“Naar alle kanten het Rijk vergroot” (4)

Septimius Severus (Torlonia-collectie, Rome)

[Vandaag het laatste van vier blogs over de veldtochten van keizer Septimius Severus (r.193-211), die het Romeinse Rijk bracht tot zijn grootste omvang. Dat dit onder Trajanus zou zijn gebeurd is vooral propaganda van Mussolini. Het eerste deel is hier.]

Zoals gezegd had keizer Severus het Romeinse leger uitgebreid met drie legioenen. I  Parthica en III Parthica bleven in Mesopotamië en het II Parthica werd gestationeerd in Italië, waar het een kamp betrok op de Albaanse Berg ten zuidoosten van Rome. Het diende als strategische reserve. Al vóór Severus in de Tripolitana een nieuw verdedigingsconcept introduceerde, was gebleken dat het traditionele systeem van de limes gebreken vertoonde. Nu de stammen buiten het imperium zich beter organiseerden, slaagden ze er wel eens in door te breken, en omdat alle troepen langs de grenzen waren gestationeerd, konden vijanden zonder veel problemen vér oprukken. Zo hadden tijdens de regering van Marcus Aurelius Germaanse piraten de Vlaamse kust bereikt en grote schade aangericht in bijvoorbeeld Arras, Thérouanne en Bavay. Uit deze en soortgelijke gebeurtenissen bleek dat de oude vorm van grensverdediging aanpassing vereiste.

Het zou te ver gaan te zeggen dat Severus de oplossing vond, maar hij onderkende dat het probleem ten dele samenhing met het feit dat als troepen in de ene sector versterking kregen, andere sectoren verzwakt raakten. Daarom wachtte II Parthica in Italië om in crisisgebieden te interveniëren. De grafstenen van de gesneuvelde soldaten zijn vrijwel overal in het Romeinse Rijk gevonden en zo kan worden vastgesteld dat het legioen van 208 tot 211 deelnam aan Severus’ campagne om het nog onafhankelijke noorden van Brittannië te onderwerpen. In feite was ook dit een defensieve maatregel: as Schotland eenmaal onderworpen en geromaniseerd, dan waren er geen drie kostbare legioenen meer nodig om de Britse provincies te verdedigen. Hoewel Severus zijn legioenen noordelijker voerde dan welke keizer ooit heeft gedaan, moest hij onderkennen dat de Hooglanden niet te veroveren waren.

Hij overleed in 211 in York en werd opgevolgd door zijn zoon Caracalla, die het Tweede meenam om te strijden tegen de Alamannen in Baden-Württemberg en er later de Parthen mee aanviel. Na zijn dood in 217 speelde het legioen een rol in de burgeroorlog die uiteindelijk leidde tot de troonsbestijging van Caracalla’s achterneef Heliogabalus. Deze nam het Tweede mee toen hij in 219 naar Rome trok. De legionairs waren een kleine elf jaar lang van huis geweest. Er zit een roman in.

Nooit was het imperium groter geweest dan ten tijde van Septimius Severus, die in het oosten Mesopotamië veroverde, in het zuiden een enorm stuk land door middel van ontginning aan het Rijk toevoegde en in het noorden de grens tweehonderd kilometer opschoof. Maar het waren defensieve operaties en het was een teken aan de wand dat de Romeinen in iets meer dan een generatie tijds hun leger van achtentwintig tot drieëndertig legioenen hadden uitgebreid. Aan de Rijn en Donau waren krachtige Germaanse stammen in opkomst en in het oosten werd in 224 het wankelende Parthische Rijk vervangen door een tweede Perzische Rijk, dat  van de Sassaniden, dat voor Rome aanzienlijk gevaarlijker was dan zijn voorganger.

De bronnen zeggen dat Severus zijn eerste triomftocht weigerde omdat ze kort op een burgeroorlog volgde en hij niet de indruk wilde wekken de onderwerping van mede-Romeinen te vieren. De tweede zegetocht zou hij hebben geweigerd wegens jicht. Het kan waar zijn, maar verklaart de bescheidenheid van de inscriptie op de ereboog niet. Wellicht vond de keizer uit Lepcis Magna dat hij dit eerbetoon niet waard was omdat hij de problemen alleen had kunnen vertragen maar niet kunnen oplossen.

Deel dit: