Het ideale handboek (volgens mij dan)

Pauw in Cherchell; er is geen diepere betekenis of verband met het onderstaande, maar het is een leuk plaatje.

Ik wilde, zo kondigde ik vorige week aan, gaan bloggen over het handboek waarover ik ooit eerstejaarscolleges heb gehad. Een kennismaking met de oude wereld is zes keer geactualiseerd herdrukt dus ik zal er zeker weggezakte kennis mee opfrissen. Maar de afgelopen week bedacht ik: hoe zou ik zelf een boek schrijven waarmee eerstejaars met de oude wereld kennis zouden maken?

Opfrissen

Het zou, denk ik, moeten beginnen met een vluchtig overzicht, zoals ik zelf hier heb gepubliceerd. Ik weet niet hoeveel woorden het zijn, misschien duizend, maar het geeft de hoofdlijnen, een basis die nuttig is om op voort te bouwen. Daarna zou ik uitleggen waarom de bestudering van de Oudheid een wetenschap is. Even de colleges wetenschapsleer opfrissen waarmee het eerste academisch jaar begon. Hoofdstuk één, paragraaf één: wat is een feit? Daarna een introductie tot de oudheidkundige data: iets over teksten en de uitleg daarvan, iets over vondsten en vondstinterpretatie, iets over etnografische parallellen, iets over de discussies onder historici, zoals de relatie tussen individu en proces of de aard van continuïteit. Ook nog iets over de kern van een wetenschap (de negatieve heuristiek van verboden manieren om de data te interpreteren) en de beschermende schil (de positieve heuristiek van toegestane interpretatiewijzen).

De samenhang van deze onderdelen zou in het volgende hoofdstuk aan bod komen als ik aangeef waarom we de Oudheid rond 3000 v.Chr. laten beginnen. Het is het moment waarop we niet langer alleen over archeologische vondsten en etnografische parallellen beschikken, maar er teksten bij komen. Teksten zijn wat ze in de sociale wetenschappen een container noemen, dat wil zeggen dat ze informatie opslaan die ergens anders of op een later moment kan worden geconsulteerd. Dit leidt tot een kwalitatieve verandering in de samenleving. Geen sociaalwetenschappelijke, geen archeologische reconstructie is zinvol zolang containers niet zijn verdisconteerd.

Achttien thema’s

Hierna zou ik in korte hoofdstukken diverse problemen behandelen. Hier is een overzicht van thema’s die ik de laatste tijd heb genoteerd:

  1. De eerste steden, of: hoe archeologen van vondsten komen naar processen (dit is eigenlijk een stap terug naar het vierde millennium, maar wie zegt dat handboeken strikt chronologisch moeten zijn?).
  2. Het vroege Egypte en de eeuwige negentiende eeuw: hoe wij het verleden nog steeds conceptualiseren aan de hand van oude frames – zie eventueel dit stuk over een boek van Romer.
  3. De chronologie van het Midden-Brons: de student leert wat fundamenteel onderzoek is. Tevens opfrissen van archeologisch, filologisch en andere soorten bewijsmateriaal.
  4. De instorting van het Bronstijdsysteem. De student leert wat oorzaken zijn. Zie ook het leuke boek van Eric Cline.
  5. Het imperialisme van Assyrië: meer negentiende-eeuwse obsessies
  6. Fenicië: een cultuur zonder bewijsmateriaal.
  7. Een tijd van experimenten: hoe conceptualiseren we archaïsch Griekenland?
  8. Oude Grieken, moderne ideologie: hoe kijken we naar het klassieke Athene? De student leert het onderscheid tussen methodisch individualisme en collectivisme. Ik blogde al eens over nepklassieken.
  9. Alexander de Grote: individu, structuur en proces.
  10. De opkomst van Italië: wat zijn de determinerende factoren? (economie, geografie, cultuur).
  11. De unificatie van de Mediterrane wereld onder Augustus: imperialisme (van bovenaf opgelegde eenheid) of globalisering (van onderaf gegroeide eenheid)?
  12. Twee gouden eeuwen: hoe de klimaatwetenschap nieuwe inzichten biedt.
  13. Israël: hoe een identiteit steeds verandert – wat eerst een volk is, wordt een godsdienst en daarna zelfs twee.
  14. Tussen Oost en West: visies op de Parthen en Sassaniden – oriëntalistisch, verzet tegen het oriëntalisme en de huidige herplaatsing van de Sassaniden in de Oriënt.
  15. Diverse eindes: de Crisis van de Derde Eeuw.
  16. De eerste Renaissance: de implosie van het heidendom en het ontstaan van de klassieken in de vierde eeuw na Chr.
  17. De steppevolken: de verbindende schakel in een wereldsysteem.
  18. Het einde van de oude wereld: ieder zijn eigen visie, shoppend uit de schaarse data.

Slot

Tot slot in dit boek nog iets over de betekenis van de Oudheid voor ons. Het onderscheid tussen inspiratie en invloed: enerzijds kunstenaars die antieke vormen overnemen, anderzijds teksten die werkelijk invloed hebben gehad. Ik noemde er al eens tien. Slothoofdstuk waarin nog wat clichés worden doorgeprikt, zoals dat je van het verleden zou kunnen leren of over parallellen tussen toen en nu. Uitsmijter: ons beeld van het verleden verandert voortdurend, en dat moeten we niet slechts bête constateren, maar nemen als aansporing om er gevarieerdere data bij te nemen en de methodes te verbeteren.

Ik denk dat een boek als dit ongeveer 400 pagina’s nodig heeft en er dertig contacturen nodig zijn.

Flankerend onderwijs

Flankerende colleges over archeologie en tekstuitleg. Stevig pensum van complete boeken. Geen artikelen, want daarmee smoren we het enthousiasme van de studenten. Tevens een stevig pensum van antieke bronnen, waarbij geldt: liever veel in vertaling dan een smalle selectie in de originele talen. Dat kan later. In hun eerste jaar moeten studenten een zo breed mogelijke kennis van de oude wereld opbouwen die ze later kunnen toepassen op meer specialistische onderwerpen.

[Een overzicht van deze reeks is hier.]

Deel dit:

32 gedachtes over “Het ideale handboek (volgens mij dan)

  1. Hans Vogels

    Het handboek is voor de eerstejaarscolleges waarmee ze kennismaken met de oude wereld. Ik lees echter vanuit het perspectief van onze ‘Westerse’ traditie zoals we dat gewoon zijn vanaf onze lagere school. Ik veronderstel dat anno heden een tweede handboek nodig zal zijn om de rest van de wereld te ontsluiten. Of wou je dat bewaren voor het tweede jaar?

  2. Klaas

    Misschien moet er ergens in het begin aandacht gegeven worden hoe en waarom je de geografische grenzen trekt rondom “de oude wereld”. Dat is al niet zo star als de klassieke klassieke wereld (nee, dat is geen typografische fout), zoals al blijkt uit je punten 14 en 17, maar het moet bijvoorbeeld duidelijk zijn waarom je het Indische subcontinent niet meeneemt (om maar eens een dwarsstraat te noemen).

    1. Valt de oude wereld wel te begrijpen zonder kennis van het Indische subcontinent? Ik ben geen oudheidkundige maar hoe meer ik mij verdiep in de filosofie van de oudheid, hoe meer de verwevenheid daarvan mij duidelijk wordt.

  3. Otto Cox

    Het midden oosten komt er wat bekaaid vanaf, vind ik. En wat is de reden om Egypte niet te noemen?
    Maar wat ik vooral mis is een thema over handel en netwerken. Ook qua theorievorming lijkt me dat belangrijk.

    1. Huibert Schijf

      Hier kan ik wel op aansluiten. Je hoeft het Wereldsysteem van Wallerstein niet te behandelen, maar enig besef dat handelsrelaties ook uitwisseling van kennis inhielden kan geen kwaad. Volkeren leefden nooit volledig geïsoleerd van elkaar. Of komt dat aan bod in het hoofdstuk over Steppevolken?

    1. Wel vond ik het weer typerend dat deze eerste aflevering zich beperkt tot natuurwetenschappen en techniek. Wie dat net als ik bekrompen vind kan hier

      https://www.ntr.nl/site/tekst/contact/10

      zijn of haar beklag doen. Ik ga de komende uren een beleefde en toch stevige email bedenken, waarin de naam van onze hoofdredacteur beslist niet ontbreken en ook naar Grondslagen zal worden verwezen.

    2. Martin

      Ik zie niet in waarom Dijkgraaf hier iets over moest gaan zeggen, want het publiek bemoeit zich niet met theoretische natuurkunde; te wiskundig. Vaccinatie en klimaatwetenschap raken de mensen, dan worden ze kwaad.

