MoM | Patronen van misinformatie (1)

Scène uit Ben Hur, waarin galeien worden geroeid door geketende slaven. Ten onrechte.

Een van de vele misverstanden over de Oudheid is dat de roeiers in de Griekse en Romeinse galeien geketend zouden zijn geweest. Het is al heel lang bekend dat bijvoorbeeld de triëren van Athene werden bemand door gewone burgers, die daarvoor een goed salaris kregen. Het misverstand had allang uitgestorven kunnen zijn, maar toen was daar de speelfilm Ben Hur en voilà: het is weer terug.

Dit is om twee redenen interessant. In de eerste plaats: het toont dat de massamedia verspreiders zijn van traditionele, vaak verouderde beelden van het verleden. Een beeld dat afwijkt van wat het publiek verwacht, ook een accuraat beeld, zou immers afleiden en afbreuk doen aan het vermaak. In de tweede plaats toont het hoe een misverstand ontstaat: vanaf de zestiende eeuw veroordeelden Ottomaanse en Franse rechters misdadigers aux galères en oudheidkundigen hadden destijds geen moeite dat te projecteren op het verleden. Zo reconstrueerden ze hoe anderhalf millennium daarvoor was geweest en dat gaven ze door, tot ze ontdekten dat het niet klopte en ze leerden dat er, om schepen te roeien, ook andere mogelijkheden waren dan de inzet van gevangenen.

Belang van de humaniora

Dit voorbeeld was onschuldig. Maar neem het volgende: in de loop van de zeventiende eeuw begonnen politici steeds meer te streven naar territoriaal aaneengesloten gebieden. Dit denkbeeld werd geprojecteerd op de Oudheid en nog altijd toont elke historische atlas de antieke stadstaten en koninkrijken met gekleurde vlakken, duidelijk afgebakend. Het probleem hierbij is dat het Oude Rijk in Egypte vooral de grote huishouding was van de farao en dat wat als territoriaal begrensde staat wordt weergegeven, in feite een invloedssfeer was. De grenzen van het Perzische Rijk in Baktrië of die van het Romeinse Rijk benoorden de Alpen zijn evenmin scherp te trekken. (De laatste Duitse atlas probeert het wat gekunsteld op te lossen door een binnen- en een buitengrens te tekenen, terwijl een Amerikaans project zich beperkt tot het fysisch milieu.)

Onze ontmoeting met de antieke cultuur toont ons hier dus dat onze gedachten over territoriaal begrensde staten niet de enig denkbare zijn. Het denkbeeld is plaats- en tijdbepaald binnen de West-Europese cultuur; er zijn alternatieven; en in een tijd waarin we spreken over netwerkstaten, supranationale samenwerking en regionalisering is het zinvol onze eigen denkbeelden beter te begrijpen. Ze zijn niet slechter of beter dan andere denkbeelden, maar wie ze doorgrondt weet waar hij mee bezig is en kan verbeteren wat beter kan en bewaren wat goed is. Dit is dus waartoe de humaniora dienen, waarom universiteiten geesteswetenschappers hebben en waarom we een culturele sector financieren.

Het belang van de oudheidkunde

De oudheidkunde is daar slechts één deelgebiedje van. Het bijzondere ervan is dat het een deelgebied is met datagebrek, waardoor opvallend veel interpretaties van dezelfde gegevens mogelijk zijn. Desondanks zijn er betere en minder goede interpretaties. En dus ook misverstanden.

Dáárover maak ik me op zichzelf niet zo gek veel zorgen, al zitten er een paar venijnige tussen. Waar ik me wel zorgen om maak, is dat de eigenlijke zin van de bestudering van de oude culturen te vaak naar de achtergrond verdwijnt en informatie over de Oudheid wordt gereduceerd tot collectie trivialiteiten. Om bij het gegeven voorbeeld te blijven: ik heb er al vaker op geattendeerd dat die Romeinse invloedssfeer, die een zeker belang niet valt te ontzeggen, niet aan de orde komt bij de voorlichting over de limes, die de Romeinse tijd reduceert tot gemakzuchtige weetjes, zodat niemand concludeert dat Romeins Nederland intellectueel de moeite waard is.

Als, zoals we nu en duidelijk zien, de echte waarde van de bestudering van de Oudheid al te ver op de achtergrond raakt en de voorlichting ontaardt tot een collectie feitjes, is een vakgebied in feite van zijn ankers geslagen. Het kan dan op drift raken, meegesleurd door een religieuze storm of een politieke stroming.

Het zal de trouwe lezers van deze blog, die het limes-voorbeeld al vaker hebben gezien, niet verbazen dat de toekomst van mijn vak me aan het hart gaat en dat ik me zorgen maak. Ik wil de misverstanden eens nader bekijken om te zien of er patronen zijn te ontwaren. Die kunnen een aanwijzing bieden om te zien hoe we het vakgebied opnieuw kunnen verankeren. Laatste opmerking: ik ben hierover nog volop aan het nadenken – het laatste woord spreek ik niet. In een vakgebied met datagebrek is dat immer per definitie niet mogelijk.

[Wordt om half negen vervolgd]

Deel dit:

4 gedachtes over “MoM | Patronen van misinformatie (1)

  1. …vanaf de zestiende eeuw veroordeelden Ottomaanse en Franse rechters misdadigers aux galères en oudheidkundigen hadden destijds geen moeite dat te projecteren op het verleden…

    Eigenlijk is het grappig dat er vanaf de 19e eeuw en vooral vanaf de jaren 1970 in de volkstaal en jeugdtaal ‘les galères’ is doorgedrongen als metafoor voor een moeilijke of penibele situaties, een zwaar werk’ zonder dat daarbij de link gemaakt wordt met de oudheid, of althans hoe het echt was in de oudheid, nl. betaald werk. Het wordt zowel in het enkelvoud als in het meervoud gebruikt.

    Voorbeelden:
    ‘Elle a connu sa part de galères.’
    ‘Quelle galère, ce boulot!’
    ‘C’est une vraie galère.’ ‘
    Quelle galère!

    La peine des galères, elliptisch ‘les galères’ (trouwens afgeschaft in 1791) is steeds met straf voor zware criminelen geassocieerd. Als dat beeld nooit rechtgezet is door de oudheidkundigen, terwijl ze het wel al wisten, dan is er inderdaad sprake van misinformatie.

    1. Heeft in wezen niet elk vak (dus niet alleen geschiedenis/oudheidkunde, maar ook natuurkunde en astronomie bv) last van datagebrek? Als daar immers geen sprake van was, dan was onderzoek overbodig: dan wisten we alles…

      1. Bert Schijf

        @charlesvandenbroek. Het probleem lijkt me vaak te liggen in het feit dat we helemaal niet weten wat we niet weten. Er zijn gegevens en daarover valt een sluitend verhaal te vertellen. Nieuwe metingen en technieken maken het soms mogelijk om weer nieuwe data te vinden en daarmee het bekende verhaal kunnen herzien. Jona’s verzuchting dat er voor de oudheid een groot datatekort wil nog wel geloven. Daar staat tegenover dat ook nog veel onbewerkte of slecht toegankelijk gegevens. Zo las ik net een bericht over de Leidse collectie van kleitabletten met spijkerschrift. Daar is volgens het bericht nog weinig mee gedaan, terwijl ze al lang in bezit zijn. Nieuwe technieken van scannen en indiceren van teksten zouden bij vele van zulke bronnen nog het nodige kunnen opleveren, vermoed ik.

Reacties zijn gesloten.