Een sluimerende frustratie

De Vesuvius

In het Colosseum zijn christenen gedood: aan dit misverstand wil ik graag een verzuchting over de lerarenopleiding en het lager onderwijs in Vlaanderen ophangen. Ik begin met een anekdote.

Een studente in de bacheloropleiding leerkracht lager onderwijs krijgt een schrijfopdracht: creëer een informatieve tekst voor kinderen uit het vijfde leerjaar (groep 7). In haar tekst gebruikt zij de woorden Colosseum en vulkaan. Commentaar van de docent: deze woorden zijn te moeilijk voor kinderen van een vijfde leerjaar. Gebruik liever “vuurspuwende berg” en “gebouw waar mensen vechten”.

Dit verhaal bereikt onze leraarskamer en leidt tot consternatie. Een simpele steekproef in de klassen van 5 en 6 leert dat 80-90% van de klas helder kan uitleggen wat een vulkaan is, waar het Colosseum staat en dat daar gladiatoren optraden. Consternatie en lichte verontwaardiging bij de kinderen als ze horen dat deze kennis niet verondersteld wordt. Ik citeer één van de weinigen die van het Colosseum enkel wist dat het een of ander gebouw in Rome was: “Ik vind het juist leuk om zo’n moeilijke woorden te leren.”

Misschien hebben we het verhaal – uit eerste hand – niet correct geïnterpreteerd en als we dit hoofdschuddend aanhoren, doen we onze collega’s in de lerarenopleiding misschien onrecht aan, maar we bekijken het wel in het licht van een langer sluimerende frustratie: een verminderde aandacht voor kennis in het onderwijs.

Ik baseer me voor het volgende op mijn eigen ervaring, op een brochure van de overheid die het gewenste profiel van leerkrachten schetst en op de informatie die een hogeschool haar toekomstige studenten biedt.

De Vlaamse regering legt, ten behoeve van de opleiders, het beroepsprofiel van leerkrachten vast. Daarin is zeer veel aandacht voor competenties op vlak van reflectie, samenwerken, zorg, pedagogisch-didactische vernieuwing… maar inhoudelijke kennis komt er bekaaid van af. In de tien basiscompetenties die men verwacht is er ééntje – de leraar als inhoudelijk expert – die vermeldt:

De leraar kan:

3.1 de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, verbreden en verdiepen;

3.2 recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden of vakgebieden volgen, analyseren en verwerken;

Met enige goede wil zie je nog aandacht voor vakspecifieke kennis in de de basiscompetenties innovator en cultuurparticipant, maar verdere uitleg maakt duidelijk dat ook hier de nadruk ligt op actualiteit, didactiek en pedagogie.

Inhoudelijk expert dus, maar hoe word je dat? Uiteraard krijg je taal, wiskunde, Frans en facultatief godsdienst. Hoe zit het met geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkunde?

Wel, die bestaan niet. Het is te zeggen, ze versmelten in het vak wereldoriëntatie, dat enkel aan bod komt in het eerste jaar van de drie jaar durende bachelor en daar goed is voor vijf studiepunten (vergelijk met acht studiepunten voor muzische vakken en drie voor focus op persoon). Terug naar het document van de overheid:

Vanzelfsprekend moet de kennis van inhouden en leerdomeinen ruimer zijn dan deze van de kinderen.

De hogeschool wil dit als volgt bereiken:

Tijdens de workshops van Wereldoriëntatie, kortweg WO, verdiepen we ons vooral in de didactiek. We maken uitgebreid kennis met werkwijzen waarop we de wereld kunnen verkennen met kinderen. Dit doen we binnen en buiten de klasmuren, zoals het ook in de lagere school gebeurt.

Opnieuw ligt de nadruk op didactiek. In de praktijk moet de student voor dit vak studeren uit het handboek dat de leerlingen zelf gebruiken en dat voor kinderen van 10-12 jaar werd opgesteld.

Als je als leerkracht niet vanzelf geïnteresseerd bent in geschiedenis of natuurkunde, zal je kennis dus niet zoveel breder zijn dan die van de kinderen of wat er nog bleef hangen uit het secundaire onderwijs, waar je ofwel een algemene, een technische of een beroepsopleiding hebt gevolgd. Sinds 2017 vraagt de overheid alle kandidaten voor een lerarenopleiding om een niet-bindende instapproef af te leggen. Voor het lager onderwijs onderzoekt die je kennis en vaardigheden op vier domeinen: Nederlands, studiehouding/motivatie, Frans en wiskunde. Merk op welke vakken schitteren door afwezigheid.

Weinig voorkennis vereist, beperkte aandacht voor inhoud in de opleiding, en wat na de opleiding? Levenslang leren? Het aanbod van nascholing bevat geen enkele cursus over WO. Zonder uitzondering zijn ze gericht op pedagogie, didactiek, stressmanagement, sociale vaardigheden, muzische vakken, ICT. Nieuwe inzichten in geschiedenis of natuurkunde halen het niet tot in de klas. Door het gebrek aan bijscholing, is de kans groot dat men oude paradigma’s en misverstanden blijft doorgeven.

