.

  2. Vorig jaar bezocht ik voor het eerst het thermenmuseum. Tot een schoolklas arriveerde was ik de enige bezoeker. Ik heb mijn ogen uitgekeken en kon voor alles ruim de tijd nemen. Ongelooflijk dat dit museum blijkbaar nog steeds zo onbekend is. Zeer de moeite waard!

  3. Theo Van Dijk

    Ik las met verbazing dat de Limburgse boeren hun vee ten noorden van de limes lieten verweiden. Hoe moet ik me dat voorstellen? Waren het herders die zich in de winter in Zuid-Limburg terugtrokken? Hadden ze in de regel schapen/geiten of rundvee? Bleven ze in het huidige Gelderland of trokken ze verder noord- of westwaarts? Hoe weet men dat het om ‘Limburgse en niet om plaatselijke veehouders ging? Nomadische herders laten toch niet veel sporen achter. Dat één bijzinnetje zoveel vragen kan opwerpen!

    1. Claudianus schrijft erover en het is natuurlijk iets van alle tijden. Het is wat ondergestoft; de classici die zich met teksten bezighouden, kijken nauwelijks naar gewone boeren; archeologen kijken altijd naar wat ze opgraven en zijn niet meer zo goed getraind in het denken over wat er niet langer is (je ziet het ook aan de verabsolutering van de limes als grens).

      Voor de zo vaak onzichtbare agrarische geschiedenis van de Romeinse tijd is het werk van P.W. de Neeve nog altijd het beste dat er is.

        1. FrankB

          In aanvulling: deze geografische aanduidingen zijn handig om de lezer snel duidelijk te maken waar één en ander zich afspeelt. Als het niet te geforceerd wordt wil ik nog wel eens spreken over “wat we tegenwoordig Limburg noemen”.
          Voorbeeld: ik kan me geen behoorlijke topografische voorstelling maken van Neustrië. Bourgondië is al helemaal een ramp.

      1. frayek

        Zal best, dat classici nauwelijks naar de gewone boeren kijken. Misschien komt dat omdat ze ergens gelezen hebben dat Cato’s De agricultura gerust overgeslagen kan worden -geen idee meer waar ik dat tegengekomen kan zijn. Dank voor de tip over de Neeve.

          1. frayek

            Het is schitterend, zeer aan te bevelen -b.v. in de vertaling van Vincent Hunink. Hier zou het afdwalen zijn daar verder op in te gaan; misschien bij een andere gelegenheid.

    2. Rob Duijf

      Het was Romeinse politiek om uitgediende soldaten geld en land te geven om zich in de provincies te vestigen. Wie genoeg kapitaal had, kon zich een ‘villa rustica’ permitteren. Daarnaast was er de lokale, geromaniseerde bevolking, waarvan de elite zich ook wel het een en ander kon veroorloven. In Limburg zullen dat wellicht nazaten van de gedecimeerde Eborunen zijn geweest en stammen als de Ubiërs, boeren met een vaste vestiging.

      Het huisvee bestond uit schaap, geit en rund en pluimvee. Dat is bekend uit archeologische opgravingen. De gewoonte om vee in het voorjaar en najaar via vaste routes te verweiden is lang in stand gebleven, te vergelijken met de ’transhumance’ in bergachtige gebieden. Herders hielden een oogje in het zeil.

      Het lijkt me voor de hand liggen, dat de graasgebieden binnen de directe Romeinse militaire invloedssfeer lagen. Bovendien was in de Pax Romana het grensgebied van de limes ‘gedemarkeerd’, wat betekent dat Germanen zich dat daar niet mochten vestigen.

      1. jan kroeze

        @robduijf: ik heb weleens een skelet gezien van een dergelijk rund, pakweg zo’n 80 cm. hoog.
        Er is het een en ander gevonden bij het bouwen van nieuwe fabrieken bij de Hoogovens.Ik heb begrepen dat de spullen oa naar Hilde en Museum Kennemerland.

        1. Rob Duijf

          ‘(…) een dergelijk rund, pakweg zo’n 80 cm. hoog.’

          Dat kan wel kloppen. De Germaanse koetjes waren niet groot. Ik denk echter dat voor het zware ploegwerk ossen werden ingevlogen…

          ‘(…) een en ander gevonden bij het bouwen van nieuwe fabrieken bij de Hoogovens.’

          Hee, heb ik iets gemist? Hoe kom je aan die info?

          1. jan kroeze

            @robduijf: ik heb vroeger een poos gewerkt bij dat bedrijf. Er was een ontvangstruimte voor luitjes die van buiten kwamen en aan de wand had men de gevonden voorwerpen achter vitrines geplaatst. Ik herinner me ook nog een 4tal urnen op elkaar die ik vorig jaar weer terug zag bij het Museum Kennemerland. Andere spullen zullen in de opslag staan en ik neem aan dat hetzelfde gebeurt bij het Huis van Hilde in Castricum. Museum Kennermerland zit in Beverwijk (richting Wijk aan Zee).

