De evacuatie van Arnhem

Bombardement van het Bezuidenhout (© Haags Gemeentearchief)

Ik ben misdienaar in de Heilige Mis van 11:30 in de Walburgkerk aan het Walburgplein in Arnhem op de dag van de landingen. De kerk zit tjokvol, zoals gewoonlijk in de laatste Heilige Mis op zondag. Even over twaalf uur gaat het luchtalarm af; de mis gaat gewoon door. Als de mis afgelopen is, moeten de mensen in de kerk blijven zitten. Bij luchtalarm mag men niet over straat gaan. Het is al over enen als er nog geen veilig signaal is afgegeven. De pastoor gaat met de Duitse autoriteiten overleggen hoe de kerkgangers naar huis kunnen gaan. Na enig overleg geven de Duitsers toestemming om de mensen naar huis te laten gaan met de instructie zo dicht mogelijk in de buurt van de bebouwing te lopen. We lopen snel naar huis.

Er zijn veel vliegtuigen in de lucht en vanwege het alarm is het rustig op straat. In de avond raakt een afgedwaalde granaat de schoorsteen van het huis naast ons. Een harde knal en er vallen wat stukjes plafond naar beneden. We blijven de hele nacht in het gangetje bij de badkamer waar we ons het best beschermd voelen. Vermoeid valt iedereen in slaap.

’s Maandagsmorgens zien we al wat rook opstijgen in de buurt van de Walburgkerk. De strijd is dus dicht bij ons in de buurt. We voelen ons niet veilig in het huis en vragen aan kennissen van ons (ouders van een schoolvriendje) of we de nacht bij hen in het souterrain mogen doorbrengen. We verblijven daar maandag- en dinsdagnacht.

Naar Arnhem-Noord

Woensdagmiddag komt het bevel van de Duitse autoriteiten om het huis te verlaten en naar het noorden van de stad te gaan. Vader en moeder pakken wat spullen in een grote plunjezak en die legt vader over het stuur van zijn fiets. Moeder legt veel luiers onderin de kinderwagen waarin mijn jongste broer van twee ligt te slapen. Mijn zus van vijf zit op een plankje op de kinderwagen. Ik krijg als elfjarige de wandelwagen te duwen met daarop een broertje van zeven, en mijn broer van negen loopt naast mij met de hand aan de wandelwagen.

Zo lopen we naar de Antonielaan, waar een meubelmaker woont die veel reparaties voor mijn vader heeft gedaan. Het is een ouder echtpaar zonder kinderen maar met een groot huis. Een kamer wordt voor ons ingeruimd, zodat wij een beetje op ons zelf zijn. Het zou toch maar voor enkele dagen zijn.

Naar Spankeren

Begin oktober komt de opdracht om Arnhem te verlaten. Mijn vader krijgt een Ausweis om nog enige belangrijke dingen voor ons uit het huis te halen. Dan gaat het richting Dieren, zestien kilometer van Arnhem. Daar is inmiddels alles bezet maar vinden we nog een kamertje.

Vader gaat in de weer om een definitief evacuatie-adres te krijgen. Na drie dagen gaan we naar de familie Aalders in Spankeren, even voorbij Dieren. Hier wordt de voorkamer voor ons vrij gemaakt. De buurt zorgt voor matrassen zodat wij niet op de grond hoeven te slapen.

Bij de familie Aalders verblijven we vijf weken. Er zijn veel kinderen in de buurt en is er aan speelmaatjes geen gebrek. Vader helpt in de bakkerij om de machines schoon te maken. Zo kan hij wat terug doen voor de gastvrijheid van de familie Aalders.

Het huis is niet aangesloten op de riolering. In plaats daarvan heeft het huis een put waar de ontlasting in opgevangen wordt, de zogenaamde gierput. Doordat er nu veel mensen in het huis wonen loopt de gierput snel vol. Vader heeft op zich genomen de gierput te legen. Dat gaat met een emmer en een open bak op wielen die naar het land gereden te worden waar de gier als mest uitgereden wordt. Ik zie nog het vreselijke gezicht van mijn vader bij het leegscheppen van de put bij mooi weer maar ook bij slecht weer als niet alle gier in de bak terecht komt. Moeder zorgt zo goed mogelijk voor de kinderen en helpt mevrouw Aalders bij het huishouden.

Dwars door het land

Het einde van ons verblijf is zeer abrupt. Op een zekere middag (vermoedelijk 9 november) wordt er door een ordonnans van de politie een brief afgegeven dat vader zich de volgende morgen in Dieren moet melden om te gaan werken aan de IJssellinie. “Dat nooit”, roept mijn vader, die al eens voor de Duitsers op het vliegveld Deelen heeft moeten werken en toen door de Engelsen werd beschoten.

