Een geschiedenis van de Nederlandse archeologie

Ik ken Theo Toebosch al jaren persoonlijk. We doen vergelijkbaar werk en zouden elkaar dus vroeg of laat wel tegen zijn gekomen, maar het helpt natuurlijk wel dat we nog geen 700 meter van elkaar af wonen. Ik heb al eerder over zijn boeken geschreven, zoals dat over het vroegste Amsterdam, dat over de familie Josephus Jitta en dat over het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Allemaal heel lezenswaard – en dat zou ik ook zeggen als ik hem niet kende.

Zijn boek Grondwerk gaat over de geschiedenis van de Nederlandse archeologie. Ik ben heel blij dat het bestaat want het zijn de verhalen die elke betrokkene half kent en helemaal wil kennen. Iedere Nederlandse oudheidkundige kent Reuvens en weet dat hij twee eeuwen geleden de eerste was die zich ook in het Nederlands “archeoloog” liet noemen, maar je wil eigenlijk eens precies weten wat die reus zoal vermocht.

De uitdaging voor een boek als dit is zo’n geleerde van vroeger te plaatsen in een lezenswaardige context. Dat kan een academische context zijn, zoals de traditie van een bepaald instituut; het kan een intellectuele context zijn, zoals de wisselwerking tussen archeologie en andere denkbeelden; het kan een biografische context zijn. De context die Toebosch kiest is het krachtenspel tussen archeologie en openbaar bestuur. Dat is natuurlijk geen toeval, want die is de laatste jaren sterk veranderd. Het is actueel.

In mijn reeks “Zit een oudheidkundige met de rug naar een boekenkast”, waarin ik zomaar wat dingen vertel naar aanleiding van een exemplaar uit opgemeld meubelstuk, vertel ik vandaag iets over Grondwerk. Aanbevolen, ik bedoel het boek.

Deel dit:

13 gedachtes over “Een geschiedenis van de Nederlandse archeologie

  1. Jort Maas

    Leuk stukje, leuk boek. Enkel 1 kritiek. De vergelijking tussen natuurkunde en de geesteswetenschappen. Het archeologisch equivalent van kokend water is dat een pot overal op de planeet in scherven uit elkaar valt als je er een klap op geeft. Beide gevallen zeggen niet zoveel. Maar bij de geesteswetenschappen ga je ineens om een verklaring vragen (en dan heb je competerende theorieën), en dat doe je bij de natuurkunde niet. Zou je dat wel doen dan kom je uiteindelijk ook bij competerende theorieen. Er is een verschil van orde, of categorie, maar uiteindelijk zitten we altijd met die competerende theorieen, en dat is juist de essentie van wetenschap! Het doet de geesteswetenschappen m.i. enig onrecht aan om die situatie alleen daar ‘subjectief’ te noemen.

  2. Martin van Staveren

    De vraag bij competerende theorieën is: hoe bepaal je dan de meest waarschijnlijke theorie? En op basis waarvan? De essentie van wetenschap is wel dat je allengs de beste theorie bereikt. Zomaar een stel verschillende theorieën hebben is nog geen wetenschap.

    1. Jort Maas

      Ja eens, dat is de rol van experiment. In de geesteswetenschappen kunnen dat nieuwe vondsten of teksten zijn. Soms is het met de beschikbare informatie niet mogelijk om te kiezen tussen een aantal theorieen. Echter, dat is precies de situatie in de natuurkunde. Veel nieuwe competerende theorieen kunnen alleen met experimenten getest worden die we wel kunnen bedenken maar niet (of nog niet) gebouwd/uitgevoerd hebben. In de tussentijd is er een impasse.

      1. FrankB

        En dan bepalen persoonlijke voorkeuren en vooronderstellingen de keuze van de natuurkundige. Het beste voorbeeld (hieronder niet genoemd) blijft de interpretatie van de Quantum Mechanica.

        https://www.preposterousuniverse.com/blog/2013/01/17/the-most-embarrassing-graph-in-modern-physics/

        Een ander verschil (ook niet genoemd hieronder) is dat de consequenties van een voorkeur in vele opzichten lang zo dramatisch niet zijn als in de oudheidkunde wel voorkomt (maar ook niet altijd).

        1. Jort Maas

          Inderdaad. Mbt tot ‘voorkeur’: helaas geloven veel geesteswetenschappers precies in dat ‘subjectieve’ verhaal waar Jona aan refereerde. Terecht hebben zij positivisme afgewezen, maar ze vergaten dat dit geen reden was om relativisme te omarmen. In een ander filmpje (dacht ik) spreekt Jona over ‘Post Processualisme’, dat heeft veel schade gedaan aan (in ieder geval) de theoretische archeologie en zij is daar nog niet van bijgekomen.

        2. Martin van Staveren

          Die filosofische interpretaties zijn niet relevant voor de positivistische quantummechanica. Wat moeten we met die “Copenhagen interpretatie” etc? Niets, dus.

          1. Jort Maas

            Tja, we hebben hier al eens eerder discussie over gehad. Volgens mij zou je zelfs als positivist (een positie die wat mij betreft onhoudbaar is, zie Popper) moeten erkennen dat de quantummechanica niet ‘af’ is (zoals ook de laatste CERN resultaten suggereren). De nieuwe verklaring zal komen door het opstellen van een nieuwe ‘filosofie’ (of verklaring, dat past beter), zoals de ‘filosofie’ van Einstein die van Newton verving. Zelf zal Einstein waarschijnlijk vervangen worden door een quantummechanische versie. En zo gaat de wetenschap verder. Ontkennen dat zulke nieuwe hypothesen nodig zijn om bestaande problemen op te lossen is wat mij betreft irrationeel en staat de wetenschap in de weg.

              1. Martin van Staveren

                Er dient wel onderscheid gemaakt te worden tussen het QM formalisme (Schrödinger of Dirac vergelijking, Hilbert space, …) en QM modellen die op basis daarvan gemaakt worden. Het kan altijd gebeuren dat een model niet goed genoeg is, b.v. als de interactie niet goed is geformuleerd). Daar kan dan niet uit geconcludeerd worden dat de QM als zodanig “niet af” zou zijn. Voor de quantumgravitatie is het probleem vooral de afwezigheid van data, en dat geldt ook voor de string theory. Als er geen data zijn, dan is theorievorming nogal zinloos. De QM is in principe slechts een formeel systeem dat overeenkomt met fundamentele waarnemingen, in die zin is het positivistisch. Heisenberg heeft zijn vergelijkingen gewoon gematched aan het Rydberg-Ritz principe uit de spectroscopie. Het resultaat was zijn “matrixmechanica”. Die filosofiën (Copenhagen etc) zijn slechts pogingen om alsnog een soort van klassieke interpretatie aan de QM te geven, maar dat kan niet.

  3. FrankB

    Ik ben het wel met JortM eens: “het maakt werkelijk uit met welke vooronderstellingen je het onderzoek begint” geldt in de natuurkunde ook. Het probleem zit hem niet in de empirische data – een opgegraven dingetje blijft een opgegraven dingetje, wie er ook naar kijkt. Idem voor de letters die op een Middeleeuwse kopie van een 2500 jaar oud stuk perkament staan. Het probleem zit hem in de interpretatie van data (dit is één van de zeer weinige punten die Jonge Aarde Creationisten goed hebben). Die is in de natuurkunde net zo goed subjectief. Zie Fred Hoyle en zijn afwijzing van de Oerknal. Zie ook Thomas Kuhn – natuurkundigen doen vooral onderzoek om hun theorieën te bevestigen en dat zijn vanzelfsprekend theorieën die ze zelf aanhangen.
    Het echte verschil zit hem er in dat geesteswetenschappers veel sterker persoonlijk betrokken zijn bij hun onderzoek. Fred Hoyle was een uitzondering – vrijwel, zo niet alle natuurkundigen zal het worst wezen dat Steady State in de prullenbak beland is. Israelische archeologie, zoals jij zo vaak hebt gerapporteerd, werkt volledig tegengesteld hieraan.
    Neem in Nld. de beladen discussie over kernenergie (hoe natuurkundig kun je het krijgen?). Ook wetenschappers die beter zouden moeten weten laten bijna altijd relevante informatie weg: tegenstanders vragen zich maar zelden af of wind- en zonne-energie wel voldoende kunnen leveren, voorstanders wuiven het afvalprobleem weg en hebben het nooit over de enorme kosten van de ontmanteling van centrales. Dat heeft alles met hun persoonlijke vooronderstellingen te maken.
    De temperatuur van kokend water kun je beter vergelijken met “de eerste keizer van het Romeinse Rijk was Augustus”. Dat laatste klopt ook ongeacht waar de oudheidkundige is, Kaapstad, New York enz.

