Domitianus (35): Dominus et deus

Genius (Capitolijnse Musea, Rome)

Aan het einde van zijn leven had Alexander de Grote verklaard dat hij een god op aarde was. Sindsdien was verering vrij standaard bij de koningen van het Ptolemaïsche Egypte, waar men niet alleen op Alexander maar ook op een faraonische traditie teruggreep. Ook in het Seleukidische Rijk bestond een heersercultus. In het Romeinse Rijk lag het moeilijker. Men vereerde echter overleden, vergoddelijkte keizers en ook de genius (levenskracht, persoonlijke beschermgod) van de regerende vorst. Dat gebeurde op ’s keizers verjaardag en op de dag van zijn troonsbestijging.

Het beeld hierboven toont zo’n genius. Het komt uit de Capitolijnse Musea in Rome maar is nu op de expositie over keizer Domitianus in het RMO in Leiden. Domitianus had zich al eerder betoond als een nieuwe Meleager en liet, zoals gebruikelijk, zijn genius vereren.

Dominus et deus

Allemaal niets bijzonders, maar hij ging een stap verder. Bij zijn zelfpresentatie speelde niet een rol dat hij een zoon was van de vergoddelijkte Vespasianus (filius divi Vespasiani), hij wilde zelf worden aangesproken als god (deus). Volgens de Grieks-Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio gaven slaafse onderdanen zoveel eerbewijzen aan Domitianus, dat de hele wereld, althans voor zover door de Romeinen beheerst, leek te zijn gevuld met portretbustes en standbeelden van goud en zilver. Domitianus

wenste ook als god te worden beschouwd, en als hij “meester” (dominus) werd genoemd en “god” (deus), voelde hij zich enorm trots. Die benamingen hanteerde men niet alleen in toespraken maar ook in geschreven teksten. (Uit: Wreed en pervers, door Olivier Hekster en Vincent Hunink)

Domitianus was zijn tijd twee eeuwen vooruit. Eind derde eeuw zouden de keizers Diocletianus en Maximianus zich aandienen als de uitverkorenen van Jupiter en Hercules. De traditionele begroeting, de salutatio, ruilden ze daarbij in voor aanbidding, adoratio. Maar Domitianus leefde eind eerste eeuw en zulke eerbewijzen gingen de Senaat nog te ver.

Overigens: ik ga ervan uit dat waar is wat Suetonius en Dio beweren over Domitianus als initiatiefnemer van deze titulatuur,. De expositie stelt hierbij, als ik het goed heb gezien, geen vragen. Ik wil als kanttekening plaatsen dat mij van dat dominus et deus uit de jaren 81-96 alleen vermeldingen uit de provincie bekend zijn, met name de provincie Asia. Of de titels keizerlijk initiatief waren of de standaardstroopsmeerderij van het bestuurlijk middenkader, kan ik niet beoordelen. Ik weet het gewoon niet dus.

Terreur

Hoe dat ook zij: net als in de laatste jaren van Nero ontstond er een vrij machteloze senatoriële oppositie. We horen van betrokkenheid van de stoïcijnse filosofen, wat waar kan zijn, maar evengoed kan betekenen dat Domitianus hen had geïdentificeerd als zijn vijanden. Zijn neef Flavius Clemens werd geëxecuteerd: volgens Suetonius op valse gronden, volgens Cassius Dio omdat hij de joodse gebruiken in acht nam – en Domitianus bestrafte eenieder die de Fiscus Judaicus niet betaalde.

We lezen dat Marcus Cocceius Nerva, die in 90 voor de tweede keer consul was geweest en dat nog wel met Domitianus zelf, in ballingschap moest gaan. Dat lijkt, net zoals met de verstoting van Domitia Longina, niet lang te hebben geduurd, want Martialis zou alweer in 93 en 94 gedichten aan hem opdragen (de epigrammen 8.70 en 9.26). Als er überhaupt al sprake is geweest van ballingschap, was het óf voor 93 óf na 94. We weten alleen dat Martialis zich vrij voelde zich te associëren met de oppositie.

Zoals zo vaak is het bronnenmateriaal te ambigu om voldoende scherpte te krijgen. Het staat echter vast dat veel voorname Romeinen, die anders ambten zouden hebben bekleed, zich terugtrokken op hun landgoederen. Wie in Rome bleef, maakte snel carrière, zoals Plinius de Jongere. Afhankelijk van je perspectief waren dit opportunisten of mensen met zoveel verantwoordelijkheidsgevoel dat ze bereid waren een tiran te dienen.

Paleiscoup

De oppositie blijft op de expositie in Leiden iets onderbelicht. Ik zou ook niet goed weten hoe je zoiets moest tonen. De catalogus (hier en daar bestelbaar) en de inleiding van Wreed en pervers gaan er wel op in.

Uiteindelijk maakte een paleiscoup een einde aan Domitianus’ leven. Wellicht was de zojuist genoemde Nerva betrokken. Hij was in elk geval degene die ervan profiteerde doordat de Senaat hem erkende als de nieuwe keizer. Omdat Domitianus het als keizer feitelijk zo slecht niet had gedaan, was het noodzakelijk om zijn regering zo zwart mogelijk te presenteren. Dat verleende het nieuwe regime legitimiteit.

