De historiciteit van koning David

De Mesha-stele, waarin koning David vermoedelijk wordt genoemd (Louvre, Parijs)

Een van de grote oudheidkundige problemen is dat van het asymmetrische bewijs. Wat doe je als de geschreven bronnen iets anders suggereren dan het bodemarchief? Er zijn twee strategieën. De maximalist gaat ervan uit dat de bron betrouwbaar is, tenzij het tegendeel wordt bewezen. De Medische hoofdstad Ekbatana was een stad met zeven muren, tenzij we de stad opgraven en constateren dat er maar één muur was. Julius Caesar moordde een stam uit bij de samenvloeiing van Rijn en Maas, tenzij we de resten van opgemeld bloedbad op een ander punt opgraven.

De omgekeerde positie staat bekend als minimalisme. De geschreven bron geldt als fictie, tenzij we archeologisch bewijs vinden dat haar bevestigt. Het zevenmurig Ekbatana is een sprookjesmotief, tenzij we zeven muren opgraven. Caesar moordde geen stam uit, tenzij we het slagveld op de juiste plek vinden.

Beide posities zijn onhoudbaar omdat we te weinig data hebben. We weten niet waar Ekbatana in de IJzertijd heeft gelegen – wat is opgegraven, is veel jonger – en als we op de samenvloeiing van Waal en Maas enorme hoeveelheden botmateriaal vinden uit de eerste eeuw v.Chr., zouden we ook het kamp van Caesar willen vinden plus, als het even kan, een slingerkogel met het nummer van een van de relevante legioenen. Door de genoemde dataschaarste is de discussie over deze twee strategieën lastig én uitdagend. Het zou het beste uit de wetenschap boven kunnen halen maar het maximalismedebat is in de Nederlandse oudheidkunde te ruste gelegd. Als archeologen écht in discussie moeten met historici en andersom, is er in de Nederlandse wetenschap ineens weinig waarheidsliefde. Er is weinig wil tot weten. De ambitie om je eigen vak te overtreffen, is afwezig. Gelukkig hebben we Israël.

Daar spitst het zich toe op de vraag wat we aan moeten met het koninkrijk van koning David en Salomo. De Bijbelboeken 2 Samuël en 1 Koningen beschrijven dit als een machtige staat, en zoiets is archeologisch te testen, bijvoorbeeld als je een monumentaal paleis opgraaft met kleitabletten die erop duiden dat er een gecentraliseerde administratie heeft bestaan. Nu zijn in Jeruzalem even ten zuiden van de Tempelberg inderdaad grote structuren gevonden – ik blogde er al eens over – die aan toeristen worden gepresenteerd als het paleis van David en Salomo. Toen ik er was hing er een bordje waarin stond dat er andere interpretaties bestonden, wat nogal een eufemisme is, want het aardewerk is een eeuw te jong. We hebben stomweg geen archeologisch bewijs voor het bestaan van de staat van David en Salomo, zelfs geen kleitabletje met een simpele mededeling als “In het zesde regeringsjaar van Salomo”.

Een minimalist zou nu kunnen zeggen dat David en Salomo even legendarisch zijn als pakweg de Nibelungen. Dat verdient zeker overweging, maar langzamerhand groeit er bewijs voor de historiciteit van David. De eerste aanwijzing is een in 1994 gevonden inscriptie uit Tel Dan, waarin een koning van Damascus het “huis van David” vermeldt. Dat bewijst dat David in de tweede helft van de negende eeuw werd herinnerd als de stichter van een dynastie.

Sinds kort is er een tweede aanwijzing, al gaat het om een tekst die we al anderhalve eeuw kennen, namelijk de Mesha-stele. Dit is een inscriptie uit het IJzertijdstaatje Moab in het huidige Jordanië, waarin een koning Mesha beschrijft hoe hij zijn land onafhankelijk heeft gemaakt van de Israëlische overheersing. Dit gebeurde in de eerste helft van de negende eeuw, dus zeventig tot honderd jaar na Davids veronderstelde regering en een halve eeuw vóór de stele uit Tel Dan. Het monument, dat vandaag de dag staat in het Louvre, is een tijdje geleden met nieuwe technieken opnieuw onderzocht en dat leidde tot een herinterpretatie van een handvol letters. Er blijkt een vermelding te zijn van een Beth Daw[i]d, het Huis van David, dat een gebied beheerste dat Mesha van Moab heroverde.

U vindt het artikel hier. Er zit wat academisch geneuzel in over digital humanities en eerlijk is eerlijk, een letter I is weggevallen, maar Beth Daw[i]d lijkt de meest logische interpretatie. Over de opstand van Mesha tegen zijn westerburen is overigens onlangs nog meer bekend geworden door de vondst van een altaar uit het heiligdom Aratoth, waarin staat dat de Moabieten de nederzetting plunderden en er brons weg namen. U leest er daar meer over.

