Keltische verhalen

Cernunnos, over wie geen Keltische verhalen bekend zijn (Musée de Cluny, Parijs)

Als de Vlaamse auteur Herman Clerinx, aan de trouwe lezers van deze blog bekend als de auteur van door mij bewonderde boeken over de hunebedden en de Romeinen in de Lage Landen, in zijn nieuwe boek Het oudste geheugen op aarde. Verhalen uit de Keltische wereld de La Tène-cultuur moet typeren, dus de tweede grote fase van de Keltische beschaving, schrijft hij:

deze kunstenaars leefden gelijktijdig met de meesters van de klassieke Griekse kunst. Maar terwijl de Grieken bedreven waren in het realistisch afbeelden van mensen, hadden de Keltische kunstenaars een andere belangstelling. De dagelijkse werkelijkheid boeide hen niet; zij toonden liever hun dromen, hun angsten, hun fantasie en hun mythen. Ook dat herkennen we in de verhalen uit de Keltische wereld. Realistisch kunnen we die moeilijk noemen, fantasierijk des te meer.

Ineens dacht ik: ja, dát is het. Wonderlijke goden met hertengeweien of drie gezichten, toverketels waar allerlei goeds in zit en dat in oneindige hoeveelheden, wezens van het duister, rondzwervende demonen: het zijn droomgezichten, fantasieën en soms ook angsten. Clerinx is een goede docent die vaak precies de juiste formulering weet te vinden.

Navertellen? Niet doen!

Het oudste geheugen op aarde bevat, zoals de ondertitel al aangeeft, verhalen uit de wereld van de Kelten en ik beken dat ik een zekere scepsis voelde toen Clerinx, met wie ik graag lunch als ik in Limburg ben, me vertelde van dit project. Ieder verhaal bestaat uit een plot die je kunt navertellen en uit de woorden waarin de plot is gegoten, en er gaat iets cruciaals verloren als je het een geeft zonder het ander. Het is ook helemaal niet nodig. Je kunt Homeros’ verhaal van Bellerofon moeiteloos (in een vertaling) voorlezen aan een kind van zes. In het Grieks beluisteren zou vermoedelijk nog beter zijn, maar zolang dit niet mogelijk is, zou ik de vertaalde woorden verkiezen boven de navertelling.

Er is nog een tweede probleem: bij het navertellen leg je onvermijdelijk accenten, waardoor je jouw eigen tijd-en-plaats-gebondenheid oplegt aan een oude tekst, zodat jouw navertelling al na een generatie onecht aanvoelt. Wie nu leest hoe Gustav Schwab ooit de Herakles-verhalen navertelde, herkent meteen dat de beroemde classicus de materie in een christelijke mal heeft gegoten. Ik heb niet de indruk dat mijn eigen pogingen Gilgamesj en Karel en Elegast te ontsluiten lang mee zullen gaan, terwijl de originelen, juist doordat er geen moderniseringsslagen zijn gedaan, hun oorspronkelijkheid bewaren en aansprekend blijven. Wie zegt dat verhalen nu eenmaal altijd worden doorverteld en aangepast, heeft gelijk, maar het is knollen accepteren als je met even weinig moeite citroenen kunt krijgen.

Navertellen? Wel doen!

Toch is er een goede reden om de sagen, de mythen, de legenden na te vertellen: voor een allereerste kennismaking. En Clerinx heeft gelijk dat die voor de Kelten hard nodig is. Voor zover ik de materie overzie is er geen Keltische Bellerofon, geen verhaal dat je meteen kunt begrijpen. De verhaalkunst sluit niet meteen aan op onze wereld.

Hoezo Keltisch?

Ondertussen mag de lezer zich afvragen wat Clerinx bedoelt met de Kelten. In het nawoord legt hij uit dat het woord “Kelt” in de loop der tijden nogal wat ontwikkeling heeft ondergaan maar dat het verwijst naar een voor-Romeinse cultuur die op het Europese continent heeft bestaan in de IJzertijd, een cultuur die we zowel uit de archeologie als uit de taalkunde kunnen kennen, maar dat de Hallstatt– en La Tène-culturen niet dezelfde ruimte besloegen als die waarin de Keltische talen werden gesproken. Door de Romeinse veroveringen kwam op het Continent aan zowel de materiële cultuur als de taal een einde, maar de taal overleefde in het verre westen: in Wales en Ierland, waar Clerinx zijn meeste voorbeelden vandaan haalt, in Schotland (waar het Gaelic momenteel op uitsterven staat), in Bretagne.