      1. Arjen Dijkgraaf

        Bedoelt u dat Robbert zich bij de theoretische natuurkunde moet houden en de discussie over wetenschapscommunicatie overlaten aan hoogleraren wetenschapscommunicatie? Ionica Smeets is van huis uit wiskundige, haar voorganger Jos van den Broek is biochemicus, dus een fysicus kan ook best geschikt zijn voor die baan…

        1. Martin

          Ik heb even naar die video gekeken. Dijkgraaf zegt dat veel mensen het vaak leuk vinden om iets over zwarte gaten te horen, dus zelf maakt hij aanvallen vanuit het publiek niet mee. Ik weet ook niet hoe Dijkgraaf over zijn vakgebied wil communiceren. Hij kan toch moeilijk in een uurtje de differentiaal geometrie van de algemene relativiteitstheorie gaan uitleggen. Voor de theorie over elementaire deeltjes is ok wel wat wiskunde achtergrond nodig, zoals functional analysis en groepen theorie. Ik heb hem wel eens bij DWDD gezien, maar dat was meer amusement, mij interesseerde het niet. En Ionica Smeets doet onderzoek naar de communicatie tussen wetenschap en publiek, dat is iets anders. In het verleden hield zijn zich bezig met algebra, dat was alleen voor de specialistische liefhebbers.

          1. Arjen Dijkgraaf

            och, Ionica heeft haar huidige leerstoel mede gekregen omdat ze als zelfbenoemd ‘wiskundemeisje’ wél een breder publiek wist te interesseren voor haar eigenlijke specialisme. Robbert doet in wezen hetzelfde: hij maakt zwarte gaten spannend en wekt de indruk er diep in te duiken terwijl de ware kenners weten dat hij aan de oppervlakte blijft.
            Het is inderdaad amusement, maar daarmee vang je veel meer tv-kijkers dan met de echte superspecialistische bètawetenschap van nu. En uiteindelijk bepalen die kijkers via de stembus de hoogte van het onderzoeksbudget.

            1. Martin

              Ja, wetenschapsvoorlichting moet op een zeer laag nivo gegeven worden. Zie bv https://www.youtube.com/watch?v=8B271L3NtAw Het verschil tussen oorzakelijk verband en correlatie, door Ionica Smeets. In de politiek wordt een correlatie steeds als een oorzakelijk verband gepresenteerd, omdat het plebs toch niet weet wat een correlatie is. Maar het blijft een leugen. Het kan ook zijn dat politici dat verschil niet begrijpen.

              1. Arjen Dijkgraaf

                Niet zozeer een laag niveau, als wel een voor de toehoorders begrijpelijk niveau. Dat dat in de huidige praktijk op hetzelfde neerkomt, toont m.i. vooral aan dat het onderwijs andere prioriteiten zou moeten leggen.

        1. Martin

          Een jaar of twee geleden was ik met het gezin in de Ahoy hal in Rotterdam, voor de BBC film over de Galapagos eilanden met een orkest erbij. Tussendoor kwam, tot mijn verrassing, Dijkgraaf op het podium om het volgende hoofdstuk aan te kondigen. Hij heeft een bekend TV gezicht, dat zal het zijn.

  4. College wetenschapsleer. Dat dat bestaat… Toen ik eind jaren tachtig, begin jaren negentig in Leiden Sinologie en vergelijkende taalwetenschap ging studeren kregen we dat niet. Het eerder verplichtte bijvak Japans bij Sinologie was net afgeschaft, al deden wij studenten nog zo’n moeite om dat terug te krijgen.

    Wat ik wel kreeg was een sneer van mijn afstudeerbegeleider omdat ik geen wetenschapsleer had gehad. Maar goed, dat was een man die later de theorie ontwikkelde dat het menselijk taalvermogen een buitenaards wezen is dat in symbiose met het menselijk brein leeft. Hij doceert nu in Bern.

  5. Arjen Dijkgraaf

    Volgens mij moet je al redelijk zijn ingevoerd in deze materie om überhaupt te kiezen voor een studie oudheidkunde. Die keuze ligt tenslotte heel wat minder voor de hand dan rechten, medicijnen of university college (whatever).
    Is dit niet eerder de samenvatting van een publieksuitgave die eerstejaars moet trekken, dan van een handboek voor die eerstejaars?

  6. Het zou zeker een interessant en bruikbaar boek opleveren. Ik vraag me echter af of je hiermee een studie geschiedenis (oudheidkunde) moet beginnen. Het heeft bij mij lang geduurd, eerlijk gezegd tot ver na mijn studie, voor ik het nut en de ‘leukheid’ van de epistemologische, methodologische kanten van het vak ging inzien. Dat vond ik jammer, maar voor mij en ik denk op zijn minst een deel van mijn medestudenten was het onderdeel theoretische geschiedenis bepaald niet het leukste vak, Het was het laatste tentamen (sic) dat ik aflegde. Nu denk ik, had ik er maar eerder kennis mee gemaakt, maar dan wel op een aansprekende manier.