Dit alles zal de maximalisme-discussie niet beslissen, maar de historiciteit van David lijkt me inmiddels vast te staan, waarbij je verder kunt discussiëren over de aard van zijn koningschap: leider van een federatie van stammen, zou ik zeggen, want voor staatsvorming is veel te weinig bewijs.

Deel dit:

31 gedachtes over “De historiciteit van koning David

  1. FrankB

    “het maximalismedebat is in de Nederlandse oudheidkunde te ruste gelegd.”
    Dat is jammer om nog een andere reden. Zoals natuurkundigen de ene keer aan de relativiteitstheorie werken en de andere keer aan de quantummechanica (de twee zijn tegenstrijdig met elkaar) – of erger nog, een theorie gebruiken die al lang weerlegd is, omdat ze nu eenmaal niets beters hebben – zo zou elke oudheidkundige en archeoloog een vraagstuk zowel vanuit maximalistisch als minimalistisch moeten (kunnen) bespreken. Wie dat verzuimt lijdt binnen de kortste keren aan tunnelvisie. Dit heb ik ooit nog eens gehad bij methodologie op de universiteit: zorg voor een open vraagstelling.

  2. eduard

    Wat is in de voor-moderne tijd het verschil tussen een leider van een stammen federatie en een koning van een staat? En wat zijn die stammen, zal een koning David bij een stam van Israel gedacht hebben aan een geografisch, cultureel of linguïstisch vastgelegde inclusieve groep, of aan een aristocratische, exclusieve groep?

    1. De achterliggende gedachte is ruwweg dat de mensheid evolueert naar complexere samenlevingen: een kleine groep jagers/verzamelaars, een simpele samenleving van nomadische veetelers, een boerendorp, een vroege staat, een stadstaat, een imperium… De grenzen zijn niet scherp te trekken, maar het helpt wel om vast te stellen wat vergelijkbaar is en wat niet. De !Kung, een volk van jagers en verzamelaars bij de Kalahari-woestijn, kun je wel vergelijken met mensen uit de Steentijd maar niet met de Romeinen, om eens iets te noemen.

      Archeologen hebben correlaties tussen samenlevingstype en bodemarchief vastgesteld. Een vroege staat kent monumentale architectuur en een geschreven administratie. Het ontbreken daarvan, hoewel er toch echt lang genoeg in Israël is gezocht, suggereert dat Jeruzalem de voornaamste nederzetting was voor een stammenfederatie.

  3. FrankB

    Moet jij geen oproep doen om volgende week zaterdag naar de noordelijkste universiteitsstad af te reizen? Sterker nog: moet jij niet zelf gaan?

    https://www.dvhn.nl/groningen/Letterenfestival-RUG-slaat-op-de-trom-tegen-bezuinigingen-24793747.html

    Dikke kans dat men er mij zal kunnen vinden. De mini-lezing Authentiek of Nep-Nieuws? Archeologische reconstructies van het oude Palmyra klinkt bv. erg aantrekkelijk.
    Mag ik iig hopen dat je hier minstens evenveel aandacht aan besteedt als aan de WO?

  4. Robbert

    De verhalen zijn zeer gedetailleerd en levensecht. Wordt dat nog gezien als een argument voor historiciteit van de hoofdrolspelers? Samuel etc. lezend kan ik mij niet voorstellen dat de verhalen vanaf nul verzonnen zijn.

    1. FrankB

      Ik wel – het valt bv. op dat dergelijke verhalen alleen over mannen worden verteld, nooit over vrouwen; typisch voor mannen met vooroordelen die een verhaal uit hun duim zuigen. Maar dat is het punt niet.
      1. Wat wij ons wel of niet kunnen voorstellen is een uiterst beroerde maatstaf. Zo kan ik mij geen voorstelling maken van een lichtfoton, maar wel van een vliegende draak. Men neme een hagedis, vergrote hem uit, voorziet hem van vleugels, laat hem af en toe vuur spuwen en voila. Ik kan zoveel details toevoegen als u maar wilt. Maar een lichtfoton? Geen idee hoe ik zo’n ding moet beschrijven, behalve in abstracte, niet-levensechte wiskundige termen.
      2. Het centrale probleem van de oudheidkunde is nou net te bepalen in hoeverre verhalen historisch en in hoeverre fictief zijn. Criteria als “levensecht” zijn te vaag en te subjectief. Ik vind de verhalen uit de Griekse mythologie, over al die ruziënde Olympische goden, levensecht.

      1. Robbert

        Zeker! Wij kunnen ons van alles wel of niet voorstellen.
        Zo kan ik mij voorstellen dat in literatuurwetenschap criteria voor “levensechtheid” bestaan, die aangeven of een verhaal fictie of non-fictie kan worden genoemd of iets ertussenin. Zouden die er zijn, ook toepasbaar op antieke teksten, dan kan ik mij voorstellen dat op de ladder van fictie naar non-fictie David veel hoger op die ladder staat dan Zeus; met Siegfried, Arthur en Achilles ergens ertussenin.

    2. gmknepper

      Als verhalen die pakweg 500 jaar na een vermeende gebeurtenis zijn opgeschreven niettemin zeer gedetailleerd en levensecht overkomen, is er hoogstwaarschijnlijk een overtuigend auteur aan het werk geweest, wiens intentie het was dat de toehoorder zich niet zou kunnen voorstellen dat die verhalen vanaf nul verzonnen zouden kunnen zijn.

      1. Ik denk nog even aan Livius’ beschrijving van de moord op Servius Tullius. Een prachtig verteld verhaal met overtuigende portretten en tal van overtuigende details. Ook dat is vijf eeuwen na dato opgeschreven en ik zou er geen geld op inzetten dat het feitelijk zo is gegaan.

        1. gmknepper

          Als het gaat om (vermeende) gebeurtenissen van eeuwen terug, pleit gedetailleerdheid in principe juist _tegen_ de historiciteit van die details. We zouden dan aan moeten nemen dat een verhaal eerst eeuwenlang mondeling is overgeleverd (wat theoretisch mogelijk is maar aangetoond moet worden), waarbij de details ongewijzigd zijn gebleven. Maar in de praktijk zijn het hoogstens grote lijnen die in mondelinge traditie overeind kunnen blijven (‘Lang geleden was er eens een koning die David heette’, ‘Lang geleden is er oorlog gevoerd rond een stad in klein-Azië’), waarbij bij elke hervertelling de details worden aangepast aan (de eisen of wensen van) het publiek. De Davidverhalen hebben in de vorm waarin wij ze nu kennen een duidelijk educatieve strekking: kennelijk was dat omstreeks 550 vC hun gewenste functie.

  5. De verhalen zijn prachtig, maar er zijn zoveel mooie verhalen waarvan je wil dat ze echt zijn. Ik noemde de Nibelungen. Het drama van de ondergang van koning Arthur zou ook hebben gekund. Zulke verhalen zijn helaas niet echt.

  6. Jeroen

    Hier komt mijn knuppel in het hoenderhok:
    Geschreven bronnen kunnen doelbewust liegen, en daarnaast ontbreken, vervalst en/ of verkeerd geïnterpreteerd worden.
    Archeologische bronnen kunnen dat alles ook… maar niet het eerste; niet vóór de uitvinding van de archeologie.

      1. Jeroen

        Dat is een waarheid als een koe. Of op z’n Hollands: “Eén bewijs is géén bewijs.

        Het heeft alleen niets te maken met wat ik schreef, helaas.

    1. Interessante knuppel en veel voor je stelling te zeggen, maar om er nog eens een knuppel bij te gooien: is het liegen zelf in de loop der eeuwen niet ook van betekenis veranderd? De pseudepigrafische Paulijnse brieven waren naar moderne maatstaven flagrante vervalsingen. De schrijvers zelf moeten ook hebben geweten dat die teksten niet echt van Paulus waren. Toch vermoed ik dat ze dachten dat ze niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk in de geest van Paulus schreven.

      Zou dat niet ook voor ongeschreven bronnen kunnen gelden? Het drieduizend jaar oude Witte paard van Uffington, een tekening in de Engelse kalksteen, is zo gigantisch dat je het alleen vanuit de lucht kunt zien. Door de omvang was het voor mensenogen niet te zien en je kunt je goed voorstellen dat het in de beleving van de tijdgenoten – en van de kunstenaars zelf – ook niet door mensenhanden gemaakt was. Er is meer tussen waarheid en leugen dan de moderne binaire benadering toelaat.

      1. In Werner Herzogs Cave of Forgotten Dreams wordt verteld over de vaak duizenden jaren oude rotsschilderingen door aboriginals. Een antropoloog vond eindelijk een aboriginal die in de tegenwoordige tijd zulke schilderingen maakte. Hij vroeg “Waarom schilder je?” De aboriginal antwoordde: “Ik schilder helemaal niet. Er is een geest aan het schilderen.”

      2. gmknepper

        Joris: Kun je uitleggen wat je bedoelt met
        “Toch vermoed ik dat ze dachten dat ze niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk in de geest van Paulus schreven.”
        Ik begrijp de betekenis van ‘letterlijk’ en ‘figuurlijk’ in dit verband niet.

