
Afgelopen week kreeg ik van collega Marcel Hulspas de vraag voorgelegd of Jezus analfabeet was. Anders gezegd: kon Jezus lezen en schrijven? Dat is een interessante kwestie, die raakt aan allerlei aspecten van de uitleg van het Nieuwe Testament. Al levert de tekst zélf niet zoveel op.
Jesus schrijft in het zand
Er is één passage waarin duidelijk sprake is van een schrijvende Jezus en dat is Johannes 8.6. De farizeeën en schriftgeleerden leiden een overspelige vrouw – in de middeleeuwse traditie ten onrechte geassocieerd met Maria Magdalena – aan Jezus voor. Ze vragen of hij vindt dat steniging gepast is. Hij schrijft wat in het zand. Als de aanklagers aandringen, merkt hij alleen op dat wie nooit een fout maakte de eerste steen maar moet werpen. De mannen druipen af.
Een mooi verhaal, maar het bewijst weinig. Eén: er staat εγραφεν εις την γην, wat je inderdaad kunt vertalen als “schreef hij in het zand”. Het betekent echter ook “tekende hij in het zand”. Jezus laat zijn minachting blijken door een doodle te tekenen.
Twee: de passage ontbreekt in de wat oudere handschriften, is in andere handschriften van het Johannesevangelie geplaatst op een andere plek, duikt ook weleens op in Lukashandschriften, wordt in de vroege kerk zelden geciteerd en wijkt stilistisch af van de rest van het Johannesevangelie. Het is vrijwel zeker een interpolatie, waar echter vóór te zeggen valt dat de gebruikers van het Johannesevangelie een herinnering hadden dat deze woorden erbij hoorden. Dat ze niet zeker waren over de plaatsing, bewijst dat de passage circuleerde als onafhankelijk brokje informatie; dat men het invoegde, bewijst dat het een zeker gezag had.
Jezus in de synagoge
Dan is er een passage in het Lukasevangelie waarin Jezus lezend wordt opgevoerd: Lukas 4.16-30. Jezus is in een synagoge, leest voor uit Jesaja en geeft daarop commentaar. De evangelist heeft, net als Matteüs 13.53-58, deze scène ontleend aan Marcus 6.1-6, waar geen sprake is van Jezus als lezer. Het commentaar dat Jezus geeft, bevat bovendien enkele typische Lukas-motieven. Het is, met andere woorden, een toevoeging van Lukas en dus is het elimineerbaar.
Je kunt uiteraard tegenwerpen dat als je alles elimineert wat is toegevoegd, er weinig resteert. Daar is iets voor te zeggen, maar dit is hoe de wetenschap met informatie omgaat. Daar kun je over twisten maar de discussie over eliminatie als wetenschappelijk principe moet niet worden gevoerd aan de hand van dit ene voorbeeld, maar aan de hand van tienduizenden voorbeelden. Dit is werk voor methodologen.
Loofhuttenfeest
De derde passage is tijdens een Loofhuttenfeest, waarbij Jezus in Jeruzalem uitlegt geeft van de Wet en mensen zich afvragen “Hoe weet hij dat allemaal, terwijl hij geen opleiding heeft gehad?” Dat is althans hoe in de Nieuwe Bijbelvertaling Johannes 7.15 wordt weergegeven. In het Grieks staat er echter γραμματα οιδεν μη μεμαθηκως, en dat betekent zoiets als dat Jezus het geschrevene niet kan kennen omdat hij niet heeft gestudeerd.
Jezus’ antwoord – hij hoefde niet naar school want hij had zijn inzicht van degene die hem gezonden had – maakt duidelijk dat de scène past in de reeks polemieken over Jezus’ leergezag. Als er al een historische achtergrond is, dan toch deze: volgens Jezus’ gesprekspartners was hij een boerenkinkel uit Galilea, ongeschoold in Jeruzalem, maar kwam hij aardig mee in de discussies.
[Een overzicht van deze reeks is hier.]
Even een opmerking ten aanzien van een detail dat als zodanig niets met het onderwerp te maken heeft. “De farizeeën en schriftgeleerden leiden een overspelige vrouw – in de middeleeuwse traditie ten onrechte geassocieerd met Maria Magdalena – aan Jezus voor.” Dit ligt iets genuaneerder. Al in de late Oudheid (591 AD) verwisselde paus Gregorius I in een preek die hij hield in San Clemente te Rome, Maria Magdalena met Maria van Bethanië én met de boetvaardige zondares (lees: vrouw van lichte zeden) uit Lucas 7. Vervolgens werd Maria Magdalena in de traditie van de Latijnse kerk eeuwenlang consequent in die negatieve hoedanigheid voorgesteld. In de Oosters-Orthodoxe kerk heeft deze verwisseling nooit plaatsgevonden. Al in 1517 werd in de kerk van Rome het misverstand aangekaart door Jacob Faber, een Franse humanist, filosoof, theoloog en bijbelvertaler, in zijn ‘De Maria Magdalena et triduo Christi disceptatio’. Echter, pas in 1969 erkende de Rooms-Katholieke kerk formeel de verwisseling en werd Maria Magdalena in de heiligenkalender niet meer aangeduid als een ‘boetvaardige zondares’.