Daar, in het verre westen, zijn die teksten pas in de Volle Middeleeuwen opgeschreven. Duizend jaar na de eigenlijke Keltische tijd, schrijft Clerinx, en duizend kilometer buiten het centrum van de Keltische wereld. Vaak zijn de verhalen gekerstend – het duidelijkst natuurlijk met de cyclus rond koning Arthur. Ook zijn er uit de Nieuwe Tijd optekeningen (door Charlotte Guest en Théodore Hersart de la Villemarqué – dus met vertekeningen uit die tijd). Toch kun je vermoeden dat ondanks het feit dat de verhalen eindeloos doorverteld zijn geweest, er oeroude elementen in zitten. Het wereldbeeld lijkt op dat wat we denken te kennen uit de La Tène-tijd. De christelijke heilige Cornelius die een rol speelt in een verhaal uit Bretagne lijkt geen ander dan de Keltische Cernunnos, de god met het hertengewei.

Ik ga de verhalen hier niet voor u samenvatten. Het is al jammer dat de oorspronkelijke talen zo onbekend zijn, het is al jammer dat we navertellingen als die van Clerinx nodig hebben en het zou helemaal jammer zijn als ik die nog verder reduceerde. U moet het Het oudste geheugen op aarde zelf maar lezen. Ik kan u verzekeren dat u er geen spijt van zult hebben. En we mogen hopen dat er ook een mooie vertaling komt van de originele droomgezichten, fantasieën en angsten.

Deel dit:

26 gedachtes over “Keltische verhalen

  1. Tonni de Boer

    Hopelijk ook als e-book? Heb net mijn boekenwand opgeschoond en mijn rug blijft klagen! Mijn e-reader daarentegen is zo’n vergevende vriend: met 1 muisklik een hele rij verwijderd of toegevoegd! Al blijft er voor atlassen en foto’s geen substituut, de letters zijn digitaal het lichtst!

    1. Rob Duijf

      Clerinx is er nou een die je niet wilt opruimen, maar die je een speciale plank gunt…

  2. Erik Bouwknegt

    Maar hoe weten we welke van die later opgetekende verhalen ook teruggaan naar die klassieke Kelten? Sommige gebruiken namen die ook al opduiken in Griekse en Romeinse bronnen, maar andere zijn duidelijk op de eilanden ontstaan (de Arthurcyclus bevat duidelijk herinneringen aan de tijd dat de Germanen die we nu Angelsaksen noemen binnenvielen, en sommige Ierse verhalen lijken ook naar historische gebeurtenissen te verwijzen). Bij die twee groepen verhalen is het duidelijk, maar bij de andere?

    Ik kan trouwens ook de originelen aanraden hoor, vooral in Engelse vertaling verkrijgbaar. Bijvoorbeeld de Welshe Mabinogion, en de Ierse Ulster-cyclus.

    1. Ik denk dat we niet kunnen uitmaken welke verhalen op oeroude originelen teruggaan, al begint er onderzoek in die richting te ontstaan (https://mainzerbeobachter.com/2019/03/15/een-sprookjesstamboom/).

      We kunnen niet meer weten dan dat de cultuur die in de Keltische verhalen wordt verondersteld – dus een agrarische samenleving met een informeel leiderschap enz. – herkenbaar is in de archeologie. Meer zit er niet in. Je zou kunnen zeggen dat Clerinx zijn boek “Welsh-Ierse verhalen” had moeten noemen, of “Brits-Keltisch” of zoiets.

      1. Leuk om al deze reacties te lezen.

        De band tussen de middeleeuwse verhalen en de pre-Romeinse Kelten is een eeuwig discussiepunt, dat ik in mijn boek kort behandel maar waarover ook ik het laatste woord niet zal zeggen.

        In mijn boek heb ik het begrip ‘Kelten’ vrij ruim genomen. Vandaar de ondertitel ‘verhalen uit de Keltische wereld’. Er zitten bijvoorbeeld ook enkele verhalen uit Bretagne bij, die ons via het Frans werden overgeleverd. Enkele andere verhalen kennen we uit het Engels, niet uit het Iers of Welsh of Cornish. Maar hun sfeer, fantasie en plot zijn onmiskenbaar Keltisch.

  3. FrankB

    “bij het navertellen leg je onvermijdelijk accenten, waardoor je jouw eigen tijd-en-plaats-gebondenheid oplegt aan een oude tekst”
    Ik kan me onmogelijk voorstellen dat deze “je” daar duizend jaar geleden geen last van had:

    “zijn die teksten pas in de Volle Middeleeuwen opgeschreven. Duizend jaar na de eigenlijke Keltische tijd”
    Dus rijst de vraag waarom we een middeleeuwse navertelling wel zouden accepteren en waarderen maar een hedendaagse niet.

    1. Een middeleeuwse navertelling staat dichter bij de orale traditie waarmee het begint. Het is een navertelling die in elk geval een culturele context deelt.