Fouten in handleidingen, op websites of in tijdschriften worden niet herkend. Voorbeeld: “Waar komen de zon en de planeten vandaan? Wel, ze zijn ontstaan toen een ster ontplofte. De zon is het grootste brokstuk dat overbleef.”

En zo zullen ook volgend jaar een heleboel Vlaamse leerkrachten muzisch-creatief, met innovatieve en gedifferentieerde didactiek en doordacht gebruik van ICT blijven beweren dat er christenen werden gedood in het Colo…, sorry, het gebouw waar mensen vechten.

[Op mijn uitnodiging om met enkele gastbijdragen dit tot een coronavrije ontmoetingsplaats te maken, ging ook Dirk Zwysen in. Dank! Meer gastbijdragen of eventueel sluimerende frustraties zijn welkom.]

Deel dit:

9 gedachtes over “Een sluimerende frustratie

  1. Verminderde aandacht voor kennis? Ik weet het niet. Misschien komt dat wel door de nadruk op ‘proces’ – het leren leren – in plaats van ‘input’. Daar zijn hele kampen over ontstaan, die elkaar om de oren slaan met bevindingen uit de ontwikkelingspsychologie. Ik vind het ook belachelijk om taalaanbod af te zwakken, als dat totaal niet nodig is (en vooral niet wenselijk), begrijp me goed. Maar welke suggesties zijn er om kennis weer op de agenda te zetten? En vooral: waarom is dat goed? Dat zijn – voor alle duidelijkheid – geen retorische vragen. Ik ben oprecht benieuwd.

  2. Dirk

    De slingerbeweging tussen kennis en vaardigheden is waarschijnlijk zo oud als het onderwijs.
    Dat basiskennis belangrijk is, staat niet ter discussie. De vraag is hoe uitgebreid die moet zijn.

    Ik wil geen wandelende encyclopedieën opleiden die sterk scoren in een kwis, maar mondige burgers die minder vatbaar zijn voor onzin. In een wereld met internet is kennis niet overbodig, maar net belangrijker geworden. Er zit nogal wat kaf tussen het online koren. Onze eindtermen zetten terecht in op kritisch denken en mediawijsheid. Daar is een zekere mate van feitenkennis voor nodig. Meer dan wat we vandaag verwachten.

    1. Frank Bikker

      En die feitenkennis ontbreekt in vele gevallen, zoals ik als oud-basisschoolleerkracht heb mogen bemerken. Ik denk ook dat het niveau op een HAVO de laatste jaren erg achteruit is gegaan, dat werkt natuurlijk door op een PABO, waar menige student zit die na klas 3 de “pretvakken” eruit heeft gegooid.

  3. FrankB

    DirkZ, u komt ons toch niet verttellen dat Vlaanderen van plan is Nederland achterna te gaan?! Leg de verantwoordelijken dan de volgende cijfers voor: in Nederland zijn ongeveer 9% van de inwoners laaggeletterd, dwz. kunnen niet lezen op vmbo-niveau. Volgens de plaatselijke wethouder kan dat percentage de komende jaren oplopen tot 20%.

    1. Dat heeft dan vooral weer te maken met het leesonderwijs. Een aanverwant probleem, dat geef ik toe, want leesbevordering is ook kennisbevordering, en andersom. Maar ik ben het ook eens met Saskia Sluiter hieronder dat veel kinderen – ook wat lezen en geschiedenis betreft – verschrikkelijk flauwe, lauwe hap voorgeschoteld krijgen.

  4. Wat ik uit dit verhaal vooral proef is dat kinderen in dit vak onder hun capaciteiten en natuurlijke nieuwsgierigheid worden aangesproken. Wat dood- en doodzonde van alle nieuws- en leergierige energie die op deze manier niet gevoed wordt. En wat een betutteling, ook dat nog.

    1. In principe moeten pabo-studenten zich voegen naar de Kennisbasis Geschiedenis. En die stelt dat voor zowel studenten als leerlingen (de kennisbasis spreekt van een “dubbele gelaagdheid”, heel fraai) drie “kernconcepten” (zeg maar: doelstellingen) belangrijk zijn: (1) de ontwikkeling van tijdsbesef; (2) kennis en inzicht van de historische werkelijkheid; (3) historisch [leren] denken en redeneren. Die kernconcepten worden vervolgens wat gedetailleerder uitgewerkt. Even googlelen op ‘kennisbasis geschiedenis’ en men vindt het betreffende document. Onder die kennis wordt overigens de Canon en de Tien Tijdvakken verstaan.

      Maar dat is natuurlijk de ’theorie’. Praktisch kan ik alleen zeggen dat op mijn deeltijd-pabo, waar ik momenteel als student rondloop, inhoudelijke geschiedeniskennis in een afzonderlijke toets getoetst wordt. Ik kan alleen niet vertellen wát er in de toets gevraagd wordt, want ik heb er vrijstelling voor gekregen op basis van mijn eerder behaalde MA-diploma geschiedenis.

Reacties zijn gesloten.