    1. Martin van Staveren

      Ja, dat is gewoon https://towardsdatascience.com/what-is-bayesian-inference-4eda9f9e20a6

      Het hangt er wel van af wat die vooronderstellingen zijn. Wat is de geloofwaardigheid van een vooronderstelling? En van de vraag hoe modellen getest worden. Als een experiment kan worden herhaald, zoals in de natuurkunde en chemie, dan moet de uitkomst steeds weer hetzelfde zijn, en dan kunnen er predictieve modellen worden opgezet. Zo gaat dat bv in de electronica; bij stabiele temperatuur is de weerstandswaarde van een weerstand steeds weer hetzelfde. Daarom werkt de electronica die wij in huis hebben: computer, televisie, thermostaat, etc. Als een theorie niet getest kan worden door herhaling van een experiment, hoe bepaal je dan de geloofwaardigheid van een theorie? In de psychologie heeft men herhaling van experimenten gedaan, met steeds andere uitkomsten, dat is het replicatie probleem, waar dus uit volgt dat psychologie geen wetenschap is.

    2. Martin van Staveren

      “tegenstanders [van kernenergie] vragen zich maar zelden af of wind- en zonne-energie wel voldoende kunnen leveren”. Ja, dat is dus het allergrootste probleem, dat onwetenschappelijke geleuter. Ik heb een keer bij de Gemeenteraad van mijn gemeente gezeten, en toen ging het daarover. De PvdA voorzitster zei: maar die warmtepompen hebben ook electriciteit nodig. Ik stootte mijn buurman aan en zei: zie je, die begrijpen het nu ook. Het probleem van wind- en zonne-energie is daarbij ook dat zonnepanelen en windmolens nogal groot zijn. Dus waar kun je ze plaatsen? De hele Noordzee vol zetten met windmolens? Je kunt wel leuk in een Tesla gaan rondkarren, maar die moet dan wel geregeld aan de oplaadpaal.

      1. Rob Duijf

        ‘Ja, dat is dus het allergrootste probleem, dat onwetenschappelijke geleuter.’

        Van alle fossiele brandstoffen is aardgas op dit moment nog het beste alternatief, omdat de Nederlandse infrastructuur voor elektriciteitstransport onvoldoende capaciteit heeft. We kunnen wel van het gas afwillen, maar dat kan niet zonder ingrijpende opwaardering van het elektriciteitsnet. Daar zal eerst voor moeten worden gezorgd.

        Maar het allerbelangrijkste is dat onze energieconsumptie omlaag moet, zowel in woning- en utiliteitsbouw, als in de industrie. Op het gebied van isolatie valt nog een wereld te winnen, industriële processen kunnen worden verduurzaamd door elektrotechnische apparatuur te vervangen. Wat te denken van reclameverlichting? Het nutteloos aan laten van verlichting in winkeletalages en kantoorpanden? Wat we niet verbruiken, hoeft ook niet te worden opgewekt en getransporteerd.

Reacties zijn gesloten.