Domitianus’ reputatie was niet het enige slachtoffer. Senatoren als Plinius kregen de hun al toegezegde magistraturen nog, maar zagen hun carrière daarna enkele jaren geblokkeerd. Voor mannen van het tweede echelon, zoals Velius Rufus, liep de carrière helemaal ten einde. Afhankelijk van je perspectief kwam boontje om zijn loontje of werden de rechtvaardigen bestraft.

Deel dit:

10 gedachtes over “Domitianus (35): Dominus et deus

  1. FrankB

    “Domitianus had zich al eerder betoond als een nieuwe Meleager”
    Om eenieder er even aan te herinneren dat destijds niet alleen Hollanders konden schilderen:

    https://www.nieuwsblad.be/cnt/blkva_20120720_003

    Domitianus zou er vast mee in zijn sas zijn geweest.

    PS: ik kom hier ook alleen maar bij omdat ik in een boek van Jo Nesbø bezig ben waarin dat schilderij een rol speelt en ik de naam Meleager herken.

  2. Jacob Krekel

    Ik weet niet zo goed wat ik me bij het concept “god” moet voorstellen als het op een nog levende persoon slaat. Het is niet iets trancendents, of iets dat anders dan wij in de tijd staat, want de persoon is hier en nu aanwezig. Is het eigenlijk niet veel meer dan een soort supermens, of dier waarmee de goddelijke persoon zich associeert?
    Trouwens, ook bij personen die na hun dood worden vergoddelijkt weet ik niet zo goed wat ik me daar bij voor moet stellen. Kan zo iemand in de loop der gebeurtenissen tussenbeide komen?

    1. Transcendentaliteit was in de Oudheid geen vereiste voor een goddelijke status. De mogelijkheid bij gebeurtenissen tussenbeide te komen, is er doorgaans wel, maar het is niet per se almacht. Interessant is de tekst (uit Athene) is die erop neerkomt dat waar de goden het lieten afweten, koning Demetrios redding bracht.

      Voor het overige: wij kunnen ons eigenlijk niet goed voorstellen wat men in de Oudheid over goden dacht. Ik zou ook niet goed weten wat het is om te leven in een samenleving waarin iedereen wist wat echte honger was, wat een zuigelingensterfte van meer dan 30% betekent of wat ontrechting is. We zijn geen Romeinen, denken niet als Romeinen en – samenvattend – begrijpen er weinig van.

      1. Robbert

        Jona “wij kunnen ons niet voorstellen… Oudheid… goden”: Keith Hopkins heeft indertijd in Een Wereld vol Goden daar een interessante en zeer lezenswaardige poging toe gedaan.
        “Honger, zuigelingensterfte, ontrechting” bij de Romeinen : ik denk dat Darfur al 20 jaar behoorlijk in de buurt komt (bv. NRC van gister). Het is maar een voorbeeld. Hoezo kunnen wij dat niet begrijpen (en verafschuwen)?

        1. Ik heb nooit honger gehad. Ik lees er wel eens over, maar ik heb geen idee wat het met je doet.

          Bij ontrechting is het ergste dat ik me kan voorstellen de onbeschoftheid van de academische betaalmuren: een ergernis, zeker, maar niet meer dan dat.

          Zuigelingensterfte? Ik heb belangstelling voor tropengeneeskunde, maar ik heb nooit in een ziekenhuis gewerkt. De verslagenheid van de ouders die hun kind moeten begraven ken ik alleen in theorie.

          Het zijn allemaal dingen die in onze steenrijke westerse wereld voorkomen. Maar het is zo zeldzaam dat we eigenlijk niet weten wat het is.

          1. Robbert

            Het zijn allemaal dingen die buiten onze westerse wereld op vele plaatsen voorkomen. Je hoeft geen tropenarts te zijn geweest (zoals ik) om erover te lezen en je erin te verplaatsen. Het is erger dan je denkt. En als je denkt is het nog erger (Bert Schierbeek).

  3. René Ariens

    Vraag: Werd de status van een keizer bij overlijden vanzelfsprekend goddelijk of hebben opvolgers altijd weer post mortem hun vader goddelijk moeten verklaren voor de titel divi filius?

    1. Vergoddelijking was het voorrecht van de Senaat. Wie een (geadopteerde) verwant als opvolger had, mocht erop rekenen dat de Senaat hem zou vergoddelijken: Augustus, Claudius, Vespasianus, Titus, Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antoninus Pius, de “divi fratres” Lucius Verus en Marcus Aurelius, Septimius Severus. Plus de nodige keizerinnen, prinsen en prinsessen.

      Voor zover ik weet is alleen Marcus Aurelius door privépersonen (dus buiten de staatscultus om) vereerd.

  4. A. den Teuling

    Voorzover ik weet / mij geleerd is, werden de keizers in het oostelijk deel van het Romeinse rijk bij leven als goden vereerd, maar in het westen pas na hun overlijden. Athene is dan een grensgeval en Demetrios als redder kan natuurlijk een geval van opportunisme zijn. Als Domianus als eerste ook in het westen de titel Dominus et Deus invoerde maakte dat een einde aan de fictie van primus inter pares. Dat affront kan gevolgen hebben gehad.

Reacties zijn gesloten.