Stedelijke twisten

Inscriptie uit Efese; de donkere delen zijn aanvullingen (British Museum, Londen)

De Historiën van Tacitus behoren tot het indrukwekkendste dat in de Latijnse letteren is geschreven. De auteur vertelt hoe het jaar 69 na Chr. de heerschappij en ondergang zag van de keizers Galba, Vitellius, Otho, Vespasianus en Julius Sabinus. Ook beschrijft Tacitus in detail de bijbehorende militaire conflicten, zoals de Joodse Oorlog en de Bataafse Opstand. Tacitus, die voor alles senator was, focust bij dit alles op de weinig heldhaftige rol van de Senaat en daardoor is des te schokkende wat hij volkomen terloops vertelt: hoe gemakkelijk steden profiteerden van het wegvallen van het centraal gezag om onderlinge vetes uit te vechten. In Gallië heeft Vienne ruzie met Lyon, in Africa trekken Oea en Lepcis tegen elkaar op en vragen daarbij de hulp van de nomadische Garamanten. Tacitus besteedt er weinig woorden aan. Stedelijke oorlogen waren voor hem volkomen vanzelfsprekend.

In vredestijd was dat natuurlijk minder, maar evengoed rivaliseerden de diverse steden. Plinius de Jongere beschrijft in zijn brieven hoe in Bithynië de concurrentie zich had vertaald in te ambitieuze bouwprojecten, waardoor de ene stad na de andere in financiële moeilijkheden kwam.

Een inscriptie uit Efese met een brief van keizer Antoninus Pius (r.138-161) toont dat het een halve eeuw later niet veel beter was. Blijkbaar waren de spanningen tussen Pergamon, Smyrna en Efese opgelopen en gebruikte men in de onderlinge correspondentie niet langer de eretitels die die steden hadden. Efese was bijvoorbeeld neokoros, tempelwachter, omdat er heiligdommen waren voor de heerserscultus, terwijl Pergamon een metropolis was, wat eigenlijk de moederstad was van een kolonie maar in de tweede eeuw na Chr. de hoogst-haalbare rang was. Hoewel men al in de Oudheid oordeelde dat conflicten over titels even zinloos waren als twisten om de schaduw van een ezel, hechtten de steden er wel aan en het niet gebruiken van een titel was een breuk in het decorum.

Imperator Caesar Titus Aelius Hadrianus Antonius Augustus, zoon van de vergoddelijkte Hadrianus, kleinzoon van de vergoddelijkte Trajanus Parthicus, achterkleinzoon van de vergoddelijkte Nerva, pontifex maximus, voor de …e keer in het bezit van de bevoegdheden van volkstribuun, tweemaal imperator, driemaal consul, Vader van het Vaderland, aan magistraten, Raad en Volk van de Efesiërs: gegroet.

Ik heb de inwoners van Pergamon op het hart gedrukt de titels te gebruiken die ik had bevolen voor jullie stad in hun brieven aan jullie te gebruiken. Ik denk dat het per ongeluk is dat ook de inwoners van Smyrna deze titulatuur achterwege hebben gelaten in hun beschikking over het gemeenschappelijk offer, en dat ze in het vervolg graag de correcte beleefdheid in acht zullen nemen, mits blijkt dat ook jullie brieven aan hen op de passende wijze en volgens de besluiten van de stad gesteld zijn.

Deze bekendmaking stuurde Sulpicius Julianus, mijn procurator. Gegroet.

Publius Vedius Antoninus, secretaris, formuleerde de bekendmaking.

Dat de keizer zélf de titels van Efese achterwege liet, zou je graag willen uitleggen als impliciet verwijt, en ik kan me voorstellen dat Antoninus Pius een zekere ergernis niet kon onderdrukken. Romeinse bestuurders hadden het weleens over de Graeculi, de “Griekjes”, als ze het hadden over de bewoners van het Egeïsche Zee-gebied. Er zijn echter volop parallellen (zoals deze beroemde brief) om te kunnen concluderen dat de keizer zijn majesteit onderstreepte door de beleefdheidsvorm achterwege te laten die hij anderen voorschreef.

