Het beleg van Jeruzalem (1)

Jeruzalem tijdens de Joodse Opstand

[Tiende deel van een reeks over de Joodse Opstand in 66-70 na Chr. Het eerste deel was hier.]

Ik heb eerder beschreven dat de Romeinen, verdeeld door een burgeroorlog, aarzelden of ze het opstandige Jeruzalem moesten aanvallen. Toen Vespasianus eenmaal de macht in handen had, was er niets dat de belegering belette. In die stad waren fanatiekelingen aan de macht gekomen, en hun moreel was in de loop van 69 verbeterd. Het Romeinse imperium leek, met verschillende mannen die streden om de troon, immers op instorten te staan. Ook de tempel van de Romeinse oppergod Jupiter was afgebrand: een beter teken dat God de Joden zou steunen, was er niet.

Vol vertrouwen in de toekomst gingen de boeren in het najaar van 69 weer aan het werk, zoals blijkt uit een in het Hebreeuws gestelde akte waarin de verkoop is vastgelegd van een stuk bouwland “op 14 chesjvan van het vierde jaar van de verlossing van Israël” (18 oktober 69). De bij deze transactie betrokken partijen hielden geen rekening met oorlog. Bovendien was de nieuwe Romeinse generaal onervaren. Titus’ enige verdienste was dat zijn vader op hem kon rekenen, maar er gingen geruchten dat hij minder was geïnteresseerd in de oorlog dan in de charmes van de Joodse prinses Berenike, de zus van Agrippa II, een Joodse leider met de wat grandioze titel “koning” en wat bezittingen in het noorden.

Ook Vespasianus realiseerde zich dat Titus’ militaire kwaliteiten gering waren en gaf hem een goede adviseur: Tiberius Julius Alexander, de gouverneur van Egypte, van Joodse afkomst en bovendien voormalig gouverneur van Judea. Hun eerste maatregel was doeltreffend: aan het eind van de middag van 14 april 70, toen de Joden al de hele dag Pesach hadden gevierd, arriveerden de legioenen bij Jeruzalem. Het Tiende Legioen Fretensis bezette de Olijfberg ten oosten van de stad, het Vijfde Macedonica lag wat verder weg, terwijl ten noordoosten van de stad een kamp werd gebouwd door het Vijftiende Apollinaris en het Twaalfde Fulminata, dat pas was gearriveerd uit Syrië. Er waren, behalve de reguliere hulptroepen, ook versterkingen uit enkele cliëntstaatjes aan de Eufraat, terwijl uit Italië talloze avonturiers waren gekomen, merendeels veteranen uit de verslagen legers van de drie keizers die in 68-69 de troon hadden bekleed.

De belegerden waren kansloos. Pesach valt immers samen met het begin van de graanoogst, en de plotselinge blokkade van Jeruzalem betekende dat de voedselvoorraden, toch al uitgeput doordat het land de rust van een sabbatsjaar had genoten, niet konden worden aangevuld. De aanwezigheid van pelgrims verergerde dit probleem. En alsof dat nog niet genoeg was, waren de Joden hopeloos verdeeld. Op de dag waarop Titus de belegering van de stad begon, was de Tempeldienst bloedig verstoord doordat de mannen van Johannes van Gischala de Zeloten van Eleazar te lijf waren gegaan.

Jeruzalem bestond uit vier delen. In het zuiden lag de oude stad, in het oosten, zuiden en westen omgeven door een diep dal. Dit gebied, dat ruwweg samenvalt met de huidige Armeense en Joodse wijken, was in handen van Simon bar Giora, die zo’n 15.000 man commandeerde. Hij beschikte over een bron die bekendstond als de vijver van Siloam. Eleazar de Zeloot beheerste met ongeveer 2400 man de tempel en de burcht Antonia. Hun watervoorziening was geregeld door een ondergronds aquaduct dat was aangelegd door Pontius Pilatus. Sinds het bloedbad met Pesach waren de Zeloten onderworpen aan Johannes van Gischala, die met 6.000 man het derde en vierde deel bezette, de Voorstad en de Nieuwe Stad. Dit laatste gebied, waar nu christenen en moslims wonen, was zo’n vijfentwintig jaar eerder aan de stad toegevoegd en daarom nog niet volledig bebouwd, zodat her en der nog oude graven waren te zien, waartussen pelgrims verbleven in tenten.