  4. Bas Jongenelen

    Navertellingen, moderniseringen, verfilmingen, stripverhaalervangemaaktingen van oude en / of klassieke verhalen: graag! Hoe meer, hoe beter. Er kan niet te veel aandacht aan literatuur zijn. Ik heb onlangs de roman ‘Goëtia’ van Frits Lapidoth uit 1893 in moderne spelling en interpunctie uitgegeven en ik had daar een discussie met iemand over. De authentieke sfeer zou ik geweld aangedaan hebben. Ik vind van niet, maar als je dat wel vindt, dan lees je toch gewoon de uitgave van 1893? Die is met mijn moderne editie niet weg. Het is na zo’n moderne uitgave niet verboden om het origineel te lezen. Het is niet dat er ineens iets weg is, sterker nog: er is iets bij gekomen. En dat wat erbij gekomen is, kan interesse wekken bij nieuwe lezers. Maar je bent niet verplicht om het erbij-gekomene te lezen als je dat niet wilt.

    1. Rob Duijf

      ‘En dat wat erbij gekomen is, kan interesse wekken bij nieuwe lezers.’

      Een moderne, eigentijdse navertelling kan drempelverlagend werken om op zoek te gaan naar de bron. Het lijkt me dat navertellen en ‘epische verdichting’ van alle tijden is.

      Ik heb me een tijd geleden alweer als muzikant en zanger verdiept in de Nederlandse en Vlaamse volksliederen, zoals die destijds onder meer door het veldwerk van Ate Doornbosch (Meertens Instituut; ‘Onder de Groene Linde’) in kaart werden gebracht. Het is prachtig om te horen en te lezen (en zelf te beoefenen!) hoe onder meer die oude balladen zich in de tijd oraal ontwikkelen en onderweg allerlei invloeden opdoen. Door de snelle versprijding en het brede bereik van de (nieuwe) media is dat in onze cultuur inmiddels een vervlogen traditie, alhoewel je er met de eigentijdse ‘rap’ ook weer een voortzetting van zou kunnen zien.

      1. FrankB

        “het is prachtig om te horen”
        In de jaren 1980 luisterde ik een enkele keer naar Onder de Groene Linde. Het viel me altijd op hoe armzalig Nederlandse volkswijsjes zijn vergeleken met Hongaarse, Russische en Oekraiense. De Tielman Brothers vonden dat blijkbaar ook.

        https://www.youtube.com/watch?v=IOZl7gXj_io

        Kan teruggevoerd worden op zowel het Javaanse Panon Hideung als op het Russische Ochie Chyornye (beide eveneens op YouTube terug te vinden). Dit zou ik nog niet voor 100 Nldse volksliedjes willen inruilen.

        1. Rob Duijf

          Je hoeft het niet mooi te vinden. Ik zei, dat het prachtig is om te horen en te lezen hoe bijvoorbeeld een ballade zich door de tijd heen ontwikkelt…

          1. Mooi of niet, ik ben groot geworden met ‘Onder de Groene Linde’ en heb er veel plezier aan beleefd en ik hecht belang aan orale cultuur. Enkele jaren geleden leende ik de CD-uitgave en genoot opnieuw. Mijn bevoorrechte opvoeding werd mede hierdoor in een ander daglicht gesteld (het buitenverblijf van mijn grootmoeder kende een ‘dagverblijf voor tuinlieden’) en heeft na het lezen ‘Geschiedenis van het gewone volk van Nederland’ een flinke knauw gekregen. De schellen vielen van mijn ogen.

            1. Rob Duijf

              Ik heb er ook veel plezier aan beleefd en dat is nog steeds zo. Dat geldt overigens ook voor het veldwerk van onderzoekers naar de orale traditie in andere culturen.

              Ik denk niet dat het in deze traditie draait om ‘mooi’, maar om de verhalen die werden overgedragen in een tijd van ongeletterdheid, tijdens lange winteravonden of eentonig werk. De thema’s, de melodieën die het medium zijn voor dergelijke gezongen verhalen en de toonsoorten waarin ze zijn gezet, zijn vaak al heel erg oud. Voor moderne oren doen ze vreemd aan. Het is een vreemde, oude wereld die erin tot leven komt.

  5. Jeroen

    “Ieder verhaal bestaat uit een plot die je kunt navertellen en uit de woorden waarin de plot is gegoten, en er gaat iets cruciaals verloren als je het een geeft zonder het ander.”

    Werkelijk géén idee wat je met die zin bedoelt! 😁

    Maar het boek ga ik eens bekijken!

