Pseudo-Isidorus (1)

Lodewijk de Vrome (manuscript uit 826, Vaticaanse bibliotheek, Rome)

In het middeleeuwse christendom leidde de nadruk op autoriteit en traditie ertoe dat vernieuwing met enig wantrouwen bekeken werd. Geleerden pretendeerden vooral de traditie door te geven, die, behalve op de Bijbel, gegrondvest diende te zijn op de teksten van auctoritates, de gezaghebbende auteurs en teksten zoals de kerkvaders, patriarchen of de laatantieke concilies. Geconfronteerd met nieuwe omstandigheden of crisissituaties kon men in die autoriteiten uit het verleden niet altijd de juiste antwoorden vinden om deze het hoofd te bieden. Een paardenmiddel om de traditie naar de eigen hand te zetten was de vervalsing.

De vervalsingen

In het noorden van het Karolingische Rijk, ergens tussen 834 en 860, bracht een zekere Isidorus Mercator, een pseudoniem van een vervalser of een groep vervalsers, een aantal verzamelingen met vervalst kerkelijk recht in omloop om zijn standpunten kracht bij te zetten. Deze Pseudo-Isidorus is in de eerste plaats verantwoordelijk voor een verzameling deels bestaande en deels verzonnen decretalen (brieven) van pausen uit de eerste eeuw tot en met de achtste eeuw, die hij aanvulde met een serie bewerkte oude concilieteksten. Alle decretalen van vóór de vierde eeuw en sommige daarna zijn vervalsingen.

En de decretalencollectie is niet de enige vervalsing uit het atelier van Pseudo-Isidorus. Een andere verzameling werd uitgebracht onder de naam Benedictus Levita, een van zijn andere aliassen. Benedictus claimde in het bisschoppelijk archief van Mainz vergeten en onbekende wetten (capitularia) uit de tijd van Pepijn de Korte, Karel de Grote en Lodewijk de Vrome gevonden te hebben en hieruit, in opdracht van bisschop Otgar van Mainz, een verzameling samengesteld te hebben. Weer gaat het om een mix van echte en verzonnen wetgeving.

Daarnaast heeft Pseudo-Isidorus ook enkele kortere teksten gefabriceerd. Het zijn echter vooral de decretalen geweest die gedurende de middeleeuwen een grote handschriftelijke overlevering gekend hebben. Alleen al door hun omvang zijn deze vervalsingen spectaculairder dan de veel bekendere Schenking van Constantijn, die hij trouwens ook opnam in de decretalencollectie.

Isidorus Mercator werkte tijdens of vlak na de regeerperiode van de Frankische keizer Lodewijk de Vrome, de zoon van Karel de Grote. Tijdens het laatste deel van zijn ambtsperiode kwam Lodewijk in conflict met drie van zijn zoons over de verdeling van het rijk. In 835 triomfeerde hij uiteindelijk. Hoewel hij zich met zijn zoons verzoende, zou de partijstrijd de kop kosten aan een aantal bisschoppen die niet de kant van de Lodewijk hadden gekozen. Sommige bisschoppen ontvluchtten hals over kop hun bisdom en werden afgezet. De delingen van het Karolingische Rijk na Lodewijks dood zouden de collegialiteit tussen de bisschoppen verder op de proef stellen. Met zijn vervalsingen poogde Pseudo-Isidorus de juridische positie van de bisschoppen te versterken, waarmee hij duidelijk de kant koos van de verdrukte bisschop.

De inhoud

Pseudo-Isidorus wilde aantonen dat de kerk al vanaf de eerste eeuw een hiërarchische organisatie kende. De eerste pausen hadden de bisschoppen vanuit Rome over het (westelijke) Rijk gezonden. Pseudo-Isidorus laat Clemens I in zijn decretale het volgende schrijven:

Wij zenden sommige [bisschoppen] naar de Gallische en Spaanse [diocesen], en wij verlangen dat andere zich richten op Germanië, Italië en de overige volkeren. Zodra wij echter vernemen dat de volken wilder en opstandiger zijn, dan achten wij het noodzakelijk om daarheen wijzere en strengere bisschoppen te sturen…

Procesrecht speelt een grote rol in het Pseudo-Isidorische corpus. Via een Visigotische rechtscompilatie uit Spanje leenden de vervalsers een restitutieprincipe uit het Romeins recht en pasten dit toe op de kerkelijke rechtsgang. Dit principe, dat later bekend zou staan als de exceptio spolii, bepaalde dat bisschoppen die van hun bisdom beroofd waren, eerst in hun staat als bisschop hersteld dienden te worden alvorens zij berecht konden worden. Pseudo-Isidorus bedacht ook de positie van primas, een niet bestaande patriarch tussen aartsbisschop en paus in. Een decretale van paus Anacletus stelt dat

bisschoppen hun toevlucht tot [de primates] kunnen zoeken, mocht dat nodig zijn, en een beroep op hen kunnen doen.

De positie van aartsbisschop werd hiermee uitgehold, want hij is slechts een lage rechter. De hogere rechter is een fictief persoon! Ook mochten bisschoppen helemaal niet berecht worden zonder toestemming van de paus. De nadruk op de bijzondere positie van de paus moest bisschoppen te beschermen tegen aanklachten van vorsten, aartsbisschoppen en lagere geestelijken.

Daarnaast verwerkte de vervalser andere onderwerpen in de valse capitularia en, in mindere mate, de decretalen. Zo liet hij de tweede-eeuwse paus Telesphorus bepalen dat de zondagse mis niet vóór het derde uur van de dag plaats mocht vinden en paus Gregorius I dat incestueuze huwelijken tot in de zevende verwantschapsgraad verboden waren. De valse Gregorius corrigeerde zo de echte Gregorius, die namelijk in een authentieke decretale aan de bisschop van Canterbury een toegeeflijker houding ten aanzien van huwelijken tussen bloedverwanten had ingenomen.

[Deze gastbijdrage van Adriaan Gaastra wordt om 13:00 vervolgd.]

Deel dit:

Een gedachte over “Pseudo-Isidorus (1)

Reacties zijn gesloten.