De stadsmuur was ontworpen door ingenieurs die op de hoogte waren van de laatste snufjes op het gebied van de belegeringsoorlog: achttien meter hoog en voorzien van torens die daar nog eens achttien meter bovenuit staken. Althans, dat zegt Josephus, die inmiddels aan de Romeinse zijde de oorlog observeerde en die er geen belang bij had de luister van de Romeinse overwinning te verkleinen met accurate cijfers. Hij geeft echter toe dat de muur gehaast was gebouwd en dat helpt verklaren waarom de Romeinen hier de aanval openden. Het was bovendien de enige plaats waar de stad niet was omgeven door een ravijn.

Ter voorbereiding van de aanval plaatste Titus drie van zijn legioenen in kampen tegenover de Nieuwe Stad. Het Vijfde Macedonica lijkt te zijn overgeplaatst naar de plaats die nu Yemin Moshe heet, terwijl XII Fulminata en XV Apollinaris werden gelegerd op de plaats waar nu de orthodoxe wijk Mea She’arim ligt. Johannes wilde een preventieve aanval doen, maar omdat hij bang was dat Simon de stadspoorten achter hem zou sluiten, zag hij ervan af. Hierdoor konden de Romeinen de eerste fase van de belegering, de gevechten voor de muur die hun in Jotapata nog vijf dagen hadden gekost, overslaan. Al gauw bekogelden de blijden het noordwesten van de stad en werd de ram ter hoogte van de huidige Jaffapoort naar voren geschoven, waarop de Joden, net als in Jotapata, uitvallen deden en probeerden de artilleriestukken te vernietigen.

Vergelijking van de twee belegeringen suggereert dat de Romeinen van hun vergissingen leerden. Vespasianus had, nadat hij een bres in de muur van Jotapata had geslagen, voortijdig de aanval gelast, en te laat ontdekt dat hij eerst torens had moeten bouwen om door middel van beschietingen te verhinderen dat verdedigers op de muur kokende olie naar beneden zouden gieten. Titus liet meteen drie met ijzeren platen beklede torens bouwen.

Op de vijftiende dag van de belegering bezweek de stadsmuur en stormden de Romeinen de Nieuwe Stad binnen. De volgende dag richtte Titus zijn hoofdkwartier in op de plaats waar bijna acht eeuwen eerder de Assyriërs hun kamp hadden gehad. Ik blogde er lang geleden al eens over. Zoals nog zal blijken is het geen toeval dat Josephus, die ook simpelweg had kunnen schrijven dat de Romein zijn kamp inrichtte tegenover de noordelijk stadspoort, de campagne van Sanherib in herinnering bracht.

Tegelijk gelastte Titus een aanval op de volgende muur, die niet alleen ver naar voren uitstak, maar ook onvoltooide verdedigingswerken had. Op de vijfde dag beukten de Romeinen een van de torens in, die zal hebben gelegen in de buurt van de huidige Damascuspoort. Zo drongen de Romeinen de Voorstad binnen.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

12 gedachtes over “Het beleg van Jeruzalem (1)

  1. Ondertussen probeer ik me te herinneren in welke roman van Sir Walter Scott ook alweer de Schotse dorpsgek voorkomt, die de werken van Flavius Josephus bezit en zich inbeeldt dat ze de actualiteit beschrijven. Als een voorbijganger vraagt of er nog nieuws is roept hij: ‘Slecht nieuws, slecht nieuws! Titus heeft Jeruzalem ingenomen!”

    1. vgent

      Misschien dat Sir Walter Scott dit ook ergens noemt maar je verwijst waarschijnlijk naar het volgende werk: _Memoir of Robert Chambers, with Autobiographic Reminiscences of William Chambers_ uit 1872, hier online (zie pp. 24-26)

      https://archive.org/details/memoirofrobertc00cham

      Gek was deze Tam Fleck zeker niet, eerder een geboren naverteller.

      1. vgent

        Algemene vraag voor MB reageerders: internet links gaan automatisch goed maar hoe zet je tekst cursief (zoals voor boektitels) of vet? Is daar ergens een handleiding voor?

        1. FrankB

          Vet: kleiner teken, b, groter teken, tekst, kleiner teken, slash (bij mij de schuine streep onder het vraagteken), groter teken.
          Cursief: hetzelfde, maar dan met i.

  2. Michel Gastkemper

    Aha, ook met spaties ertussen krijg je dit al… poging tot heldere uitleg mislukt. Dus inderdaad zoals html.

    1. Paul

      Zoals bij veel blogs en forums wordt gebruik gemaakt van ubb codes.
      [url]http://classic.magictraders.com/ubb/ubbcode.html[/url]
      Een soort html inderdaad.

Reacties zijn gesloten.