MoM | Testis unus testis nullus

Ptolemaios III Euergetes (Neues Museum, Berlijn)

Oudheidkundigen hebben veel gemeen met astronomen die naar bijvoorbeeld de Poolster kijken: ze kunnen het object van hun studie niet rechtstreeks observeren. Zoals astronomen alleen kunnen kijken naar licht dat vier eeuwen geleden is uitgezonden, zo hebben oudheidkundigen alleen toegang tot geschreven bronnen en archeologische overblijfselen. Het observeren van historische feiten is even onmogelijk als het rechtstreeks observeren van de Poolster. Dit betekent dat oudheidkundigen nooit zullen behoren tot het slag wetenschappers dat theorieën kan toetsen en opnieuw kan toetsen. Caesar werd slechts één keer vermoord en we hebben als bewijsmateriaal alleen een handvol geschreven bronnen.

Dat noopt tot voorzichtigheid maar er zijn wel gradaties van zekerheid. Laten we eens kijken naar de landwet die in 133 v.Chr. werd voorgesteld door de Romeinse politicus Tiberius Gracchus, waarin een maximum werd gesteld aan de hoeveelheid staatsland (meestal het land dat op een vijand was buitgemaakt) die iemand toegewezen kon krijgen. Er zijn slechts drie bewijsstukken:

  • Titus Livius: niemand mocht meer dan 1.000 iugera staatsland bezitten.
  • Ploutarchos: niemand mocht meer dan 500 iugera land bezitten.
  • Appianus: niemand mocht meer dan 500 iugera staatsland bezitten, plus nog 250 voor elk van zijn zonen.

Wat te geloven? Veel historici harmoniseren deze stukjes informatie en zeggen dat de landwet iemand toestond 500 iugera staatsland te bezitten, plus 250 voor zijn twee eerste zonen. Dit kan waar zijn, maar is wel in tegenspraak met elk van de drie bronnen.

Er ligt dus een probleem en er is geen manier om het op te lossen. Van de andere kant: we kunnen nu tenminste een boom opzetten. Moeten we geloof hechten aan Appianus, die goed getraind was in het Romeinse bestuursrecht? Of Ploutarchos, die toegang had tot goede bronnen? Of toch Livius, die tenminste een moedertaalspreker was van de taal waarin de voornaamste documenten waren geschreven? We kunnen een beredeneerde inschatting maken omdat we het probleem herkennen.

Vergelijk dit nu eens met de situatie waarin we slechts één bron hebben. We hebben dan geen andere keus dan het gebodene te accepteren, aangezien we niet herkennen dat er een probleem is. Vergelijkbare voorbeelden:

De stukjes informatie die in deze kleine lijst worden genoemd, zijn minder “hard” dan de landwet van Tiberius Gracchus, die in elk geval in verschillende, zij het tegenstrijdige bronnen, wordt genoemd. We herkennen tenminste dat er een probleem is. Als we echter slechts één bron hebben, kunnen we niet eens herkennen of er problemen zijn. We hebben dus te maken met ontoetsbare informatie, die we al sinds de dagen van de Wiener Kreis plegen aan te duiden als zinledig. Je kunt ook het oude Latijnse rechtsspreekwoord testis unus testis nullus gebruiken, “één getuige is geen getuige”.

Betekent dit dat we alle informatie moeten afwijzen die is gebaseerd op één enkele bron? Dat lijkt onverstandig, al was het maar omdat we al zo weinig bronnen hebben. Veel hangt af van het type bron. De Ptolemaios III Kroniek is bijna contemporain met de daarin beschreven gebeurtenissen en behoort tot een reeks teksten die dikwijls kan worden geverifieerd. We mogen daarom vermoedelijk wel geloof hechten aan de claim dat Ptolemaios III Babylon innam. Een ander criterium is waarschijnlijkheid: Herodotos’ bewering dat Cyrus het verre Lydië heeft veroverd vóór het nabije Babylonië, oogt wel een beetje vreemd.

Dit stukje eindigt zonder oplossing: het probleem bestaat maar er zijn geen eenvoudige regels om ermee om te gaan. Toch doen oudheidkundigen er goed aan in gedachten te houden dat, hoewel er known unknowns zijn (zoals de precieze formulering van Gracchus’ landwet), er ook heel veel unknown unknowns zijn. Waarschijnlijk zijn dat er meer, maar hoe kun je dat weten?

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Deel dit:

8 gedachtes over “MoM | Testis unus testis nullus

  1. FrankB

    Maar er zit ook een voordeel aan. Dat Tiberius Gracchus die landwet voorstelde is zo zeker als zeker maar kan zijn in de wetenschap – alleen volledig uit de lucht gegrepen samenzweringstheorieën kunnen dat nog ondermijnen. Vergelijk dat eens met de opschudding acht jaar geleden:

    https://en.wikipedia.org/wiki/Faster-than-light_neutrino_anomaly

    Dat zou zo maar nog eens kunnen gebeuren, dan terwijl er niets mis is met de uitrusting. De mogelijkheid om steeds opnieuw te toetsen vermindert de waarschijnlijkheid een beetje.
    Overigens vind ik de vergelijking met de Poolster niet helemaal bevredigend. Ik zou liever een Supernova nemen. Dat overkomt een ster immers ook maar één keer.

  2. Beste Jona,

    Van de drie bronnen over de landwet van Tiberius Gracchus, geef ik de voorkeur aan Appianus. Het argument daarvoor is dat hij van de drie schrijvers de meest specifieke informatie geeft. Ploutarchos en Titus Livius kunnen wel hun informatie ontleend hebben aan bron die lijkt op Appianus. Appianus daarentegen kan niet zijn informatie ontleend hebben aan een bron die lijkt op Ploutarchis en Titus Livius,

  3. eduard

    Herodotus bewering dat het tentoonstellen van het afgehakte hoofd van koning Leonidas een ongekende maatregel was die getuigde van de woede van Xerxes en de Perzen is een testis unus. Als we dan ook weten dat Assurbanipal in zijn paleistuin het afgehakte hoofd van koning Te-umman van Elam tentoonstelde, en dat de gehavende Artaxerxes II Memor na de slag bij Cunaxa bij ontstoken fakkellichten het afgehakte hoofd van Cyrus de Jongere aan zijn gehavende leger tentoonstelde (en dat tijdens de oudheid het tentoonstellen van afgehakte hoofden ook onder andere barbaren als de Kelten en de Skythen schering en inslag was), dan kunnen we met een gerust hart deze testis nullus naar het rijk der fabelen verwijzen, en hem alleen gebruiken om iets over Herodotus en de Grieken te zeggen, niet over Xerxes en de Perzen.

  4. Met betrekking tot het voorbeeld van de landhervorming van Tiberius Gracchus zou ik allereerst willen opmerken dat de drie auteurs het over één ding eens zijn: er werd een maximum aan het bezit van staatsland gesteld. Vervolgens vraag ik mij af hoe relevant de exacte omvang van dat maximum voor ons is. Met andere woorden: ik zie vooral overeenstemming tussen de drie bronnen.
    Met betrekking tot het voorbeeld van Matthaeus zou je kunnen aanvoeren dat er minstens drie bronnen zijn die hem impliciet tegenspreken, namelijk door dit voorval niet te vermelden.

  5. Jona, – Mocht je deze reactie nog lezen: kan je mij vertellen wáár Livius vermeldt dat niemand meer dan 1.000 iugera staatsland mocht bezitten. Volgens mij behandelt Livius de tijd van de Gracchen in een van de verkoren gegane boeken.

Reacties zijn gesloten.