Er volgt een kort beraad en er wordt besloten dat we ’s nachts naar Den Haag zullen vertrekken. Daar woont namelijk alle familie van zowel mijn vader als mijn moeder. We gaan vroeg naar bed en midden in de nacht kleden wij ons aan. Hoe houdt je de kleine kinderen stil? Maar kennelijk voelt iedereen de spanning van het moment en is er niemand de huilt of schreeuwt. Dan gaan we op pad over allerlei landweggetjes richting Hoenderloo. We passeren in de middag de Woeste Hoeve waar een paar maanden later vele mannen zullen worden doodgeschoten als represaille voor de aanslag op Rauter.

Verder gaat het naar Hoenderloo waar we op een vrijdagavond aankomen. We worden naar een hooizolder gestuurd. Vader gaat op stap om nog wat eten te krijgen. Hij komt na enige tijd terug met een heel droog brood. We leven nu op water en brood.

De volgende morgen gaat moeder naar de evacuatiedienst om ons te melden. We krijgen wat bonnen om de noodzakelijkste etenswaren te kopen. De dag daarop is het zondag en ondanks de vele evacués in het dorp is alles dicht en gaat iedereen naar de kerk.

’s Maandags wordt er uitgezocht hoe we verder kunnen komen. Het blijkt dat er op woensdag een wagen van het Rode Kruis door het Nationale Park De Hoge Veluwe naar Otterloo gaat. Die dag stappen we op de open door een paard getrokken kar met al onze spullen en moeder met de kinderen. De kar is afgedekt met een groot wit kleed met een rood kruis er op. Vader mag niet door het park omdat het park tot oorlogsvrije zone is verklaard. Hij gaat buiten het park om op de fiets naar Otterloo. Daar staat hij ons op te wachten en volgt ons op de fiets.

We worden ondergebracht in een hoek van een schoolklas. We krijgen warme voeding en slapen nu in ieder geval warm. De volgende dag krijgen we te horen dat er een vrachtwagen naar Amersfoort zal gaan waar we mee kunnen. Die laat het echter om onbekende reden afweten. Ook op vrijdag wachten we op verder transport.

Het wordt zaterdag als er een auto beschikbaar is. De auto loopt op gas dat in een ketel uit cokes wordt verkregen. Op vaste plaatsen moet de cokes verwijderd en nieuwe kolen ingeschept worden. Zo komen we in twee of drie stappen in Amersfoort aan.

Daar gaan we te voet naar de Muurhuizen waar een oom van mijn moeder woont, drogist Van de Pavert. Zij zijn zeer verrast en we worden snel door de winkel naar het huis boven de winkel gebracht. Hier worden we hartelijk onthaald en wordt het weer warm van binnen.

We blijven twee dagen bij de familie Van de Pavert en gaan op maandag te voet op stap naar Vleuten waar weer een andere oom en tante wonen, de familie Verhaar. Tijdens onze wandeling door Utrecht lopen we over de Maliebaan langs het paleis van de bisschop van Utrecht, Kardinaal de Jong.

Woerden

In de avond komen we in Vleuten aan en ook hier worden we wederom hartelijk verwelkomd. We blijven een nacht en gaan dan verder te voet naar Woerden. We komen tegen spertijd, zeven uur ’s avonds, aan. Geen opvang voor evacuees te bekennen. We kloppen bij een kerk aan en worden ondergebracht in het patronaatsgebouw. Hier is een kamer vol met stro waar wij kunnen slapen. Geen verwarming, geen kookgelegenheid, geen wasgelegenheid, alleen een WC die er niet fris uit ziet. Nu zijn we echt vluchtelingen naar wie niemand om kijkt.

De volgende gaat moeder op stap om eten te vergaren. Dat gaat niet zo makkelijk want de voedselbonnen die wij hebben zijn hier niet geldig en moeten omgewisseld worden. Moeder is radeloos. Een meisje bij de bakker geeft aan dit te regelen en kan moeder alvast brood, boter en kaas meenemen.

Het meisje doet nog meer. Ze gaat naar haar moeder die in een statig huis aan een water woont en vraagt of wij daar enkele dagen mogen verblijven. De moeder stemt in en zo gaan we in de middag van het patronaatsgebouw naar het mooie huis aan een gracht. Ook hier worden we warm onthaald en kunnen we ons wassen en verwarmen.

De volgende dag gaat vader informeren hoe we verder kunnen reizen. Het blijkt dat er op vrijdag een melkboot van De Sierkan van Woerden naar de Laakhaven in Den Haag gaat. Dus nog een dag in het heerlijke warme huis met voldoende voeding en warm water.

Naar Den Haag

Op vrijdag moeten we al om acht uur bij de melkboot zijn. Maar die vertrekt voorlopig niet. De vergunningen zijn nog niet rond. Het wordt tegen tienen als de melkboot vertrekt. Het is een gure en winderige dag en wij worden bij de boeg van het schip neergezet met een groot zwaar zeil over ons heen om ons tegen de wind en de regen te beschermen. De reis gaat verder voorspoedig en komen we ’s avonds rond half negen in de Laakhaven aan. Daar moeten we nog meer als een uur wachten om een Ausweis te krijgen om gedurende spertijd over straat te mogen gaan.

We zijn nauwelijks onderweg als een V2 wordt afgeschoten en mislukt. Dat wil zeggen de raket gaat de lucht in en breekt nog voor hij de wolken bereikt in twee stukken. Het is duidelijk, we zijn nog niet van de oorlog af en zullen nog heel wat meemaken.

Tegen half elf komen we aan in de Charlotte de Bourbonstraat 209 waar de vader, zus en broer van mijn moeder wonen. Mijn opa dus en een oom en tante. Ook hier worden we hartelijk verwelkomd en worden bedden klaar gemaakt om heerlijk te kunnen slapen.

Ik slaap in een tweepersoonsbed met twee jongere broers. Om elkaar niet te veel te hinderen worden we om en om gelegd. De voeten van mijn jongste broer liggen dan naast mijn hoofd! Hier blijven we tot midden december en gaan dan naar het huis van de andere opa op de Schenkkade 72 waar we tot 3 maart 1945 verblijven.

Het bombardement

Iedere Hagenaar weet wat op die dag gebeurde. Dertien toestellen van de Engelse luchtmacht gooien in enkele rondjes een serie bommen uit waardoor een groot deel van het Haagse Bezuidenhout wordt platgelegd. De bommenwerpers maken steeds een rondje en laten dan opnieuw een bommenlast naar beneden vallen. De laatste reeks valt tussen de Anna van Burenstraat en het VUC-terrein, waar reeds een groot aantal Hagenaars via het viaduct naar de Wilhelminalaan in Voorburg trachtten te ontkomen. Helaas voor hen, honderden komen op dit open stukje grond om.

Mijn moeder is samen met mij en nog een jongere broer naar het consultatiebureau achter het Rijswijkseplein voor controle op de Mantouxprikken die we een week daarvoor hadden gekregen. Als we in wachtkamer zitten roept de dokter om dat de patiënten van het Bezuidenhout voorrang hebben. Direct nadat het luchtalarm is afgeblazen spoedden wij ons huiswaarts. Dan, als wij de spoorbomen bij het begin van de Schenkkade passeren, zien we dat een bom het huis van mijn opa heeft geraakt. Het huis is als een kaartenhuis in elkaar gevallen.

Huilend en struikelend bereiken we het huis. Opa staat voor het huis en zegt dat iedereen veilig is en op weg is naar een kennis van mijn tantes bij de octrooiraad in de Buitenruststraat in Voorburg. Het blijkt dat op het moment dat de bom viel de hele familie schuilde onder de stenen trap van de bel-etage. Deze trap en daarmee de hele kamer daaronder is blijven staan. De bom was precies naast het huis in de Anna van Burenstraat terecht gekomen. Naast het gat lag een dode man wiens haar in brand stond.

Maar wij begeven ons nu met haastige spoed naar de Wilheminalaan terwijl we over kermende mensen en onderdelen daarvan springen. Na een klein halfuur bereiken we de Buitenruststraat. Het wijkhoofd neemt de beslissing dat een huis van een NSB-er, die gevlucht is, voor een deel moet worden ontruimd en worden wij daarin ondergebracht.

Twee weken later vliegen de ramen er uit omdat een bom op de rails van de blauwe tram op de Parkweg terecht is gekomen. Ze laten ons ook nooit met rust. Na de bevrijding op 5 mei moeten we het huis uit omdat de NSB-er terug komt van zijn schuiladres. We komen nu terecht bij een mevrouw Van Vliet die om de hoek in een groot huis woont in de Vlietenburgstraat. Zij woont daar met haar dochter.

Hier blijven we tot we begin juni 1945 terug gaan naar Arnhem. Hier vinden we ons huis geheel leeggeroofd terug. Maar gelukkig is de oorlog ten einde en zijn we er heelhuids door gekomen. Zo eindigde na negen maanden onze omzwervingen als vluchteling.

[Vandaag een bijdrage van Jaap van Veen, die dit lang geleden schreef voor een ter ziele gegane website met de verhalen van gewone mensen over historische gebeurtenissen. Het was te aardig om het definitief van het internet te laten verdwijnen. Meer over de slag om Arnhem hier en over de evacuatie daar.]

Deel dit:

Een gedachte over “De evacuatie van Arnhem

Reacties zijn gesloten.