Storm op zee (of niet)

Zomaar een schip (Qasr Libya)

Gisteren noemde ik dat er in de klassieke poëzie nogal wat stormen op zee zijn. Het begint al te waaien in de Odyssee en als Vergilius zijn eigen epos schrijft, plaatst hij de noodzakelijke orkaan meteen aan het begin. Het zijn slechts twee voorbeelden. In de lange prozateksten – zeg maar de antieke keukenmeidenroman – behoort de storm op zee eveneens tot het standaardrepertoire. Een auteur die geen noodweer beschreef, verried dat hij het schrijversvak niet volledig meester was. Je kunt het vergelijken met het exclusus amator-gedicht dat een Griekse of Romeinse auteur op zijn repertoire behoorde te hebben: zo iemand moest een jeremiade kunnen schrijven over een aan straat gezette minnaar, anders was het gewoon geen goede dichter. Het heeft niet zoveel zin aan te nemen dat er in ’s mans biografie werkelijk een relatiecrisis is geweest. Of dat werkelijk iedere Griekse of Romeinse schipper moest rekenen op de speciale aandacht van de stormgoden.

De auteur van de Handelingen van de apostelen kende zijn klassieken. Ik heb tien jaar geleden al eens geblogd over een goed geplaatst citaat van de Griekse tragicus Euripides. Vandaag wil ik het hebben over de storm op zee die de auteur van Handelingen inlast. Hier zijn wat passages in de onlangs verschenen NBV21-vertaling. De situatie: Paulus is gearresteerd, beroept zich op de keizer en wordt nu door een Romeinse officier naar Rome begeleid. Na te zijn vertrokken van Kreta belandt men in de storm.

Maar al spoedig stak er een hevige aflandige wind op, die Eurakylon wordt genoemd. Omdat het schip werd meegesleurd en we geen kans zagen bij te draaien, gaven we onze pogingen op en lieten ons meedrijven. Toen we onder de lij van het eilandje Kauda kwamen, lukte het ons met de nodige moeite om de sloep langszij te krijgen. De bemanning hees de sloep omhoog en verstevigde bij wijze van veiligheidsmaatregel de romp van het schip met touwen. Uit angst om in de Syrte aan de grond te lopen, wierpen ze het drijfanker uit en lieten het schip drijven. Het geweld van de storm was zo groot dat ze de volgende dag een deel van de lading overboord gooiden, en de dag daarna wierpen ze zelfs de scheepsuitrusting in zee. Dagenlang waren de zon noch de sterren te zien en bleef de storm in alle hevigheid woeden, zodat we ten slotte elke hoop op redding verloren.

De afwezige zon en sterren behoren tot de te verwachten gemeenplaatsen, net als de verloren hoop op redding. Lucanus, die de zaken graag omkeert, keerde ook dat gisteren om: een schipbreuk viel niet te verwachten. Zie het stukje van gisteren.

Tijdens de storm neemt Paulus het woord en bemoedigt de opvarenden: een engel heeft hem namelijk verteld dat het schip weliswaar zal vergaan maar dat daarbij niemand zal omkomen, aangezien het Gods wil is dat Paulus zich bij de keizer zal verantwoorden. Die mededeling zal de kooplieden en de scheepseigenaar nou echt hebben bemoedigd.

Toen de veertiende nacht aanbrak, waren we nog steeds op drift in de Adriatische Zee. Omstreeks middernacht vermoedde de bemanning dat we land naderden. Ze gooiden het dieplood uit en peilden twintig vadem, en na even gewacht te hebben gooiden ze het lood nog eens uit en peilden toen vijftien vadem. Uit angst om op een klip te lopen, wierpen ze van de achtersteven vier ankers uit en baden dat het dag mocht worden. Maar toen de bemanning het schip wilde verlaten en de sloep te water liet onder het mom dat ze ook boegankers wilden uitbrengen, zei Paulus tegen de centurio en de soldaten: “Als zij niet aan boord blijven, kunnen jullie niet worden gered.” Daarop kapten de soldaten de touwen van de sloep en lieten hem in zee vallen.

Alsof het opgeven van een reddingsboot nog niet vreemd genoeg is, gooit men even later ook het voedsel weg, nadat men voor het eerst in twee weken heeft gegeten.

Toen het licht werd, herkenden ze de kust niet, maar ze zagen een baai met een strand en besloten een poging te doen om het schip daar aan de grond te zetten. Ze maakten de ankers los en gaven ze prijs aan de zee, en tegelijkertijd haalden ze de riemen weg waarmee het dubbelroer vastzat. Toen hesen ze het voorzeil en hielden voor de wind aan op het strand. Ze stootten echter op een zandbank, en daar liep het schip aan de grond. De boeg kwam onbeweeglijk vast te zitten, en door het geweld van de golven begon de achtersteven te breken.

De soldaten vatten het plan op om de gevangenen te doden, zodat niemand zwemmend zou kunnen vluchten. Maar de centurio, die wilde dat Paulus in leven bleef, verijdelde hun plan en gaf bevel dat eerst degenen die konden zwemmen overboord moesten springen om aan land te gaan en daarna de anderen, op planken of stukken wrakhout. En zo kwamen allen behouden aan wal.

Tot zover enkele vreemde details. Het lijkt wel op zo’n antieke keukenmeidenroman vol wonderlijke gebeurtenissen. Zulke teksten kennen we eveneens uit de joodse literatuur, zoals in het verhaal over Jozef en Aseneth. Het christendom kent ze ook en ze zijn opvallend vaak opgehangen aan de figuur van Paulus (bijvoorbeeld Paulus en Thekla).

De vraag die we moeten stellen: heeft de auteur van de Handelingen zijn relaas bedoeld als feitelijk verslag, dus zeg maar als geschiedschrijving, of als geromantiseerde vertelling? Voor beide visies valt iets te zeggen. En welk antwoord we ook kiezen: het heeft vérstrekkende gevolgen voor de interpretatie van de Handelingen. In elk geval zou ik niet te snel aannemen dat Paulus, als hij überhaupt naar Rome is gereisd, een storm op zee heeft overleefd.

[Een overzicht van deze reeks is hier.]

Deel dit:

5 gedachtes over “Storm op zee (of niet)

  1. FrankB

    “De vraag die we moeten stellen …..”
    Dit lijkt mij een vals dilemma. Als ik nou één ding heb geleerd van je blog is het wel dat feiten en fictie in de klassieke literatuur dwars door elkaar heen liepen. De auteur zou je vraag niet begrepen hebben. Feit en fictie uit elkaar peuteren is een moderne obsessie.
    Volgens mij is de vraag dus die je in de titel stelt. Voor wat die verstrekkende gevolgen betreft, andere delen van Handelingen kunnen nog steeds heel goed feitelijk zijn. Of Paulus werkelijk bij de keizer op bezoek is geweest – daar hebben we niet genoeg empirische data voor.

  2. “het heeft vérstrekkende gevolgen voor de interpretatie van de Handelingen. ”

    Waarom? Mocht het verslag van de storm een topos uit de klassieke literatuur zijn, dan kunnen we hoogstens nadenken over de schrijver van Handelingen. Immers, een goed schrijver vermeldt en storm – maar zou een amateur dat ook doen?
    Maar waarom zou een bedachte storm ook gevolgen hebben voor de rest van het werk? Omdat er (misschien) één topos gebruikt werd, moet dat dan betekenen dat de rest van de tekst (ook) minder betrouwbaar is? Natuurlijk niet.

    Ammianus Marcellinus (om maar eens een auteur te noemen) gebruikt naast topoi ook archaïsche terminologie, maar volgens mij wordt hij als een van de meest betrouwbare auteurs uit de late Oudheid beschouwd.

  3. René Ariens

    Het is lastig oordelen of de storm een verzinsel is. Op een moderne boot ervaar je slecht weer niet snel als noodweer. Vanuit het heden geredeneerd lijkt een storm in ieder reisverhaal overdreven.

Reacties zijn gesloten.