        1. “In de geest van Reve schrijven”, dat is meestal gewoon een metafoor voor “invloed”. Iets anders is het als je werkelijk gelooft dat dezelfde Geest die in hem huisde ook bezit van jou neemt als je schrijft.

      3. Jeroen

        Klopt. Vanuit een modern perspectief zoeken naar historische motiveringen blijft altijd een dans met onzekerheid.

        Maar er zijn naast deze twijfelgevallen ook wel degelijk doelbewuste leugens aan te tonen in de bronnen (naar onze moderne maatstaven gemeten); falsums die werden opgesteld om bepaalde historiciteit naar latere generaties te faken… dit ontbreekt in de archeologie; er is geen Griekse heerser die een nep-muur bouwde met het oog op een latere opgraver, zodat deze zou denken dat het een oude muur was.. etc.etc.. (ik bedoel dus vóór de vaststelling van de archeologie als vakgebied… ik laat de Tjerk Vermaningen van deze wereld buiten beschouwing).

        Kortom: als een document vermeldt dat er twee muren rond een vesting lagen, en niet meer… en de archeoloog vindt er onomstotelijk drie.. dan heeft de archeoloog altijd gelijk.

        Als iemand hierop een uitzondering weet, hoor ik hem bijzonder graag.

      4. Robert

        “Het drieduizend jaar oude Witte paard van Uffington, een tekening in de Engelse kalksteen, is zo gigantisch dat je het alleen vanuit de lucht kunt zien. ”

        Welnee. Hoe komt u daar nou bij?

        Ten eerste is de datering onduidelijk, het kan bijvoorbeeld best Keltisch zijn (vanwege de vergelijkbare typologie van paarden op pre-Romeinse Britse munten) of zelfs vroegmiddeleeuws.
        Ten tweede is de bewering dat het ‘zo gigantisch dat je het alleen vanuit de lucht kunt zien’ aperte onzin. Ik ben er twee keer geweest en je kunt het dier (‘paard’?) prima zien vanaf de grond.

  7. jacob krekel

    Voor een rijk als dat van David en Salomo was in elk geval nodig dat de grote jongens van die tijd, Egypte en Mesopotamie, in een tijdelijk verval waren. Want normaal behoorde Palestina tot de Egyptische invloedssfeer, en werd dat soms door Assyrie of Babylonie, of door de Hittieten betwist. Omstreeks 1000 was Egypte op een dieptepunt van zijn macht en was ook Mesopotamie niet wat het anders wel eens was, dus wat dat betreft had het gekund. Maar dat er noch in Egypte noch in Mesopotamie ook maar één vermelding van zo’n Rijk is gevonden moet toch een vrij sterke aanwijzing zijn dat het nooit bestaan heeft. De eerste teruggevonden vermelding van een joodse koning betreft Omri.
    Omstreeks 1000 was het wel een gunstige tijd voor lokale machthebbers om te proberen hun vleugels wat wijder uit te slaan. En het zou best kunnen dat er eentje is geweest die David heette. Of Salomo. Maar dat die vleugels zover gingen als Samuel en Koningen zeggen, zonder dat dat door iemand werd opgemerkt, dat wil er bij mij niet in.
    Vergeet ook niet dat Samuel en I Koningen profetische boeken zijn, die vooral gaan over de vraag wat een koning is en wat een koning een goede koning maakt. En dat is niet zo eenvoudig. Waarom is David, die toch een veel grotere schurk is dan Saul, wel een goede koning en Saul niet? Had Boris Johnson maar 1 Koningen 1 en 2 gelezen. Dan had hij geweten hoe je wel middels een fait accompli je zin kunt krijgen.

  8. Ben Spaans

    Kan je heel voorzichtig gaan stellen dat ‘Huis van David’ de naam was waarmee de buurvolken het ‘entiteitje’ in de heuvels grond Jeruzalem aanduidden? Niet als ‘Juda’?

  9. Oom Paspasu

    De lezing btdwd stamt al uit 1992, maar is vanwege de staat van de stele onzeker. Sommige wetenschappers lezen het anders; zie bijvoorbeeld de Livius Nieuwsbrief van mei. Het nieuwe onderzoek heeft er nog eens goed naar gekeken en concludeert dat btdwd de “best – though hypothetical” lezing is.

    Waarom is het artikel steeds “Daw‹i›d” staat, wordt niet duidelijk gemaakt. Waarschijnlijk wil de schrijver de mogelijkheid “Dawd” open laten. Aangezien klinkers niet geschreven worden, kunnen ze ook niet ontbreken. De naam Dawid wordt tegenwoordig gewoonlijk met een leesmoeder yod geschreven als dwyd, maar dat komt in de Tenach maar enkele keren voor, dus verwacht je dat al helemaal niet in deze inscriptie.

Reacties zijn gesloten.