    Je gaat, denk ik, geschiedenis studeren omdat je gefascineerd bent door het verleden, door wat de mens bewoog. Bij die fascinatie moet je lijkt me aansluiten en dat koppelen aan aandacht voor de wetenschappelijke methode.

    Er zijn misschien parallellen te trekken met het geschiedenisonderwijs in het vo. Ik zou graag zien dat leerlingen geconfronteerd werden met boeiende vraagstukken/vraagstellingen waarbij inhoud en methode hand in hand gaan. In het vo staat het feitenfetisjisme een dergelijke benadering nog steeds in de weg.

    1. Feitenfetisjisme is niet hetzelfde als feitenkennis. Waar ik bezwaar tegen maak is het weten dat op 1600 de slag bij Nieuwpoort volgt, zonder ook maar het flauwste benul te hebben van het wat en het hoe en vooral het belang van zo’n gebeurtenis. Een mooie uitleg van wat ik bedoel is het boek Understanding by Design van Grant Wiggens en Jay McTighe.

      1. Arjen Dijkgraaf

        Feitenfetisjisme is de besmettelijke variant. Leerlingen en studenten worden er behoorlijk ziek van.

      2. Ben Spaans

        In het vo gaat het allang niet meer om ‘1600 – Slag bij Nieuwpoort’, in het bo ook allang niet meer.

        1. Klopt, maar in het po en vo staat historisch denken en redeneren nog steeds niet centraal, het gaat nog steeds vooral om het historisch overzicht en het is de vraag wat leerlingen daarvan onthouden.

          1. Ben Spaans

            Over wat het gros onthoudt van school zou ik me maar geen illusies maken. Niettemin, geef ze op school eerst maar een overzicht van de geschiedenis. Als je meteen gaat problematiseren zien leerlingen door de bomen het bos niet meer en dag gaat het gros nog meer demotivatie vertonen.

  7. Wat een briljant boek lijkt me dat! Ik zou het zeker willen hebben. Belangrijk is, lijkt mij, dat de feiten en de theorie in balans zijn, zodat door de feitenhonger te stillen de theoretische kennis er ook makkelijk in gaat. Het lijkt me op die manier inderdaad een aanwinst voor de educatie. En volgens mij is er maar één de aangewezen auteur.

    Met andere woorden: doen.

  8. Christo Thanos

    Ik zou ook graag een hoofdstuk willen zien over de geschiedenis van de archeologie/onderzoek (van elke regio?). Een terugblik vanaf 2021. Niet alleen wie waar onderzoek heeft gedaan, maar ook kort toelichten hoe men bijvoorbeeld rond 1930 onderzoek deed. Waar lag toen het accent van onderzoek? Wie deed onderzoek (man/vrouw/ Westerse archeologen/lokale archeologen, …), wat was het heersende paradigma, stand van zaken met betrekking tot datering etc..

    Voorbeeld 1: We hebben veel archeologische literatuur over de Minoische beschaving, al vanaf de jaren 1900. Veel gebouwen zijn als paleis aangemerkt. Nu kijken we anders tegen dit soort gebouwen. Dus je moet bij het lezen van oudere literatuur weten waarom men iets een paleis noemde.

    Voorbeeld 2: Arthur Evans (van Knossos) maakte kaartjes met de verspreiding van Griekse bewoning langs de huidige Turkse kust. Was dit puur gebaseerd op de kennis van toen van de archeologische resten in Turkije of speelde geopolitieke invloeden uit de jaren 1920-1930 ook een rol?

    Kortom: voor het kritisch lezen van oudere literatuur moet je ook iets weten van de wetenschappelijke/politieke/sociale stand van zaken van de tijd waarin iets werd geschreven.

    1. Arjen Dijkgraaf

      Staat er eigenlijk al in: ‘introductie tot de oudheidkundige data: iets over teksten en de uitleg daarvan’… Waarom zou hermeneutiek zich moeten beperken tot Griekse en Romeinse auteurs?

  9. Rob Duijf

    ‘Slothoofdstuk waarin nog wat clichés worden doorgeprikt, zoals dat je van het verleden zou kunnen leren of over parallellen tussen toen en nu.’

    Wat we van het verleden zouden kunnen leren, is dat we na pakweg 5000 jaar geschreven geschiedenis (je moet ergens beginnen…) elkaar nog steeds naar het leven staan en nog nooit zo efficiënt als tegenwoordig. Wat we in ieder geval niet van het verleden leren, is waarom dat zo is.

    En helaas is daar op alle niveaus van opvoeding en onderwijs nauwelijks – in ieder geval niet structureel – aandacht voor.

Reacties zijn gesloten.