            1. Rob Duijf

              Verleden najaar was er bij Tata Steel de tijdelijke overzichtstentoonstelling ‘Hervonden verleden’ te zien, met archeologische vondsten die van 1960 tot 1968 door de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodem Onderzoek (ROB) in samenwerking met amateurs van de Archeologische Werkgemeenschap Hoogovens (AWN) werden uitgevoerd.

              Die vondsten werden aanvankelijk tentoongesteld in het bedrijfsmuseum van Hoogovens, dat was gekoppeld aan het bezoekerscentrum. In 1990 werd de collectie overgebracht naar Landgoed Beeckesteijn in Velsen, waarna ze uit beeld verdwenen. Vandaar de naam van de tentoonstelling!

              Bij de opgravingen werden ondermeer boederijplattegronden uit de uit de eerste eeuw na Chr. aangetroffen, maar ook objecten als inheems-Romeinse aardewerk, waterputten en spinklosjes. Opmerkelijk is een unieke grafvondst met een skelet uit de IJzertijd (300 – 400 vóór het begin van de jaartelling).

              https://youtu.be/CjIjeNaArJU

              In de Romeinse tijd woonden er Friezen (Frisii) op de strandwallen van Midden-Kennemerland, en de geestgronden (geest is een mengsel van zand, klei en veen) en het laagveen daarachter. De Romeinen hadden in de eerste helft van de eerste eeuw twee vlootbases in het gebied onder de huidige Velser- en Wijkertunneltracees, waarvan men aanneemt dat die het in de bronnen vermelde ‘Flevum’ moeten zijn geweest. We mogen aannemen dat er een levendige ruilhandel is geweest met de lokale bevolking, afgezien van het debacle van de Friese opstand in 28, veroorzaakt door de inhalige Romeinse ambtenaar Ollennius.

              http://romeinen.info/flevum-de-romeinen-in-noord-holland/

              https://romeinsekust.wordpress.com/artikele/castello-cui-nomen-flevum-romeinen-en-velsen/

              Vermeldenswaard is in dit geval ook het archeologisch heronderzoek van een site in het nabijgelegen Krommenie, dat verleden najaar plaatsvond. Die site staat algemeen bekend als ‘Hain’ (een hain is een Germaanse rituele plaats), maar lijkt – zoals al lang werd vermoed – een Romeinse wachttoren te zijn geweest. Dat is, met de Romeinse vlootbases aan het Oer-IJ op spuugafstand, een fantastische conclusie!

              https://www.awn-archeologie.nl/afdeling/zaanstreek-waterland/tag/hain/

    3. jan kroeze

      @theovandijk: deze vraag kwam ook bij mij op. Hoe kwamen ze bv. de rivieren over. Waarom gesjok met vee en hoeveel enz.

      1. Rob Duijf

        ‘Hoe kwamen ze bv. de rivieren over.’

        De Romeinen konden bruggen bouwen… Bovendien waren er doorwaadbare plekken. Bedenk dat de rivieren nog niet waren bedijkt. Daardoor konden de rivieren makkelijk hun stroom verleggen, was de stroomsnelheid lager en waren ze minder diep.

        ‘Waarom gesjok met vee (…)’

        Aan de overkant is het gras altijd groener? 😉

        1. FrankB

          “doorwaadbare plekken”
          Die waren er vele eeuwen later ook nog. Zie bv. de opmarsroute van Lodewijk XIV in 1672.

            1. Roger van Bever

              Dezelfde etymologie ook in andere talen en landen:

              Een paar voorbeelden:

              In Frans-Vlaanderen: Steenvoorde.
              Belgisch Vlaanderen: Voorde (deelgemeente van Ninove); Vilvoorde

              In het Duits: – furt(h): veel plaatsen die Furth heten, maar ook in samenstellingen: Frankfurt, Erfurt, etc.

              In het Engels: -ford: Oxford, Hertford, Stratford, etc.

      2. Rob Duijf

        De vraag om hoeveel vee het ging, vind ik lastig te beantwoorden, maar misschien zijn er anderen die dat weten?

        De lokale gemeenschappen waren In ieder geval niet groot en zelfvoorzienend. Er werd vooral voor het leger geproduceerd. Je zou dus moeten kijken naar welke legeronderdelen er op een bepaald moment waren gestationeerd, laten we zeggen op het hoogtepunt van de Pax Romana. Toen was het redelijk rustig en vreedzaam aan de limes en kon het achterland, bijvoorbeeld op de Limburgse lössgronden, floreren. Bij de legerplaatsen ontstonden ‘civitates’ met ambachtslieden die werkten voor het leger en natuurlijk ook van voedsel moesten worden voorzien.

Reacties zijn gesloten.