[Inscriptie IEph 1489, zoals deze tekst bekendstaat, is te zien in het British Museum in Londen en was vertaald door Gert M. Knepper. Dit was het 369e voorwerp in mijn reeks museumstukken.]

Deel dit:

12 gedachtes over “Stedelijke twisten

  1. FrankB

    “hoe gemakkelijk steden profiteerden van het wegvallen van het centraal gezag om onderlinge vetes uit te vechten”
    Waarom des te schokkender – dit is toch volledig in overeenstemming met het Antieke politieke principe “de vijand van mijn buurman is mijn bondgenoot” ?

  2. Jeroen

    Als ik zo naar die afbeelding kijk; bedoel je dan niet dat de lìchte delen aanvullingen zijn?

    1. Jaap-Jan Flinterman

      Dat lijkt me ook. In de vertaling zou ik duidelijker dan nu laten uitkomen dat de genitivus ‘van de Ephesiërs’ hoort bij ‘aan de magistraten, Raad en het Volk’ (en niet bij ‘Vaderland’)

      1. Jaap-Jan Flinterman

        Jona, even om er zeker van te zijn dat we met ‘licht’ en ‘donker’ hetzelfde bedoelen. In regel 1 (Αὐτοκ[ράτωρ Καῖσαρ θεοῦ Ἁδ]ριανοῦ) is het midden van de regel (ράτωρ Καῖσαρ θεοῦ Ἁδ) toch aangevuld c.q. gerestaureerd? Erge leuke tekst trouwens. Antoninus Pius had, zijn wat saai deugdzame imago ten spijt, een nogal valse humor. Je vindt dat terug in zijn rescript over immuniteit voor filosofen: ‘gewoon dokken, heren, en als jullie over centen gaan miepen, dan tonen jullie daarmee aan geen echte filosofen te zijn’.En ook in zijn snedige opmerkingen over de sofist Polemo, die hem ooit, voordat hij keizer werd, op straat had gezet toen hij als proconsul van Asia zijn intrek had genomen in Polemo’s stulpje. Het door Roger van Bever al gesignaleerde ‘ik denk dat het per ongeluk is’ past wel in dat patroon. De autocraat permitteert zich een luchtige toon, maar intussen is de aansporing niet voor misverstand vatbaar.

        1. Jeroen

          Dit is wel grappig: ik denk dat Jona met “donker” de donkere letters bedoelt; ik denk met “lichte delen” aan het duidelijk lichtere en ongebroken marmer van de achtergrond.

          Die gebroken, koffiebruine delen (met inderdaad.. vagere of lichtere letters) zijn toch duidelijk de originele stukken.

          Klopt dat, Jona?

  3. Die rivaliteit tussen Pompeii en Nuceria leidde tot de gewelddadigheid in en rond het amfitheater in 59 n.Chr. (het is niet duidelijk of tijdens een echte munus of een andere soort von presentatie). Het was de eerste gewelddadigheid deren patroon lijkt op de ruzies van hooligans.

  4. …Ik denk dat het per ongeluk is dat …

    Hier slaat de keizer een diplomatieke toon aan en je zou kunnen zeggen dat hij de steden ‘aanspoort’ om beleefd te zijn jegens elkaar

    In de andere brief (Claudius aan de Alexandrijnen) slaat de keizer duidelijk een andere toon aan. Hij laat zijn keizerlijke macht zien in de zin van: als jullie niet dit doen of laten dan ‘zwaait er wat’.

  5. “wegvallen van het centraal gezag”: bestaan er studies over de vestiging van en fluctuaties in de kracht van het Romeinse centrale gezag (met zijn gewelds- en belastingmonopolies)? Ik kan me zo voorstellen dat toenmalige ‘steden’ vaak nog veel duidelijker overlevingseenheden (Elias) waren dan in onze tijd met zijn veel stabielere staatssamenlevingen, waarin concurrentie tussen steden gaat om stadions en musea en er geen eigen militaire eenheden meer ter beschikking staan.

Reacties zijn gesloten.