Ga naar de ruïne van een Grieks of Romeins stadion, blijf even zitten en je zult zien dat er mensen zijn die besluiten tot een hardloopwedstrijdje. Logisch, daar zijn die dingen voor gebouwd. Meestal zijn de atleten scholieren of studenten maar soms rent er iemand bij die jong van geest is gebleven. Zoals Jeanna van Wijnkoop hierboven, vrolijk hollend door het stadion van Kourion op Cyprus.
Ze is dinsdagmiddag te midden van vrienden overleden nadat ze al een tijdje ziek was. Ik was de dag ervoor nog op visite geweest en hoewel ik wist dat het de laatste keer was dat we elkaar zagen, zag ze er beter uit dan de keer ervoor. Toen ik het opmerkte, zei ze dat het dankzij een bepaald medicijn iets beter ging. Ik vermoed dat als het slechter zou zijn gegaan, ze het niet snel zou hebben gezegd, want ze had niet de gewoonte te mopperen.
Dat Jeanna nooit lang wilde klagen en vrolijk van aard was, heb ik wel honderd keer kunnen vaststellen, want ze ging vaak mee op de groepsreizen die ik weleens organiseer. Er gaat bij zo’n onderneming weleens iets anders dan je verwacht, maar ze behoorde altijd tot degenen die het lachend oppakten. Of het nu een onverwachte plensbui in Iran was, een bijna-ongeluk in Libanon of stakend museumpersoneel in Griekenland, haar goede humeur leed er nooit lang onder.
Dat de andere reizigers het fijn vonden als ze mee ging, was alleen maar logisch, want ze had altijd iets leuks te vertellen. Als historicus veerde ik natuurlijk op toen ze me eens vertelde dat ze aanwezig was geweest bij het optreden van de Beatles in Hillegom. Bakvis. In de Brakke Grond, waar we weleens thee dronken, vertelde ze me dat daar de receptie was geweest toen Piet Keizer in het huwelijk trad met haar beste vriendin. Ik noem dit niet alleen vanuit historische belangstelling, maar ook omdat Jeanna altijd iets heeft bewaard van de onbevangenheid van die jonge jaren. Wie in een Romeins stadion gaat hardlopen is een spring-in-t-veld gebleven.
Ze was gastvrij. Ik herinner me een mooie zomeravond toen mijn goede vriend Richard, zijn Iraanse echtgenote Shirin en ik bij haar neerstreken voor een glaasje. Het werd er natuurlijk meer dan één maar het bleef gezellig. Een avond om nooit te vergeten. Letterlijk: toen ik mijn vrienden maandag schreef dat Jeanna het niet lang meer zou maken, noemden ze meteen de scheepsmodellen die Jeanna’s eerder overleden echtgenoot Hans had gemaakt en in haar huis stonden.
Ik heb haar de afgelopen tijd een paar keer opgezocht. De details van haar ziekte bespraken we niet, al weet ik dat ze de laatste weken haar smaak was verloren. “Alsof het beeld op de kleuren-TV plotseling zwart-wit is.” De chocolade die bij mijn laatste bezoek op tafel stond, raakte ze zelf niet meer aan.
We hadden het erover dat ze nog graag eens saté was wezen eten bij Schiller en dat ze ook graag nog eens naar de bioscoop was gegaan. Belangstellend informeerde ze naar de laatste film die ik had gezien. Ik noemde I’m Not There, een mooie film over Bob Dylan, wat haar meteen naar de kast deed lopen: “Ik heb nog drie films over hem, die moet je zien, neem ze maar mee.”
We hadden het over glaskunst. Mijn vriendin en ik moesten echt een keer naar het Glasmuseum in Leerdam gaan, zei ze. Via glaswerk dat we in Oezbekistan hadden gezien kwam ze op kristalwerk in het Zisa in Palermo. Haar man had gehouden van de dikke Russische romans, maar zelf had ze de laatste tijd moeite met lezen. Het was een van de weinige keren dat ze iets liet doorschemeren van hoe moeilijk ze het had. Jeanna was er, zoals gezegd, de vrouw niet naar om te mopperen.
Ze heeft in haar testament de vogelbescherming aangewezen als erfgenaam, een stichting die ik graag onder uw aandacht breng: hier. Ik zal haar missen. Onbevangen, positief en nieuwsgierig als ze was heeft ze uit het leven gehaald wat erin zat.
Gecondoleerd.
Een vrouw dus – een crème à la crème.
Ik heb Jeanna helaas te kort gekend. Maar in die korte tijd zijn we goede vrienden geworden. Daar had Jeanna er veel van. We hadden een gedeelde passie en een gedeelde ziekte; dat schept een band. We kletsten over van alles en nog wat, maar begrepen elkaar ook zwijgend.
Ze was nuchter in het dragen van haar ziekte, die werd vertraagd door medicatie, maar langzaam oprukte. Een nieuw medicijn bood hoop en energie, maar het mocht niet baten. Toen ze was uitbehandeld, zag ik haar kaarsje langzaam uitdoven. Ze had alles zeer goed geregeld, opgeruimd en precies zoals je van een oud-directiesecretaresse mag verwachten.
Ik had graag nog het laatste stukje met haar meegelopen, maar dat mocht niet meer zo zijn. Het geeft niet. Ik ben blij dat ze goede vrienden en vriendinnen bij zich had. Dat dat kan in dit land is een zegen.