    1. Laat ik het dan anders vertellen. Als ik zeg “Een sprookje over twee kinderen die in het bos worden achtergelaten en verdwalen, bij een heks uitkomen maar gelukkig ontsnappen”,is dat een navertelling van de plot. En het verhaal is ook doodgeslagen: je mist de woorden waarin deze plot wordt verteld, zoals het “Knibbel knabbel knuisje, wie knabbelt aan mijn huisje?”

      Zeker als het gaat om poëzie is parafrase eigenlijk jammer. En het is dus ook niet nodig.

        1. Dirk

          Ik vertel graag in de klas. Meer dan bij voorlezen is er contact met de toehoorders. Bijbelverhalen, sprookjes, Ilias, Nibelungenlied, Arthur…en volgend jaar Gilgamesj. Mijn bibliotheek staat vol oude verhalen en het ziet er naar uit dat de afdeling Kelten zal moeten uitbreiden.
          Wanneer een orale traditie op schrift wordt gesteld (van Homeros over evangelie tot Grimm), is dat dubbel. Er wordt erfgoed bewaard maar het verschraalt ook. Het boek is erg dwingend en andere varianten komen in de verdrukking. Een verfilming heeft hetzelfde effect. Vertel een verhaal en gegarandeerd zegt er een leerling: “Dat is niet juist, want in de film was het anders.”
          Ik begrijp de opmerking over gedeelde culturele context, maar de Gallische of Britse krijgsheren zouden zich met moeite herkennen in de hoofse romans, laat staan in Malory’s bewerking.

  6. Dirk

    Ik zie nu wat me aan het denken zetten. “Navertellingen die na een generatie onecht aanvoelen.”

    Een vertelling is niet bedoeld om generaties ongewijzigd mee te gaan. Het is een heel vluchtig gebeuren, bedoeld voor deze generatie, die ze hopelijk in haar eigen taal aan de volgende zal doorgeven.

    Hoeveel romans of wetenschappelijke werken zijn een generatie later nog van tel?

    1. Ik ben dat met je eens: een navertelling hoeft ook maar één generatie mee te gaan. Het is een manier om aandacht te trekken voor de originelen, die door hun vreemdheid generatie na generatie meegaan. Het is een appetizer.

      1. Ik maakte ca. 40 jaar geleden met de Zuid-Europastichting een rondreis door de Peloponnesos en onze gids las, als we door een saai stuk landschap reden van de gelegenheid gebruik om een aantal Griekse mythes voor te lezen uit het boek van Gustav Schwab. Dat boek had ik al op school stukgelezen, maar het voorlezen heeft een toegevoegde waarde. Het schept ook een min of meer intieme band tussen toehoorders en verteller.

          1. Roger Van Bever

            ..ik denk Schwab zijn tijd nu wel heeft gehad…

            Zeer zeker. Het is echt 19e eeuws. Ik heb inmiddels een heel rek boeken over mythologie. Robert Graves gaat veel dieper en noemt zijn bronnen. Verder heb ik natuurlijk ook de bronteksten gelezen. Ik denk ook, Jona, dat jouw cliënten ook misschien niet veel van Schwab hadden kunnen leren. Wat dat betreft was het bij die rondreis een nogal gemêleerd gezelschap. Van de eerste twee dagen van die reis herinner ik mij praktisch niets. Ik had een enorm drukke enorm drukke periode in het ziekenhuis achter de rug. Misschien hebben zijn verhalen mij wel suf gemaakt. Maar er gaat niets boven de bronteksten

  7. Rob Duijf

    De tijd vergaat, de taal verandert.

    Wat we vergeten is dat die oude verhalen oorspronkelijk niet waren bedoeld om te lezen – want er waren nauwelijks mensen die überhaupt konden lezen – maar om te worden voorgedragen en dat is iets anders dan voorlezen…

    In de oorspronkelijke taal – Grieks, Latijn – kan de verteller spelen met zaken als alliteratie, rijm en metrum, met toonhoogte en accenten, met nadruk en zachtheid, codes die de luisteraar in zijn tijd verstond en die het verhaal in zijn verbeelding tot leven wekten.

    Het gaat dus om de kunst van het voordragen en niet alleen om het overzetten van een verhaal van de ene taal in de andere. In die zin is de taal van Schwab en zijn vertalers achterhaald, terwijl de zeggingskracht van het oorspronkelijke verhaal dezelfde is gebleven.

    En dat betekent dat je je moet kunnen inleven in de beeldtaal van je publiek: je moet de codes verstaan; je vertelt een eeuwenoud verhaal alsof het gisteren is gebeurd.

    1. Stephan

      Zo een beetje zoals s avonds op het Djema El Fna plein in Marrakech – verhalenvetellers op een donker plein met enkel een petroleum lampje en in verschillende talen. Magisch.

Reacties zijn gesloten.